Beantwoording vragen van het lid Irrgang over CIG Biodiesel
Kamervragen | 29-05-2009 | Financieel toezicht
Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE
Ons kenmerk: FM/2009/871 U
Uw brief (kenmerk): 2009Z07228
Betreft: Beantwoording vragen van het lid Irrgang over CIG Biodiesel
Geachte voorzitter,
In antwoord op de vragen van het lid Irrgang over CIG Biodiesel, die
mij zijn toegezonden per brief van 16 april 2009, deel ik u mede dat
de vragen worden beantwoord als aangegeven in de bijlage.
Hoogachtend,
De minister van Financiën,
Wouter Bos
2009Z07228
Vragen van het lid Irrgang (SP) aan de minister van Financiën over CIG
Biodiesel. (Ingezonden 16 april 2009)
1. Heeft u kennisgenomen van het artikel over CIG Biodiesel in het
blad Quote? 1)
Ja.
2. Is er hier volgens u net als bij Madoff en Easy Life sprake van
Ponzi-fraude? Kunt u inzicht geven in de mate waarin Ponzi-fraude
voorkomt in Nederland?
Het kenmerkende van fraude is dat zaken anders worden gepresenteerd
dan dat zij in werkelijkheid zijn; getracht wordt om de fraude
verborgen te houden. Het is daarom niet mogelijk om de werkelijke mate
waarin Ponzi-fraude op dit moment in Nederland voorkomt aan te geven.
Deze fraude komt case-by-case aan het licht door signalen uit de
markt, toezicht of anderszins.
3. Is het waar dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) niet kan
ingrijpen omdat dat pas kan op het moment dat de mensen hun geld kwijt
zijn geraakt? Is het waar dat een onderzoek pas kan worden gestart
wanneer de eerste rentebetalingen worden gemist? Betekent dat, dat
wanneer de rentebetalingen volgens de overeenkomst pas na drie jaar
ingaan, er gedurende die hele periode geen onderzoek kan worden
gestart?
Allerhande signalen kunnen voor de AFM aanleiding zijn om een
onderzoek te starten zoals bijvoorbeeld signalen uit de markt of
klachten/vragen van burgers. Deze signalen kunnen de toezichthouder
eerder bereiken dan het moment dat de eerste rentebetalingen worden
gedaan. Onderzoek is aldus niet afhankelijk van het moment van het
betalen van de rente.
Indien bij de AFM naar aanleiding van het onderzoek naar een niet
onder Wft-toezicht staand fonds (zoals CIG Biodiesel) het onderbouwde
vermoeden ontstaat dat er mogelijk sprake is van oplichting en/of
valsheid in geschrifte (bijvoorbeeld bij een Ponzi-scheme) kan zij
daarvan aangifte doen bij het Openbaar Ministerie of handelen op basis
van haar bevoegdheden op grond van de Wet handhaving
consumentenbescherming (Whc). Niet alleen de AFM maar ook burgers
kunnen te allen tijde aangifte doen bij het Openbaar Ministerie (OM)
wanneer zij denken te worden opgelicht. Het OM zal dan beslissen of
verder onderzoek noodzakelijk is.
4. Maakt u zich zorgen over de steeds weer terugkomende frauduleuze
beleggingfondsen of ziet u gevallen als Palm Invest, Golden Sun
Resorts, Easy Life, Royal Dubai en nu CIG Biodiesel allemaal als
afzonderlijke incidenten?
Uiteraard maak ik mij zorgen om de problematiek van frauduleuze
fondsen. Elk geval van mogelijke fraude moet echter in beginsel
afzonderlijk worden bekeken.
5. Herinnert u zich uw antwoord op een eerdere vraag of u bereid bent
de grens van 2,5 miljoen euro flink te verlagen, waarin u verwees naar
de wens van de Tweede Kamer om Europese richtlijnen niet breder te
implementeren dan noodzakelijk? 2) Is dat de voornaamste reden waarom
u geen nationale regels wilt stellen voor aanbiedingen onder EUR 2,5
miljoen? Wat is hier het standpunt van het kabinet zelf? Is een
bredere interpretatie van de richtlijn in dit geval niet noodzakelijk
om misbruik tegen te gaan?
(Antwoord: zie vraag 8)
6. Deelt u de mening dat het beleid waaraan u refereert ten aanzien
van Europese regels de beleidsruimte beperkt voor de Nederlandse
overheid voor het verbeteren van de regels ter bescherming van
consumenten?
(Antwoord: zie vraag 8)
7. Wat was de oorspronkelijke reden waarom er in het kader van de
harmonisatie in de prospectusrichtlijn is gekozen voor de grens van
2,5 miljoen euro? Waarom was er volgens de richtlijn onder die grens
geen verplichting nodig tot het publiceren van een prospectus?
De grens van EUR 2,5 miljoen is ingegeven door het feit dat het bij
uitgiftes van effecten met een totale tegenwaarde onder die grens niet
proportioneel is om te vereisen dat een prospectus wordt opgesteld. De
kosten van het opstellen van een prospectus kunnen aanzienlijk zijn.
