Rapport
aan
Raad van Toezicht
Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)
Onderzoek naar aanleiding van de wederhoor reactie van de
OR d.d. 8 april 2009
Ernst & Young Accountants LLP
Wassenaarseweg 80
2596 CZ Den Haag
Postbus 90636
2509 LP Den Haag
Tel.: +31 (0) 70 - 328 6666
Fax: +31 (0) 70 - 324 4003
www.ey.nl
VERTROUWELIJK
Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen
Raad van Toezicht,
t.a.v. de voorzitter, de heer E.A. van Amerongen
Postbus 5301
2280 HH RIJSWIJK
Den Haag, 18 mei 2009 60262922-20397622-1489
Betreft: Rapport inzake verrichte specifieke werkzaamheden naar aanleiding van de
wederhoor reactie van de OR d.d. 8 april 2009
Geachte heer Van Amerongen,
Overeenkomstig uw opdracht d.d. 1 mei 2009 hebben wij onderzoek verricht naar aanleiding
van de wederhoor reactie van de OR d.d. 8 april 2009, pagina 11, punten 10 en 11. In deze
rapportage hebben wij onze bevindingen opgenomen.
Wij hebben ons onderzoek gericht op het inventariseren en onderzoeken van de vorderingen-
dossiers die de OR ons op 28 april 2009 heeft aangeleverd naar aanleiding van de wederhoor
reactie, pagina 11, punten 10 en 11. Ons onderzoek heeft zich niet gericht op de totale
organisatie van het CBR en is derhalve niet uitgevoerd om alle onvolkomenheden in de organi-
satie te ontdekken. Gezien de volgtijdelijkheid van de aangeleverde informatie maakt dit
onderzoek geen deel uit van, dan wel is geen aanvulling of correctie op het door ons uitge-
voerde assurance-rapport d.d. 8 april 2009. Op basis van de feitelijke bevindingen van dit
onderzoek zullen wij het assurance-rapport d.d. 8 april 2009 aanpassen en als herziene versie
uitbrengen.
Het concept rapport inzake ons onderzoek hebben wij achtereenvolgens voor hoor en weder-
hoor voorgelegd aan de ondernemingsraad van het CBR en haar adviseurs en de directie van
het CBR. Wij hebben de reactie van de ondernemingsraad en de directie voorzover van
toepassing verwerkt in het rapport en voor de inzichtelijkheid integraal als respectievelijk
bijlage 2 en bijlage 3 aan dit rapport toegevoegd.
Wij vertrouwen u hiermee van dienst te zijn geweest. Tot het verstrekken van nadere inlich-
tingen zijn wij desgevraagd gaarne bereid.
Hoogachtend,
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. drs. M.E. Westerhout van Kimmenade RA MGA
Ernst & Young Accountants LLP is een limited liability partnership gevestigd in Engeland en Wales met registratienummer OC335594. In relatie tot
Ernst & Young Accountants LLP wordt de term partner gebruikt voor een (vertegenwoordiger van een) vennoot van Ernst & Young Accountants LLP.
Ernst & Young Accountants LLP is statutair gevestigd te Lambeth Palace Road 1, London SE1 7EU, Verenigd Koninkrijk, heeft haar hoofdvestiging aan
Boompjes 258, 3011 XZ Rotterdam, Nederland en is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel Rotterdam onder nummer 24432944. Op onze
werkzaamheden zijn algemene voorwaarden van toepassing, waarin een beperking van de aansprakelijkheid is opgenomen. Deze algemene
voorwaarden zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel Rotterdam en zijn in te zien op www.ey.nl.
Inhoudsopgave
1 Inleiding 1
1.1 Aanleiding onderzoek 1
1.2 Vraagstelling onderzoek 2
1.3 Reikwijdte van het onderzoek 2
1.4 Aarde en reikwijdte van de verrichte werkzaamheden 2
1.5 Onderzoeksaanpak 3
1.6 Inherente beperkingen 4
1.6.1 Overtredingen per bromfiets 4
1.6.2 GBA gegevens 5
1.7 Door het CBR gehanteerde systemen 5
1.8 Indeling rapportage 5
2 Identificatie lijstwerk OR waarop de overeengekomen
werkzaamheden zijn toegepast 6
3 Bevindingen 7
3.1 Bevindingen afstemming lijstwerk 7
3.1.1 Totaal overzicht aanvullende dossiers OR 7
3.1.2 Mededelingen van de politie 8
3.1.3 Dossiers status `overig' 8
3.1.4 Dossiers status zonder besluitregel 9
3.1.5 Recapitulatie onderzocht lijstwerk OR 9
3.1.6 Afstemming lijstwerk Ernst & Young en lijstwerk OR 10
3.2 Bevindingen onderzoeksdossiers 11
3.2.1 Bevindingen juistheid interne en externe oorzaken stopgezette onderzoeksdossiers 11
3.2.2 Bevindingen 247 nieuwe stopgezette onderzoeksdossiers 13
3.3 Bevindingen EMA-dossiers 15
3.3.1 Bevindingen juistheid interne en externe oorzaken stopgezette EMA-dossiers 15
3.3.2 Bevindingen 221 nieuwe stopgezette EMA-dossiers 16
3.4 Recapitulatie bevindingen 18
Bijlagen
1 Overzicht van in het onderzoek gesproken personen
2 Wederhoor reactie OR
3 Wederhoor reactie directie
---
1 Inleiding
1.1 Aanleiding onderzoek
In opdracht van de Raad van toezicht van het CBR heeft Ernst & Young Accountants LLP
(hierna Ernst & Young) een onderzoek ingesteld inzake de beweringen van de OR in brief d.d.
20 februari 2009. Dit onderzoek is gerapporteerd in het op 8 april 2009 uitgebrachte
assurance rapport, dat op 8 april 2009 in de Raad van Toezicht is behandeld.
De OR heeft op pagina 11 van haar definitieve wederhoor reactie d.d. 8 april 2009 op ons
concept Assurance rapport inzake "Onderzoek inzake beweringen van de OR in brief d.d.
20 februari 2009" melding gemaakt van ondermeer de onderstaande punten 10 en 11. Hierin
is het volgende opgenomen:
10. Het door Ernst & Young genoemde getal van 193 `onderzoeksdossiers' is niet juist. Dit
moeten er 650 zijn. Indien bronbescherming ten volle is gewaarborgd, kan de onder-
nemingsraad een lijst met naam en toenaam aan Ernst & Young te verstrekken om deze
vervolgens tezamen te vergelijken met de lijst waar Ernst & Young over zou beschikken.
