1 1
> Retouradres: Postbus 20901, 2500 EX Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Plesmanweg 1-6
der Staten-Generaal 2597 JG Den Haag
Binnenhof 4 Postbus 20901
2500 EX Den Haag
2513 AA DEN HAAG T 070 351 61 71
F 070 351 78 95
Contactpersoon
---
T -
Ons kenmerk
VenW/DGMo-2009/4555
Uw kenmerk
Datum 29 mei 2009 -
Onderwerp Extern onderzoek CBR Bijlage(n)
---
Geachte voorzitter,
In vervolg op mijn brief van 23 april jl. doe ik u hierbij het herziene assurance
rapport toekomen van het externe onderzoek dat in opdracht van de Raad van
Toezicht van het CBR door Ernst & Young is uitgevoerd naar de beweringen van
de Ondernemingsraad van het CBR. In het herziene assurance rapport zijn de
resultaten verwerkt van het onderzoek naar de aanvullende informatie waar ik in
mijn brief van 23 april aan refereer en die de Ondernemingsraad van het CBR aan
Ernst & Young heeft overhandigd. De bijbehorende onderliggende stukken stuur ik
u hierbij tevens toe.
Ernst & Young komt in haar rapport tot de conclusie dat vier van de vijf
beweringen van de Ondernemingsraad ongegrond zijn en dat één bewering
gegrond is. Tevens komt een aantal verbetermogelijkheden naar voren ten
aanzien van de interne beheersingsmaatregelen van het CBR.
Het gegrond zijn van betreffende bewering brengt met zich mee dat in 2008
vorderingsdossiers na een interne beoordeling door het CBR voortijdig zijn
stopgezet. Ik ben van mening dat dit onvoldoende zorgvuldig is gebeurd.
Vanwege het mogelijke gevaar voor de verkeersveiligheid vind ik deze gang van
zaken niet verdedigbaar. Onderstaand wil ik u per bewering mijn standpunt
toelichten waarna ik tot een eindconclusie en te treffen maatregelen kom.
Bewering 1
Ernst & Young geeft in haar rapportage aan dat ten aanzien van het afgeven van
geschiktheidstermijnen en rijbewijscategorieën er sprake is van een beperkt
aantal incidentele procedurefouten en komt tot de conclusie dat bewering 1
ongegrond is. Ik onderschrijf deze conclusie.
Bewering 2
Ten aanzien van de tijdigheid van het afgeven van verklaringen van geschiktheid,
komt Ernst & Young tot de conclusie dat deze voor ca. 98% van de
geschiktheidsverklaringen tijdig wordt afgegeven. Hierbij gaat het CBR uit van
een termijn van 4 maanden. Ik ben van mening dat het CBR bij het afgeven van
de geschiktheidsverklaringen op grond van het advies van de Nationale
Ombudsman in de toekomst weliswaar uit mag gaan van een termijn van 4
maanden, maar dat daarbij een percentage van 100% moet worden nagestreefd
a
Pagina 1 van 4
in plaats van het percentage van 98% dat het CBR hanteert. In het kader van het
Datum
vaststellen van prestatie-indicatoren zullen afspraken met het CBR worden
gemaakt om de interne normen van het CBR om te vormen naar externe normen. Ons kenmerk
Voor de onderhavige periode van het onderzoek gold echter nog een interne norm VenW/DGMo-2009/4555
van het CBR van 95% afhandeling binnen drie maanden. Ik ben van mening dat
het CBR niet met terugwerkende kracht een ruimere norm kan hanteren.
Bewering 3
Voor wat betreft het niet af kunnen geven van de gewenste documenten door
gemeenten als gevolg van verkeerde tenaamstelling constateert Ernst & Young
dat het CBR uitsluitend op basis van het Burger Service Nummer met de RDW
communiceert en dat de tenaamstelling via de gemeenten op basis van het
Burger Service Nummer plaatsvindt. Het Burger Service Nummer is op haar beurt
gekoppeld aan de gegevens die in het Gemeentelijke Basis Administratie zijn
vastgelegd. Zodoende is een juiste tenaamstelling gewaarborgd. Ernst & Young
concludeert dat de bewering derhalve ongegrond is. Ik deel deze conclusie.
Bewering 4
Bewering 4 heeft betrekking op het stopzetten van vorderingsprocedures als
gevolg waarvan bijvoorbeeld alcoholgebruik zonder gevolg zou zijn gebleven voor
de rijbevoegdheid van betrokkenen. Deze bewering is door Ernst & Young
gegrond bevonden. In zijn algemeenheid onderschrijf ik deze conclusie. Ik hecht
er wel aan om de consequenties hiervan voor de verkeersveiligheid nader te
duiden.
Ernst & Young concludeert dat in circa 12 gevallen, waarbij het rijbewijs op grond
van de ernst van de overtreding was geschorst, de vorderingsprocedure door het
CBR niet had mogen worden stopgezet. Ernst & Young geeft aan dat het
individuele effect op de verkeersveiligheid niet vastgesteld kan worden. Gelet op
het feit dat schorsingszaken bijna altijd leiden tot ongeldigverklaring van het
rijbewijs, ben ik van mening dat als gevolg van het stopzetten van deze 12
vorderingsprocedures de verkeersveiligheid mogelijk in gevaar is gebracht.
Verder concludeert Ernst & Young dat in ca. 250 gevallen als gevolg van het
stopzetten van de vorderingsprocedure de betreffende gevorderden geen
geschiktheidsonderzoek hebben ondergaan als gevolg waarvan de
verkeersveiligheid mogelijk in gevaar is gebracht. Dit onderschrijf ik.