Deze grens is bedoeld om kleine en middelgrote ondernemingen in staat
te stellen vermogen aan te trekken terwijl de lasten beperkt blijven.
8. Nu u in antwoord op onze eerdere vragen heeft vastgesteld dat er
vaker gebruik wordt gemaakt van de 2,5 miljoen grens dan verwacht en u
zelf heeft vastgesteld dat er gebruik wordt gemaakt van de
prospectusvrijstelling op een wijze die niet de bedoeling is, ligt het
dan niet voor de hand dat u dan ook maatregelen neemt om dat te
voorkomen? Welke maatregelen stelt u voor?
5, 6 en 8: Het breder implementeren van een richtlijn dan noodzakelijk
kan een belemmering inhouden voor de intracommunautaire handel. In het
algemeen is de regering er om die reden voorstander van om zo weinig
mogelijk barrières op te werpen tegen het functioneren van de interne
markt. Daarmee voldoet de regering ook aan de wens van het parlement.
Totale harmonisatie van een onderwerp door een Europese richtlijn is
de manier bij uitstek om enerzijds te bewerkstelligen dat de interne
markt goed functioneert, terwijl anderzijds rekening wordt gehouden
met de verschillen tussen de wijze van wetgeving in de verschillende
lidstaten. Totale harmonisatie brengt onvermijdelijk met zich dat op
het geharmoniseerde terrein geen nationale regels meer kunnen worden
gesteld. Het geniet mijn voorkeur om geconstateerde onregelmatigheden
die voortvloeien uit de grens van de reikwijdte van een richtlijn op
Europees niveau ter sprake te brengen. Nederland heeft dit aspect dan
ook ingebracht bij de evaluatie van de Prospectusrichtlijn die de
Europese Commissie recent heeft uitgevoerd. Enerzijds heeft Nederland
gepleit voor een verhoging, ten minste een verdubbeling, van de EUR
50.000-grens. Anderzijds heeft Nederland het oneigenlijk gebruik
van de EUR 2,5-miljoen-grens aan de orde gesteld en verzocht om nadere
uitwerking van deze bepaling teneinde misbruik daarvan te voorkomen.
Momenteel verwerkt de Europese Commissie het ingebrachte commentaar
van de Lidstaten, waarna onderhandelingen over een herziening van de
Prospectusrichtlijn zullen starten.
Het ligt in de bedoeling dat binnenkort een wetsvoorstel aanhangig
wordt gemaakt bij Uw Kamer waarin wordt voorgesteld de AFM de
bevoegdheid te geven vormvoorschriften op te stellen ten aanzien van
de vrijstellingsmelding (het `wildwestbordje') die bij een aanbieding
van effecten moet worden gegeven teneinde gebruik te kunnen maken van
een aantal vrijstellingen of uitzonderingen van de prospectusplicht.
9. Is het geconstateerde ongewenste gebruik van de vrijstelling voor
de AFM een aanleiding geweest om de fondsen waar dat aan de hand was
aan een nader onderzoek te onderwerpen?
Alle signalen die de AFM ontvangt, worden beoordeeld en geprioriteerd
(hierbij worden tevens de eerdere signalen over een instelling
meegewogen). Afhankelijk van de prioritering worden de signalen
opgepakt. Overigens kan - ook wanneer sprake is van een juist gebruik
van de vrijstelling - op basis van de beschikbare informatie alsnog
een onderzoek in het kader van de Whc worden opgestart aangezien de
Whc ook van toepassing is als men vrijgesteld is van de Wft. Het
spreekt voor zich dat de AFM hieraan veel aandacht besteedt.
10. Indien een beleggingsfonds een prospectus naar buiten brengt dat
niet gecontroleerd is door de AFM, is de AFM dan in staat om daar
direct een stokje voor te steken of moet daar eerst een uitgebreid
onderzoek aan voorafgaan?
De beheerder van een beleggingsinstelling is op grond van de Wft in
beginsel verplicht te beschikken over een vergunning. Een
beleggingsinstelling die een prospectus uitgeeft, hoeft dit prospectus
niet vooraf te laten goedkeuren door de AFM, tenzij de
deelnemingsrechten kwalificeren als effecten zoals bedoeld in de
prospectusrichtlijn. Er worden echter wel eisen gesteld aan de inhoud
van het prospectus. De AFM kan in het kader van het lopend toezicht op
de beheerder het prospectus van de beleggingsinstelling achteraf
toetsen.
Bij uitgifte van effecten als bedoeld in de prospectusrichtlijn dient,
voor zover er geen sprake is van een vrijstelling of uitzondering, het
prospectus te worden goedgekeurd door de AFM. Indien er wel sprake is
van een vrijstelling of uitzondering op de prospectusplicht kan de AFM
naar aanleiding van signalen uit hoofde van de Whc een onderzoek
starten indien een consument in de transactie is betrokken.
Als de AFM een maatregel neemt (bijvoorbeeld om een effectenuitgifte
zonder goedgekeurd prospectus te stoppen), moet zij die goed kunnen
onderbouwen (de algemene beginselen van behoorlijk bestuur). De
diepgang en doorlooptijd van het daarvoor benodigde onderzoek
verschilt sterk per situatie.