Daar komt bij dat een dergelijke beoordeling van dossiers zich niet verdraagt met de
publieke taken die het CBR door de overheid zijn opgelegd. Bovendien is niet onderzocht
of dergelijke beoordelingen juist zijn geweest. Het heeft er veeleer de schijn van dat de
beëindiging enkel en alleen is ingegeven door tijdsverloop.
11. Ook het door Ernst & Young genoemde getal van 202 `EMA-dossiers' is niet juist. Dit
moeten er tenminste 400 zijn. Indien bronbescherming ten volle is gewaarborgd, kan de
ondernemingsraad een lijst met naam en toenaam aan Ernst & Young verstrekken om
deze vervolgens tezamen te vergelijken met de lijst waar Ernst & Young over zou
beschikken. In ieder geval staat op dit moment vast dat de tenminste 202 EMA-dossiers
uitsluitend zijn beëindigd omwille van tijdsverloop. Om wat voor gevallen het gaat, heeft
de ondernemingsraad hiervoor onder punt 3 aangegeven.
Gezien het feit dat de OR ondanks eerder verzoeken daartoe de haar ter beschikking staande
gegevens niet heeft willen opleveren waren wij niet in staat om gebruik te maken van deze
gegevens in ons onderzoek. Wij hebben het assurance rapport uitgebracht onder vermelding
van inherente beperkingen op dit punt. Na het uitbrengen van het assurance rapport is
wederom de vraag aan de orde gekomen wat de impact is van de opmerkingen van de OR ten
aanzien van de aspecten zoals genoemd onder punt 10 en 11 van de wederhoorreactie.
Op verzoek van de Raad van Toezicht is door de OR alsnog inzicht verschaft in de achter-
liggende informatie waarop de OR haar bewering 4 inzake het stopzetten van tenminste 1.000
vorderingenprocedures heeft gebaseerd.
---
1.2 Vraagstelling onderzoek
Uit de definitieve wederhoor reactie van de OR d.d. 8 april 2009 op pagina 11 , de punten 10
en 11, hebben wij overeenkomstig de opdrachtbevestiging van de raad van Toezicht van het
CBR de volgende vraagstelling ontleend:
Onderzoeksdossiers (punt 10)
1 Onderzoek het door de OR geleverde lijstwerk met 650 onderzoeksdossiers op juistheid
en rapporteer over de afstemming met het door Ernst & Young in het rapport d.d. 8 april
2009 benoemde aantal ad circa 190 onderzoeksdossiers.
2 Verdraagt stopzetting van dossiers zich met de publieke taken die het CBR door de
overheid zijn opgelegd?
3 Ga de oorzaak van stopzetting van onderzoeksdossiers na en stel vast welke interne
oorzaken hieraan ten grondslag hebben gelegen en / of beëindiging enkel en alleen is
ingegeven door tijdsverloop.
EMA-dossiers (punt 11)
4 Onderzoek het door de OR geleverde lijstwerk met 400 EMA-dossiers op juistheid en
rapporteer over de afstemming met het door Ernst & Young in het rapport d.d. 8 april
2009 benoemde aantal van circa 200 EMA-dossiers.
5 Ga de oorzaak van stopzetting van EMA-dossiers na en stel vast welke interne oorzaken
hieraan ten grondslag hebben gelegen en / of beëindiging enkel en alleen is ingegeven
door tijdsverloop.
Wij hebben met u afgestemd dat vraag 2 niet binnen de scope van onze werkzaamheden ligt
en van een geheel andere aard is dan de overige vragen. Wij hebben deze vraag overeen-
komstig de opdrachtbevestiging niet in ons onderzoek betrokken.
1.3 Reikwijdte van het onderzoek
Conform de door u aan ons verleende opdracht hebben wij een aantal specifieke werkzaam-
heden verricht met betrekking tot de hiervoor opgenomen vraagstelling zoals omschreven in
onze opdrachtbrief van 1 mei 2009. Het gaat dan om de onderzoeksvragen 1, 3, 4 en 5 zoals
in de voorgaande paragraaf vermeld. Deze rapportage bevat de uitkomsten van deze werk-
zaamheden.
1.4 Aarde en reikwijdte van de verrichte werkzaamheden
Wij hebben onze werkzaamheden verricht in overeenstemming met Nederlands recht.
Het doel van deze opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaam-
heden is het verrichten van die werkzaamheden die wij met de Raad van Toezicht van het CBR
zijn overeengekomen en zoals beschreven onder paragraaf 1.5 van dit rapport - en het
rapporteren over de feitelijke bevindingen.
---
Aangezien wij slechts verslag doen van feitelijke bevindingen uit hoofde van de met de Raad
van Toezicht van het CBR overeengekomen werkzaamheden, betekent dit dat op het opge-
nomen cijfermateriaal en toelichtingen geen accountantscontrole is toegepast en dat evenmin
een beoordelingsopdracht is uitgevoerd. Dit houdt in dat aan onze rapportage geen zekerheid
kan worden ontleend omtrent de getrouwheid van het opgenomen cijfermateriaal en toelich-
tingen daarop.
Het is de bedoeling dat u zelf een oordeel vormt over de werkzaamheden en over de in dit
rapport weergegeven bevindingen en op basis daarvan uw eigen conclusie trekt.
Wij wijzen u er op dat indien wij aanvullende werkzaamheden zouden hebben verricht of een
controle- of beoordelingsopdracht zouden hebben uitgevoerd, wellicht andere onderwerpen
zouden zijn geconstateerd die voor rapportering in aanmerking zouden zijn gekomen.
1.5 Onderzoeksaanpak
Wij hebben op hoofdlijnen de volgende werkzaamheden verricht ter beantwoording van de
hiervoor opgenomen onderzoeksvragen 1,3, 4 en 5:
Stem lijstwerk OR af met lijstwerk dat door Ernst & Young is gehanteerd in het kader van
het onderzoek naar de juistheid van bewering 4 van de OR.
Analyseer de verschillen naar ontstaan / herkomst van het dossier alsook naar reden van
stopzetting.
Onderzoek per dossier door middel van detailcontroles de juistheid van de externe en
interne oorzaken van stopzetting.
Rapporteer omtrent de uitkomsten naar aanleiding van de uitgevoerde onderzoeks-
werkzaamheden.
Bij het onderzoek zijn met name medewerkers betrokken van de divisie Vorderingen van het
CBR.
In het kader van ons onderzoek hebben wij de vorderingendossiers ingezien. Daarbij hebben
wij de medewerking verkregen van medewerkers van het CBR. Wij staan niet in voor de inhou-
delijke beoordeling inzake het vorderingsproces en de daaropvolgende besluitvorming van het
CBR tot oplegging van een onderzoek, vordering of stopzetting van de procedure omdat wij
hier op grond van onze deskundigheid niet toe in staat zijn. Zo hebben wij geconstateerd dat in
sommige dossiers een besluit tot onderzoek is gewijzigd in een EMA procedure. Omdat wij op
grond van onze deskundigheid niet in staat zijn de juistheid van een dergelijk besluit te beoor-
delen, hebben wij deze inhoudelijke beoordeling in het vorderingenproces niet betrokken in
ons onderzoek.