Tevens concludeert Ernst & Young dat in ca. 250 gevallen als gevolg van het
stopzetten van de vorderingsprocedure de betreffende gevorderden geen
Educatieve Maatregel hebben gevolgd. Ernst & Young geeft op basis van het
normenkader van het CBR aan dat dit geen effect heeft voor de
verkeersveiligheid. Gelet op het feit dat de EMA een maatregel is die een bepaald
leereffect beoogt waarmee de kans op recidive wordt verkleind en op langere
termijn de verkeersveiligheid wordt verbeterd, ben ik van mening dat als gevolg
van het stopzetten van deze EMA-dossiers de verkeersveiligheid mogelijk in
gevaar is gebracht.
Tenslotte komt Ernst & Young tot de conclusie dat het CBR bij de beoordeling van
het wel of niet stopzetten van een groot aantal vorderingsdossiers waarop meer
dan 6 maanden geen activiteit heeft plaatsgevonden een beoordeling heeft
gemaakt die niet volgens een systematische procedure in alle dossiers zichtbaar is
vastgelegd waardoor het moeilijk is om te beoordelen of het CBR een juiste
afweging heeft gemaakt. Dit vind ik niet acceptabel.
Pagina 2 van 4
Bewering 5
Datum
Ernst & Young komt tot de conclusie dat medische dossiers als gevolg van de
procesgang tijdelijk niet benaderbaar kunnen zijn, maar dat er geen sprake is van Ons kenmerk
het zoekraken van ca. 5000 medische dossiers. Bewering 5 wordt derhalve VenW/DGMo-2009/4555
ongegrond verklaard. Ook deze conclusie onderschrijf ik.
Maatregelen
Zoals ik in het interpellatiedebat op 12 maart jl. heb aangegeven, heeft het CBR
sinds mijn aanwijzing in april 2008 een aantal tijdelijke maatregelen genomen als
gevolg waarvan de prestaties en de doorlooptijden inmiddels aanzienlijk zijn
verbeterd. Ondertussen blijft het CBR werken aan een continue en structurele
verbetering van de dienstverlening. In dat kader heeft de directie van het CBR
besloten een aantal bedrijfsprocessen te centraliseren en verder te stroomlijnen
voor de uitvoering waarvan een reorganisatie noodzakelijk is. De uitkomsten van
het onderzoek onderstrepen wat mij betreft de noodzaak van deze reorganisatie.
Ik vind dan ook dat de reorganisatie van het CBR doorgang moet vinden vanwege
het belang voor de verdere structurele verbetering van de prestaties van het CBR
die hiermee al in gang is gezet.
Gelet op het gegrond zijn van bewering 4 ben ik echter van mening dat er voor
wat betreft het stopzetten van de vorderingsdossiers één en ander onvoldoende
zorgvuldig is gebeurd. Vanwege het mogelijke risico voor de verkeersveiligheid
vind ik deze gang van zaken niet verdedigbaar. Vanuit de bevoegdheden die ik als
Minister van Verkeer en Waterstaat heb, heb ik de voorzitter van de Raad van
Toezicht van het CBR in een overleg dan ook met klem verzocht om passende
maatregelen te treffen in relatie tot de verantwoordelijkheid van betrokkenen. De
Raad van Toezicht heeft mij laten weten dat passende maatregelen zijn getroffen
die mij adequaat en afdoende lijken.
Overige maatregelen
Voor de verdere verbetering van het functioneren van het vorderingsproces en de
tijdige afgifte van verklaringen van geschiktheid is in het rapport een aantal
verbetermogelijkheden naar voren gekomen. Dit betreft bijvoorbeeld de
implementatie van nieuwe automatiseringssystemen, de registratie van
aanvragen en de registratie van besluitvormingsprocessen. De directie en de Raad
van Toezicht hebben naar aanleiding van die verbetermogelijkheden maatregelen
getroffen. Zo is onder meer besloten om een formeel besluitvormingsproces in te
richten voor het stopzetten van vorderingsdossier, waarmee extra waarborgen
worden gecreërd zodat bijvoorbeeld het onterecht stopzetten van
vorderingsprocedures waarbij het rijbewijs op grond van de overtreding direct
geschorst wordt, zich niet meer zal voordoen. De getroffen maatregelen
onderschrijf ik. Om in de toekomst een zorgvuldige en tijdige uitvoering van
vorderingsprocessen en aanvragen van verklaringen van geschiktheid te
garanderen, heb ik de directie een aanwijzing gegeven waarmee ik:
· het CBR opdraag er op toe te zien dat het opleggen van
geschiktheidsonderzoeken dan wel educatieve maatregelen naar
aanleiding van een mededeling van de politie binnen de daarvoor
vastgestelde wettelijke termijnen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd;
· het CBR opdraag bij de in de brief van de Raad van Toezicht toegezegde
inrichting voor een formeel besluitvormingstraject voor het stopzetten van
dossiers ook te zorgen voor een goede schriftelijke vastlegging daarvan;
Pagina 3 van 4
· het CBR opdraag om maatregelen te treffen om de geconstateerde Datum
systematische procedurefouten voor het afgeven van verklaringen van
geschiktheid weg te nemen. Ons kenmerk
VenW/DGMo-2009/4555
Het CBR is hiermee in staat om het reeds ingezette verbeterproces ten aanzien
van de vorderingsprocedure verder voort te zetten en zal de komende periode de
Raad van Toezicht en mij regelmatig rapporteren over de getroffen maatregelen
en de effecten daarvan op dit terrein.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
ir. Camiel Eurlings
Pagina 4 van 4
Ministerie van Verkeer en Waterstaat