11. Indien een beleggingsfonds klanten aantrekt door een andere grote
partij te noemen die ook instapt, wanneer is dat voor de AFM
aanleiding om na te gaan wie er achter deze partijen schuil gaan?
Op het moment dat vermoed wordt dat sprake is van misleiding.
12. Kunt alsnog antwoord geven op de vraag die eerder aan u is gesteld
en die u ten onrechte interpreteerde als een vraag of de AFM wel
voldoende in staat is adequaat toezicht te houden, te weten "Deelt u
de mening dat de AFM veel beter in staat zou moeten zijn om fraude en
misleiding bij beleggingsfondsen op te sporen dan de individuele
beleggers?" 2)
De AFM is een toezichthouder en geen opsporingsinstantie. Dit brengt
met zich mee dat de AFM ook geen opsporingsbevoegdheden heeft. Zoals
ik in mijn antwoorden op uw vragen over het toezicht op
beleggingsfondsen al aangaf, is er geen reden om aan te nemen dat de
toezichtbevoegdheden van de AFM op dit vlak onvoldoende zijn. De AFM
is dankzij haar toezichtsinstrumentarium beter ingericht op het
doorzien van fondsen dan de individuele belegger.
13. Hoe komt u tot uw waarneming dat marktpartijen zelf altijd
voldoende in staat zijn om vast te stellen of er sprake is van een
frauduleus beleggingsfonds, aan de hand waarvan u eerder argumenteerde
dat meer toezicht niet nodig is? Is hier de wens de vader van de
gedachte of is het gebaseerd op de huidige praktijk?
Ik heb niet kunnen achterhalen op welke waarneming u doelt. Zowel
kleine als professionele beleggers zijn niet altijd in staat om fraude
te doorzien. Ik hecht eraan om te benadrukken dat er geen exclusief
verband bestaat tussen fraude en het gedeelte van de financiële
markten waar geen toezicht wordt gehouden. Bovendien betekent het feit
dat toezicht wordt gehouden op een bepaald deel van de financiële
markten niet dat fraude daardoor kan worden uitgesloten. Om fraude
tegen te gaan bestaat naast het Wetboek van strafrecht sinds enige
tijd ook de Wet handhaving consumentenbescherming, waarin in oktober
2008 de richtlijn Oneerlijke handelspraktijken is geïmplementeerd.
Op basis hiervan heeft de AFM bevoegdheden gekregen om repressief
toezicht te houden op een correcte informatievoorziening door
financiële ondernemingen die niet anderszins onder toezicht staan en
waarbij een consument bij de overeenkomst betrokken is.
14. Hoeveel prospectussen zijn er de afgelopen jaren gepubliceerd voor
vastgoedbeleggingen? Geldt voor beleggingsfondsen waar niet is belegd
in vastgoed ook dat er in 4 van de 5 gevallen gebruik is gemaakt van
de vrijstelling van de prospectus?
Een ruwe schatting leert ons dat er in 2007 circa 115 vastgoedemissies
hebben plaatsgevonden. In 2008 werden de inschrijftermijnen van
vastgoedbeleggingen vaak verlengd. Dit is een teken dat de
vastgoedsector meer moeite had om geld aan te trekken en de
verwachting is dan ook dat het aantal emissies in 2008 lager uitvalt
dan in 2007.
Ook bij de scheepvaart-CV's (en in het verleden de film-CV's) zien we
dat de meeste partijen gebruik maken van vrijstellingen. Voor de
breder georiënteerde beleggingsfondsen veronderstelt de AFM dat er
veel minder gebruik wordt gemaakt van vrijstellingen, al heeft ze
hierover geen harde cijfers.
15. Hoe vaak heeft de AFM de afgelopen drie jaar een aangifte gedaan
in verband met ontbreken van een goedgekeurde prospectus, een onjuiste
prospectus of het ten onrechte doen voorkomen alsof er sprake is van
een door de AFM goedgekeurde prospectus?
De AFM heeft de laatste jaren circa 7 aangiftes per jaar gedaan met
betrekking tot illegale financiële activiteiten. Hiervan betreffen 2 à
3 aangiftes per jaar niet-vrijgestelde fondsen die aanboden zonder een
goedgekeurd prospectus.
1) Quote, 7 april 2009: "CIG Biodiesel het nieuwe Easy Life?"
2) Aanhangsel Handelingen, 2008-2009, nr. 1049
Zie hiervoor verder de beantwoording van de vragen van het lid
Bashir over Partrust en andere mogelijke omvangrijke beleggingsfraudes
(datum heden).
Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad
betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens
consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn
84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG
van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr.
2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad ("Richtlijn oneerlijke
handelspraktijken")
Zie hiervoor verder de beantwoording van de vragen van het lid
Bashir over Partrust en andere mogelijke omvangrijke beleggingsfraudes
(datum heden).
Meer informatie
* Beantwoording vragen van het lid Irrgang over CIG Biodiesel
Kamervragen | 29-05-2009 | PDF bestand, 41 Kb
Zie het origineel
Verwante dossiers
* Financieel toezicht
Ministerie van Financiën