Onze detailbevindingen hebben wij eerst geverifieerd met betrokkenen van de OR en vervol-
gens met het CBR. In bijlage 1 van dit rapport hebben wij een overzicht opgenomen van de in
het onderzoek gesproken personen.
Wij hebben het concept rapport inzake ons onderzoek achtereenvolgens voor hoor en weder-
hoor voorgelegd aan de OR en de directie van het CBR. Wij hebben de reactie van de onder-
nemingsraad als van de directie voorzover van toepassing verwerkt in het rapport en zonodig
hebben wij aanvullende werkzaamheden verricht.
---
1.6 Inherente beperkingen
1.6.1 Overtredingen per bromfiets
In het kader ons onderzoek is gebleken dat het CBR vorderingenprocedures stopzet nadat
blijkt dat de overtreding is begaan op een bromfiets. Het CBR verwijst daarbij naar de inter-
pretatie van de artikelen 130 en 131 van de Wegenverkeerswet 1994 en de Regeling
Maatregelen rijvaardigheid en rijgeschiktheid, waarin is bepaald dat een vorderingprocedure
zich richt op de rijgeschiktheid en rijvaardigheid van een bestuurder van een motorvoertuig
(waaronder een bromfiets). Het CBR hanteert daarbij de volgende visie:
`Gelet op het feit dat de vorderingsprocedure op basis van bovengenoemde artikelen dient te
starten met een vermoeden van niet rijvaardigheid dan wel niet geschiktheid (ongeschikt-
heid) en er geen rijvaardigheidseisen/geschiktheidseisen gelden voor de categorie AM, kan in
geval van een eenmalige aanhouding op een bromfiets, geen vorderingsprocedure worden
opgestart. Immers, de vorderingsprocedure toetst op basis van het gestelde vermoeden juist
de geschiktheid of rijvaardigheid. Indien die niet gelden voor de categorie AM kan de
vorderingsprocedure haar doel dan ook niet uitoefenen. Immers een ongeldigverklaring moet
gebaseerd worden op een gebleken niet rijvaardigheid of geschiktheid, als dat niet getoetst
kan worden, kan het ook niet bevestigd worden. Overigens is het zo dat, in relatie tot artikel 2
lid 2 van de regeling, voor een bromfiets tot 1 oktober 2009 geen rijbewijs is vereist, maar
kan worden volstaan met een bromfietscertificaat.'
Wij merken op dat publieke berichtgeving andere interpretaties toont inzake rijden onder
invloed op een bromfiets. Omdat wij onvoldoende expertise hebben om de interpretatie inzake
rijvaardigheid en rijgeschiktheid, zoals opgenomen in de benoemde wet- en regelgeving in
relatie tot publieke berichtgeving alsook de interpretatie die het CBR hieraan geeft, goed uit te
voeren hebben wij hierover vragen voorgelegd aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Dit heeft geleid tot het volgende antwoord:
`Als een bestuurder alleen in het bezit is van een AM-rijbewijs en hij wordt onder invloed van
alcohol op een bromfiets staande gehouden door de politie, kan dat niet leiden tot een
vorderingsprocedure. Als betreffende bestuurder naast AM ook in het bezit is van een ander
rijbewijs (bijvoorbeeld B) en hij wordt onder invloed van alcohol staande gehouden door de
politie, kan dat op grond van een vermoeden van eventuele rij-ongeschiktheid wel leiden tot
een vorderingsprocedure ten aanzien van dit andere rijbewijs (bijvoorbeeld B) en niet ten
aanzien van het AM-rijbewijs. Mocht deze vorderingsprocedure leiden tot het
ongeldigverklaren van het rijbewijs, kan betreffende bestuurder altijd zijn AM-rijbewijs
terugkrijgen. Dezelfde redering is van toepassing op beginnende bestuurders.
In lijn met bovenstaande, is een bromfietsbestuurder alleen van de vorderingsprocedure
((lichte) EMA of onderzoek) uitgesloten als hij uitsluitend in het bezit is van een AM-rijbewijs.
Bromfietsbestuurders die tevens een rijbewijs hebben voor een ander motorrijtuig dan AM
komen wel voor een vorderingsprocedure ((lichte) EMA of onderzoek) in aanmerking.'
---
Met inachtneming van de interpretatie van de wet- en regelgeving, zoals bevestigd door het
Ministerie, stellen wij vast dat wij in de door ons beoordeelde vorderingendossiers van het CBR
geen documentatie hebben aangetroffen waaruit blijkt dat het CBR is nagegaan of betrokken
bestuurder naast het rijbewijs AM ook in het bezit is van een ander rijbewijs. Omdat wij door
het ontbreken van deze documentatie niet hebben kunnen vaststellen of het CBR deze
beoordeling heeft uitgevoerd onthouden wij ons van een oordeel omtrent aanhoudingen naar
aanleiding van overtredingen per bromfiets.
1.6.2 GBA gegevens
In het kader ons onderzoek is gebleken dat het CBR niet altijd de juiste adresgegevens heeft
gebruikt ten tijde van de oplegging van het besluit. Het CBR gebruikt de GBA voor de adres-
gegevens. Sinds medio 2008 is een geautomatiseerde koppeling aanwezig tussen de GBA en
de systemen van het CBR. Voor deze tijd was de koppeling er nog niet. Een mogelijke
verklaring voor het gebruik van onjuiste adressen kan zijn dat in de GBA de verkeerde adres-
gegevens stonden, of dat het CBR de adresgegevens verkeerd heeft overgenomen. Omdat de
historie over deze onjuiste adresgegevens niet bewaard blijft kunnen wij in het kader van ons
onderzoek niet verifiëren of het CBR bij het opleggen van een besluit over de juiste adres-
gegevens had kunnen beschikken en onthouden wij ons op dit punt van een oordeel.
1.7 Door het CBR gehanteerde systemen
Gedurende ons onderzoek hebben wij gebruik gemaakt van gegevens uit het informatie-
systeem MOVE van het CBR. MOVE is het systeem voor Vorderingen waarin de afhandeling
van dossiers wordt ondersteund. Het bevat een workflow-applicatie (Flower), een digitaal
archief (Verseon) en relatiepakket (Orca) en is ook bekend onder de verzamelnaam `Opera'
en is een standaardoplossing dat geleverd wordt door Pallas Athena. Verder heeft het systeem
een koppeling met Dyktion voor de communicatie met de RDW voor het (on)geldigverklaren
van rijbewijzen (operationeel geheel 2008)
Wij hebben dit systeem niet getoetst op betrouwbare werking. De betrouwbaarheid van de
gegevens uit dit systemen hebben wij getoetst aan de hand van brondocumenten.
1.8 Indeling rapportage
In hoofdstuk 3 van dit rapport hebben wij de meest belangrijke bevindingen opgenomen.
In de bijlagen bij dit rapport hebben wij opgenomen:
Een overzicht van in het onderzoek betrokken personen (bijlage 1).
Wederhoor reactie OR (bijlage 2).
Wederhoor reactie directie (bijlage 3).
---
2 Identificatie lijstwerk OR waarop de overeengekomen werkzaam-
heden zijn toegepast
Voor de uitvoering van onze werkzaamheden hebben wij van de OR een lijst met in 2008
gestopte vorderingsprocedures per dossiernummer ontvangen. Op deze lijst is door de OR een
onderscheid aangebracht tussen gestopte dossiers wegens interne en wegens externe
oorzaken. Op het lijstwerk is aangegeven of het dossier betrekking heeft op een EMA, onder-
zoek of mededeling van de politie. Wij hebben dit lijstwerk gebruikt bij onze onderzoeks-
werkzaamheden, waarvan de uitkomsten zijn opgenomen in het hierna volgende hoofdstuk.
In onderstaande tabel is het aantal ontvangen dossiers per besluit weergegeven, alsook hoe de
stopzetting door de OR gerubriceerd is naar interne en externe oorzaak:
Besluit stopzetting (soort maatregel) Aantal dossiers Totaal
Interne factoren
Onderzoek 654
EMA 443
Mededeling (geannuleerd, onderzoek / EMA) 253
Totaal interne factoren 1.350
Externe factoren
Afstandverklaring 365
Betrokkene overleden 118
Betrokkene spoorloos 56
Bezwaar gegrond 153
Totaal externe factoren 692
TOTAAL 2.042
Wij merken op dat uit privacy overwegingen ten aanzien van individuele burgers geen nadere
informatie per dossier is opgenomen in dit rapport.
---
3 Bevindingen
In dit hoofdstuk hebben wij de meest belangrijke feitelijke bevindingen naar aanleiding van ons
onderzoek opgenomen.
3.1 Bevindingen afstemming lijstwerk
Naar aanleiding van de afstemming van het lijstwerk van de OR en het lijstwerk dat door Ernst
& Young is gehanteerd in het kader van het onderzoek naar de juistheid van bewering 4 - en
waarop wij op 8 april 2009 hebben gerapporteerd - is het volgende gebleken.
3.1.1 Totaal overzicht aanvullende dossiers OR
De lijst met stopgezette dossiers in 2008 die wij hebben ontvangen van de OR bevat totaal
2.042 dossiers. Uit onderzoek blijkt dat hiervan 721 dossiers niet voorkomen op het lijstwerk
dat door Ernst & Young is gehanteerd in het kader van het onderzoek naar de juistheid van
bewering 4 en waarover is gerapporteerd in het assurance rapport d.d. 8 april 2009. Wij
hebben de verschillen onderzocht en komen tot de volgende bevindingen die wij hieronder
nader toelichten:
Op het lijstwerk van de OR staan 253 stopgezette mededelingen van de politie, die niet
zijn meegenomen in het onderzoek van Ernst & Young.
Aanvullend op de door Ernst & Young onderzochte dossiers blijken in het lijstwerk van de
OR dossiers te zijn opgenomen die in Move de status `overig' hebben meegekregen en
dossiers waarvoor géén besluitregel in Move is opgenomen. Het gaat totaal om 468
dossiers, die niet zijn meegenomen in het onderzoek van Ernst & Young.
Hieronder hebben wij een totaal overzicht opgenomen inzake het lijstwerk van de OR dat wij
hebben afgestemd met het door Ernst & Young gehanteerde lijstwerk.
Aantal Mededelingen politie / niet in Aantal dossiers
Lijstwerk dossiers aanvullend onderzoek aanvullend onderzoek
Lijstwerk OR 2.042
Oorspronkelijk onderzoek Ernst & Young 1.321
Verschil in aantal dossiers 721
Aanvullend lijstwerk OR
Dossiers status `overig' 168 72 96
Dossier zonder besluitregel 394 22 372
Mededelingen van de politie 159 159
Totaal 721 253 468
---
3.1.2 Mededelingen van de politie
In het kader van het eerder door ons uitgevoerde onderzoek naar de vorderingprocedure,
waarover wij op 8 april 2009 aan de Raad van Toezicht van het CBR hebben gerapporteerd, is
ons gebleken dat het CBR een interne beoordeling van ontvangen mededelingen van de politie
uitvoert. Als daarbij blijkt dat de politie onvoldoende gegevens heeft verstrekt, de mededeling
heeft uitgebracht later dan 6 maanden na staande houding van de betrokkene dan wel het
geconstateerde feit onvoldoende aanleiding geeft om een bepaalde maatregel op te leggen,
dan neemt het CBR de dossiers niet in behandeling, en worden deze geretourneerd aan de
politie. Deze mededelingen van de politie zijn geen onderwerp van ons eerdere onderzoek
geweest, omdat de desbetreffende dossiers het vorderingenproces niet ingegaan en derhalve
buiten de context van bewering 4 van de OR vielen.
De OR heeft ons lijstwerk aangeleverd waarop 253 dossiers zijn opgenomen die betrekking
hebben op mededelingen van de politie. Deze mededelingen zijn in het vorderingensysteem
Move opgenomen met het kenmerk `geannuleerd'. Wij hebben door middel van een onderzoek
op hoofdlijnen op deze dossiers vastgesteld dat de dossiervorming niet dan wel onvoldoende
compleet is, waardoor verder onderzoek bemoeilijkt wordt en zal leiden tot onzekerheden ten
aanzien van de vraag of stopzetting dan wel terugzending naar de politie terecht of onterecht
is geschied.
De Raad van Toezicht heeft ons laten weten dat mededelingen van de politie conform de
opdrachtverstrekking niet in het aanvullende onderzoek worden betrokken. In de opdracht-
verstrekking door de Raad van Toezicht aan Ernst & Young is opgenomen dat het aanvullende
onderzoek uitsluitend de punten 10 en 11 van de wederhoor reactie van de OR d.d. 8 april
omvat. Om die reden hebben wij geen verder onderzoek verricht naar de 253 dossiers inzake
in het systeem Move ingevoerde mededelingen van de politie.
3.1.3 Dossiers status `overig'
In Move zijn vorderingendossiers opgenomen met de status `Overig'. Deze categorie vorde-
ringendossiers was niet opgenomen in het in het kader van het oorspronkelijk door Ernst &
Young onderzochte lijstwerk. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat deze door de OR aange-
leverde dossiers zijn stopgezet en in het systeem Move van het CBR niet zijn aangemerkt als
geannuleerd / stopgezet. Hierdoor leken deze dossiers nog onderhanden te zijn dan wel op
reguliere wijze te zijn afgewikkeld. Om die reden zijn de `Overige' vorderingendossiers niet
meegeteld in de selectie van het oorspronkelijke onderzoek en tevens niet naar voren
gekomen in onze eigen beoordeling van de volledigheid van het door het CBR aangeleverde
lijstwerk met stopgezette dossiers.
Uit nader onderzoek blijkt dat de categorie `Overige' vorderingendossiers bestaat uit 168 in
2008 stopgezette dossiers, waarvan 72 dossiers onderdeel uitmaken van de 253 mede-
delingen zoals genoemd in paragraaf 3.1.2. Dit betekent dat de aanlevering door de OR ertoe
heeft geleid dat aanvullend 96 dossiers integraal zijn onderzocht.
---
3.1.4 Dossiers status zonder besluitregel
In Move zijn vorderingendossiers opgenomen waarvoor geen besluitregel is ingevuld. Deze
vorderingendossiers zijn niet opgenomen in het in het kader van het oorspronkelijk door Ernst
& Young onderzochte lijstwerk. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat deze door de OR
aangeleverde dossiers zijn stopgezet en in het systeem Move van het CBR niet zijn aange-
merkt als geannuleerd / stopgezet. De lege besluitregels betreffen met name dossiers waarbij
een besluit is ingetrokken. Doordat de besluitregel niet in Move is ingevuld, leken deze
dossiers nog onderhanden te zijn dan wel op reguliere wijze te zijn afgewikkeld. Om die reden
zijn deze dossiers niet meegeteld in de selectie van het oorspronkelijke onderzoek en tevens
niet naar voren gekomen in onze eigen beoordeling van de volledigheid van het door het CBR
aangeleverde lijstwerk met stopgezette dossiers.
Door nader onderzoek blijkt dat de categorie vorderingendossiers zonder besluitregel bestaat
uit 394 in 2008 stopgezette dossiers, waarvan 22 dossiers onderdeel uitmaken van de 253
mededelingen zoals genoemd in paragraaf 3.1.2. Dit betekent dat de aanlevering door de OR
ertoe heeft geleid dat aanvullend 372 dossiers integraal zijn onderzocht.
3.1.5 Recapitulatie onderzocht lijstwerk OR
In onderstaand overzicht zijn de uitkomsten weergegeven, naar aanleiding van de aansluiting
tussen het door de OR aangedragen lijstwerk en het lijstwerk dat door Ernst & Young is
gebruikt in het eerdere onderzoek dat heeft geleid tot rapportering d.d. 8 april 2009.
Uitkomsten Verschillen
Oorspronkelijk Totaal lijstwerk OR Aanvullend
Stopzetting onderzoek volgens en Ernst & onderzoek op
interne en externe oorzaak Ernst & Young lijstwerk OR Young lijstwerk OR
Mededelingen (onderzoek of EMA) 0 253 253 253
EMA Circa 202 443 Circa 241 221
Onderzoek Circa 193 654 Circa 461 247
Totaal interne factoren Circa 395 1.350 Circa 955 721
Externe factoren Circa 926 692 Circa (234) -
Totaal stopgezette dossiers 1.321 2.042 721 721
10
De verschillen tussen het lijstwerk van de OR en Ernst & Young betreffen 955 dossiers
waarvan:
721 dossiers niet voorkomen op het lijstwerk dat door Ernst & Young is gehanteerd in
het kader van het onderzoek naar de juistheid van bewering 4 en waarover is gerappor-
teerd in het assurance rapport d.d. 8 april 2009 dan . Deze dossiers zijn onder te
verdelen in:
253 stopgezette mededelingen van de politie, die niet zijn meegenomen in het
onderzoek van Ernst & Young. Deze mededelingen zijn conform de opdracht van de
Raad van Toezicht niet nader in het aanvullende onderzoek van Ernst & Young
betrokken.
468 dossiers die in Move de status `overig' of géén besluitregel hebben meege-
kregen en daardoor niet zijn opgenomen in het onderzoek van Ernst & Young.
Inzake deze dossiers dient nader onderzoek te worden verricht ter vaststelling van
de reden van stopzetting. Deze nader te onderzoeken dossiers kunnen worden
onderverdeeld naar 241 EMA- en 247 onderzoeksdossiers.
Circa 234 dossiers zijn gerapporteerd door Ernst & Young in het assurance rapport d.d.
8 april 2009 met als reden dat een externe oorzaak ten grondslag ligt aan de stopzetting
van de vorderingenprocedures, waardoor de stopzetting buiten de invloedsfeer van het
CBR ligt. Volgens de OR zijn deze dossiers om interne redenen stopgezet en ligt de
oorzaak voor de stopzetting dus wel binnen de invloedsfeer van het CBR. Inzake deze
door de OR aangedragen dossiers is nader onderzoek verricht inzake de juistheid van de
conclusie van de OR, daar deze onderdeel uitmaken van de eerder door Ernst & Young
beoordeelde 460 dossiers en waarover in de rapportage van 8 april 2009 is gerappor-
teerd.
3.1.6 Afstemming lijstwerk Ernst & Young en lijstwerk OR
Wij merken op dat het oorspronkelijke onderzoek van Ernst & Young is uitgevoerd met behulp
van statistische steekproeven (ad random zijn tweemaal 230, oftewel totaal zijn 460 dossiers
onderzocht). De uitkomsten uit het oorspronkelijke onderzoek van Ernst & Young betreffen
extrapolaties naar aanleiding van de uitkomsten van de analyse van 460 dossiers.
Door de toepassing van steekproeven / extrapolaties in het oorspronkelijke onderzoek, gericht
op totaal 1.321 dossiers, is een integrale aansluiting voor wat betreft het onderzoek naar de
interne oorzaken van de stopzetting tussen de 1.321 en de 2.042 dossiers op dossierniveau
niet mogelijk. Wel hebben wij in het kader van ons onderzoek een vergelijking uitgevoerd
tussen de door ons onderzochte 460 dossiers en de dossiers van de OR.
In het navolgende hoofdstuk gaan wij nader in op de uitkomsten van onze onderzoeks-
werkzaamheden inzake de interne en externe oorzaken die te wijten zijn aan het CBR, onder-
verdeeld naar onderzoeks- en EMA-dossiers. Het gaat hier om onderzoek naar de juistheid en
de reden van stopzetting van:
De reeds eerder beoordeelde EMA- en onderzoeksdossiers, in totaal betreft dit 460
dossiers.
Door de OR aangeleverde 221 nieuwe EMA- en 247 nieuwe onderzoeksdossiers.
---
3.2 Bevindingen onderzoeksdossiers
De vraagstelling inzake de onderzoeksdossiers luidt als volgt:
Vraagstelling
Onderzoek het door de OR geleverde lijstwerk met 650 onderzoeksdossiers op juistheid en
rapporteer over de afstemming met het door Ernst & Young in het rapport d.d. 8 april 2009
benoemde aantal van circa 190 onderzoeksdossiers.
Ga de oorzaak van stopzetting van onderzoeksdossiers na en stel vast welke interne oorzaken
hieraan ten grondslag hebben gelegen en / of beëindiging enkel en alleen is ingegeven door
tijdsverloop.
Zoals aangegeven in ons assurance rapport d.d. 8 april 2009 is het aantal van circa 190 stop-
gezette onderzoeksdossiers wegens interne oorzaken bepaald op basis van extrapolatie na
een statistische steekproef, uitgevoerd op 1.321 dossiers met de status `geannuleerd'.
Zoals vermeld in paragraaf 3.1 zijn 247 door de OR aangeleverde onderzoeksdossiers niet
betrokken in het oorspronkelijke onderzoek en derhalve aanvullend door ons onderzocht.
Voorts is inzake een aantal onderzoeksdossiers volgens de OR sprake van een interne oorzaak
en volgens Ernst & Young is sprake van een externe oorzaak van stopzetting.
De beantwoording van deze vraagpunten is opgenomen in de navolgende paragrafen.
3.2.1 Bevindingen juistheid interne en externe oorzaken stopgezette onderzoeks-
dossiers
Vraagstelling
Onderzoek de juistheid en de reden van stopzetting van de reeds eerder beoordeelde onder-
zoeksdossiers.
Wij hebben de uitkomsten van de onderzoeksdossiers, die wij naar aanleiding van ons onder-
zoek hebben aangemerkt als stopzettingen wegens externe oorzaken, vergeleken met de
onderzoeksdossiers die zijn aangeleverd door de OR. Hierbij merken wij op dat Ernst & Young
een statistische steekproef heeft uitgevoerd, waarvan de uitkomsten geëxtrapoleerd zijn naar
de onderzochte massa.
Behoudens de hierna gerapporteerde bevindingen is uit ons onderzoek gebleken dat de
volgens de OR stopgezette onderzoeksdossiers wegens externe oorzaken overeenkomen met
de onderzoeksdossiers die Ernst & Young heeft aangemerkt als stopzetting wegens externe
oorzaken.
Door nader onderzoek is gebleken dat Ernst & Young voor 61 onderzoeksdossiers uit de
statistische steekproef de stopzetting heeft toegeschreven aan externe oorzaken, terwijl de
OR deze dossiers als stopzetting wegens interne oorzaak heeft aangemerkt. Deze 61 dossiers
hebben wij opnieuw beoordeeld. De uitkomsten hiervan kunnen samengevat als volgt worden
weergegeven:
12
Geen Externe
Heroverweging oordeel oorzaak Totaal
Afgerond in VS (oude systeem voorafgaand aan Move) 1 1
Betrokkene beheerst niet de Nederlandse taal, dus geen EMA na onderzoek 1 1
mogelijk
BOB gegrond 3 3
Overtreding begaan met brommer 6 0 6
Buitenlands rijbewijs en wonend in het buitenland 1 1
Dossier had nooit gestart hoeven worden 1 1
GBA Problemen 7 7
Gedetineerd 2 2
Geen adres 1 1
Geen geldig rijbewijs 4 4
Medische gronden 22 22
Nog een lopende EMA 2 2
Persoon heeft al rijontzegging 2 2
Persoon heeft medische keuring bij regiokantoor gehad 3 3
Persoon vertrokken naar buitenland 1 1
Persoon was onterecht als beginnend bestuurder aangemerkt 1 1
Persoonsverwisseling en derhalve tijdsverloop 1 1
Positief afgerond 2 2
Totaal 14 47 61
Voor 14 dossiers heeft de nadere bestudering van detailgegevens geleid tot een aanpassing
van `externe oorzaken' naar `geen oordeel':
In 6 van deze dossiers is de stopzetting veroorzaakt doordat na oplegging van het besluit
is gebleken dat de overtreding is begaan op een bromfiets. Rekening houdend met de in
paragraaf 1.6.1 weergegeven inherente beperking onthouden wij ons van een oordeel
over de stopzetting van deze vorderingenprocedures.
7 dossiers hebben betrekking op het feit dat het CBR niet de juiste adresgegevens heeft
gebruikt ten tijde van de oplegging van het besluit. Rekening houdend met de in para-
graaf 1.6.2 weergegeven inherente beperking onthouden wij ons van een oordeel over
de stopzetting van deze vorderingenprocedures.
Voor 1 dossiers blijkt bij nadere bestudering van detailgegevens niet vast te stellen of de
persoonsverwisseling is ontstaan door een omissie bij de Politie of bij het CBR. Derhalve
hebben wij dit dossier bij nadere beoordeling gekwalificeerd als `geen oordeel' omtrent
de juiste stopzetting.
Het effect van deze heroverweging op de extrapolatie van de oorspronkelijke steekproef is dat
694 onderzoeksdossiers, in plaats van de uit het eerdere onderzoek door ons vastgestelde
aantal van 736 onderzoeksdossiers, worden aangemerkt als stopzetting wegens externe
oorzaken en dat inzake circa 42 dossiers geen oordeel kan worden gevormd omtrent de
juistheid van de reden van stopzetting.
13
3.2.2 Bevindingen 247 nieuwe stopgezette onderzoeksdossiers
Vraagstelling
Onderzoek de juistheid en de reden van stopzetting van 247 door de OR aangeleverde nieuwe
onderzoeksdossiers. Ga de oorzaak van stopzetting van onderzoeksdossiers na en stel vast
welke interne oorzaken hieraan ten grondslag hebben gelegen en / of beëindiging enkel en
alleen is ingegeven door tijdsverloop.
Wij hebben onderzoek verricht naar de oorzaken van 247 stopgezette onderzoeksdossiers.
Naar aanleiding hiervan hebben wij het volgende geconstateerd:
140 van de onderzochte onderzoeksdossiers zijn stopgezet wegens externe oorzaken,
die vallen buiten de invloedsfeer van het CBR.
In 30 van deze dossiers is de stopzetting veroorzaakt doordat na oplegging van het
besluit is gebleken dat de overtreding is begaan op een brommer. Rekening houdend met
de in paragraaf 1.6.1 weergegeven inherente beperking onthouden wij ons van een
oordeel over de stopzetting van deze vorderingenprocedures.
Voor 3 dossiers de reden van stopzetting niet eenduidig is vast te stellen doordat
bijvoorbeeld in eerste instantie een EMA was opgelegd. Derhalve hebben wij deze
dossiers gekwalificeerd als `geen oordeel' over de juistheid van de reden van stopzetting.
Het CBR heeft voor 5 dossiers niet de juiste adresgegevens gebruikt ten tijde van de
oplegging van het besluit. Rekening houdend met de in paragraaf 1.6.2 weergegeven
inherente beperking onthouden wij ons van een oordeel over de stopzetting van deze
vorderingenprocedures.
69 van de onderzochte onderzoeksdossiers zijn stopgezet wegens interne oorzaken, die
vallen binnen de invloedsfeer van het CBR. In 33 van deze dossiers is de stopzetting
veroorzaakt wegens het lange tijdsverloop.
Inzake de stopgezette dossiers wegens te lange doorlooptijd was in 6 van de 247 onder-
zochte onderzoeksprocedures het rijbewijs geschorst. Uit interne richtlijnen van het CBR
inzake de divisie Vorderingen blijkt dat bij schorsingszaken het uitgangspunt geldt dat
deze nooit stoppen, tenzij er sprake is van een door het CBR niet te beïnvloedbare reden.
14
Samengevat kunnen onze bevindingen als volgt worden weergegeven:
Geen Interne Externe
Omschrijving oordeel oorzaak oorzaak Totaal
Afstandsverklaring 8 8
Betrokkene overleden 3 3
BOB gegrond 8 8
Buitenlands rijbewijs en wonende in het buitenland 1 1
Door een fout van CBR heeft persoon uiteindelijk geen onderzoek en 6 6
geen EMA gehad.
Dossier afgewikkeld in VS 5 5
Dossier is op bepaald punt te lang blijven liggen. 33 33
Dossier positief afgewikkeld 74 74
Foutieve annulering (onbedoeld) 4 4
Geen adres 1 1
Medische gronden 5 5
Niet vast te stellen 3 3
Nog lopende EMA 12 12
Onterechte annulering 26 1 27
Persoon beheerst Nederlandse taal niet 2 2
Persoon beschikt niet over geldig rijbewijs 5 5
Persoon is op de brommer aangehouden 30 30
Politie heeft fout gemaakt waardoor verdere procedure onmogelijk is 9 9
Spoorloos 1 1
Verkeerd getoetst, maar wel hersteld 5 5
Verkeerde adres i.v.m. GBA problemen 5 5
Totaal 38 69 140 247
15
3.3 Bevindingen EMA-dossiers
De vraagstelling inzake de EMA-dossiers luidt als volgt:
Vraagstelling
Onderzoek het door de OR geleverde lijstwerk met 400 EMA-dossiers op juistheid en
rapporteer over de afstemming met het door Ernst & Young in het rapport d.d. 8 april 2009
benoemde aantal van circa 200 EMA-dossiers.
Ga de oorzaak van stopzetting van EMA-dossiers na en stel vast welke interne oorzaken
hieraan ten grondslag hebben gelegen en / of beëindiging enkel en alleen is ingegeven door
tijdsverloop.
Zoals aangegeven in ons assurance rapport d.d. 8 april 2009 is het aantal van circa 200 stop-
gezette EMA dossiers wegens interne oorzaken bepaald op basis van extrapolatie na een
statistische steekproef, uitgevoerd op 1.321 dossiers met de status `geannuleerd'.
Zoals vermeld in paragraaf 3.1 zijn 221 door de OR aangeleverde EMA-dossiers niet betrok-
ken in het oorspronkelijke onderzoek en derhalve aanvullend door ons onderzocht.
Voorts is inzake een aantal EMA-dossiers volgens de OR sprake van een interne oorzaak en
volgens Ernst & Young is sprake van een externe oorzaak van stopzetting.
De beantwoording van deze vraagpunten is opgenomen in de navolgende paragrafen.
3.3.1 Bevindingen juistheid interne en externe oorzaken stopgezette EMA-dossiers
Vraagstelling
Onderzoek de juistheid en de reden van stopzetting van de reeds eerder beoordeelde EMA-
dossiers.
Wij hebben de uitkomsten van de EMA dossiers, die wij naar aanleiding van ons onderzoek
hebben aangemerkt als stopzettingen wegens externe oorzaken, vergeleken met de EMA-
dossiers die zijn aangeleverd door de OR. Hierbij merken wij op dat Ernst & Young een statis-
tische steekproef heeft uitgevoerd, waarvan de uitkomsten geëxtrapoleerd zijn naar de
onderzochte massa.
Behoudens de hierna gerapporteerde bevinding is uit ons onderzoek gebleken dat de volgens
de OR stopgezette EMA-dossiers wegens externe oorzaken overeenkomen met de EMA-
dossiers die Ernst & Young heeft aangemerkt als stopzetting wegens externe oorzaken.
Door nader onderzoek is gebleken dat Ernst & Young voor 21 EMA dossiers uit de statistische
steekproef de stopzetting heeft toegeschreven aan externe oorzaken, terwijl de OR deze
dossiers als stopzetting wegens interne oorzaak heeft aangemerkt. Deze 21 dossiers hebben
wij opnieuw beoordeeld. De uitkomsten hiervan kunnen samengevat als volgt worden weerge-
geven:
16
Geen Externe
Heroverweging oordeel oorzaak Totaal
BOB gegrond 3 3
Brommer 1 1
Buitenlands rijbewijs en wonend in het buitenland 1 1
GBA Problemen 3 3
Gedetineerd 4 4
Geen geldig rijbewijs 1 1
Persoon vertrokken naar buitenland 1 1
Persoonsverwisseling door foutief rijbewijsnummer Politie 1 1
Positief afgerond 4 4
Rechtbank heeft procedure vertraagd 2 2
Totaal 4 17 21
Voor 4 dossiers heeft de nadere bestudering van detailgegevens geleid tot een aanpassing van
`externe oorzaken' naar `geen oordeel'
In 1 dossier is de stopzetting veroorzaakt doordat na oplegging van het besluit is
gebleken dat de overtreding is begaan op een brommer. Rekening houdend met de in
paragraaf 1.6.1 weergegeven inherente beperking onthouden wij ons van een oordeel
over de stopzetting van deze vorderingenprocedures.
3 dossiers hebben betrekking op het feit dat het CBR niet de juiste adresgegevens heeft
gebruikt ten tijde van de oplegging van het besluit. Rekening houdend met de in
paragraaf 1.6.2 weergegeven inherente beperking onthouden wij ons van een oordeel
over de stopzetting van deze vorderingenprocedures.
Het effect van deze heroverweging op de extrapolatie van de oorspronkelijke steekproef is dat
circa 177 in plaats van circa 189 EMA-dossiers worden aangemerkt als stopzetting wegens
externe oorzaken en dat inzake circa 12 dossiers geen oordeel kan worden gevormd omtrent
de juistheid van de reden van stopzetting.
3.3.2 Bevindingen 221 nieuwe stopgezette EMA-dossiers
Vraagstelling
Onderzoek de juistheid en de reden van stopzetting van 221 door de OR aangeleverde nieuwe
EMA dossiers. Ga de oorzaak van stopzetting van EMA-dossiers na en stel vast welke interne
oorzaken hieraan ten grondslag hebben gelegen en / of beëindiging enkel en alleen is inge-
geven door tijdsverloop.
Wij hebben onderzoek verricht naar oorzaken voor stopzetting van 221 EMA dossiers. Naar
aanleiding hiervan hebben wij het volgende geconstateerd:
87 van de onderzochte EMA dossiers zijn stopgezet wegens externe oorzaken, die vallen
buiten de invloedsfeer van het CBR.
In 80 van deze dossiers is de stopzetting veroorzaakt doordat na oplegging van het
besluit is gebleken dat de overtreding is begaan op een brommer. Rekening houdend met
de in paragraaf 1.6.1 weergegeven inherente beperking onthouden wij ons van een
oordeel over de stopzetting van deze vorderingenprocedures.
17
Het CBR heeft voor 7 dossiers niet de juiste adresgegevens gebruikt ten tijde van de
oplegging van het besluit. Rekening houdend met de in paragraaf 1.6.2 weergegeven
inherente beperking onthouden wij ons van een oordeel over de stopzetting van deze
vorderingenprocedures.
47 van de onderzochte EMA dossiers zijn stopgezet wegens interne oorzaken, die vallen
binnen de invloedsfeer van het CBR. In 24 van deze dossiers is de stopzetting veroor-
zaakt wegens het lange tijdsverloop.
Samengevat kunnen onze bevindingen als volgt worden weergegeven:
Geen Interne Externe
Omschrijving oordeel oorzaak oorzaak Totaal
Betrokkene overleden 1 1
BOB gegrond 6 6
Buitenlands rijbewijs en wonende in het buitenland 1 1
Dossier positief afgewikkeld 29 29
Geen zaak geopend na opnieuw verzenden besluit 11 11
Tijdsverloop 24 24
Gedetineerd 3 3
Geen adres 1 1
Medische gronden 3 3
Onterechte annulering 12 12
Persoon beschikt niet over geldig rijbewijs 4 4
Persoon is op de brommer aangehouden 80 0 80
Politie heeft fout gemaakt waardoor verdere procedure 11 11
onmogelijk is.
Verkeerd getoetst, maar wel hersteld 28 28
Verkeerde adres i.v.m. GBA problemen 7 7
Totaal 87 47 87 221
18
3.4 Recapitulatie bevindingen
In onderstaand overzicht hebben wij de bevindingen van de herbeoordeling van de steek-
proeven op de gerapporteerde circa 925 stopzettingen wegens externe oorzaken weerge-
geven:
Extrapolatie oorspronke- Bijstelling naar `geen Extrapolatie na
Externe oorzaken lijke steekproef oordeel' bijstelling
Stopzettingen 736 (42) 694
Onderzoeken
Stopzettingen EMA's 189 (12) 177
Totaal 925 (54) 871
In onderstaand overzicht hebben wij de bevindingen van het oorspronkelijk uitgevoerde
onderzoek, dat is uitgevoerd op basis van steekproeven, gecombineerd met de uitkomsten van
het aanvullend onderzoek.
Oorzaak Oorspronkelijk onderzoek op Aanvullend onderzoek op
stopzetting basis van steekproeven basis van lijstwerk OR Totaal
In aantal In percentage In aantal In percentage In aantal In percentage
Onderzoek Circa 694 Circa 53% 140 30% Circa 834 Circa 46 %
EMA Circa 177 Circa 13% 87 19% Circa 264 Circa 15 %
Externe Circa 871 Circa 66% 227 49% Circa 1098 Circa 61%
oorzaken
Onderzoek Circa 193 Circa 15% 69 15% Circa 262 Circa 15%
EMA Circa 202 Circa 15% 47 10% Circa 249 Circa 14%
Interne Circa 395 Circa 30% 116 25% Circa 511 Circa 29%
oorzaken
Onderzoek Circa 42 Circa 3% 38 81% Circa 80 Circa 4%
EMA Circa 12 Circa 1% 87 19% Circa 99 Circa 6%
Geen oordeel Circa 54 Circa 4% 125 27% Circa 179 Circa 10%
Totaal 1.320 100% 468 100% 1.788 100%
Uit bovenstaande tabel valt af te leiden dat het aantal stopgezette dossiers wegens interne
oorzaken is toegenomen ten opzichte van het oorspronkelijk onderzoek met 116 dossiers van
circa 395 naar circa 511 dossiers. Dit laat zich verklaren doordat de massa / het aantal onder-
zochte dossiers groter is geworden.
Voorts merken wij op dat de verhouding tussen stopzettingen wegens interne en externe
oorzaken na uitvoering van het aanvullend onderzoek procentueel is gewijzigd doordat wij
inzake een aantal stopzettingen geen oordeel hebben kunnen vormen of de reden van stop-
zetting intern of extern veroorzaakt is. Dit betreft met name stopzettingen op vorderingen-
dossiers inzake overtredingen die per brommer zijn begaan.
19
Het aantal schorsingen op onderzoeksdossiers is toegenomen van 6 naar 12. Dit betekent dat
inzake de stopgezette onderzoeksdossiers wegens te lange doorlooptijd in 12 van de circa 260
stopgezette onderzoeksprocedures het rijbewijs is geschorst. Uit interne richtlijnen van het
CBR inzake de divisie Vorderingen blijkt dat bij schorsingszaken het uitgangspunt geldt dat
deze nooit stoppen, tenzij er sprake is van een door het CBR niet te beïnvloedbare reden.
B i j l a g e 1
O v e r z i c h t v a n i n h e t o n d e r z o e k
g e s p r o k e n p e r s o n e n
Overzicht van in het onderzoek gesproken personen
Naam Onderwerp / functie
Philipsen Hoofd divisie Vorderingen
De Rijk Systeembeheerder divisie Vorderingen
Tak Medewerkster divisie Vorderingen
El Kammouni Medewerkster divisie Vorderingen
Van Pernis Manager divisie Vorderingen
Van den Berg Medewerker divisie Vorderingen
Van Walree Directie
Anker Directie
Belt Directie
Van Amerongen Voorzitter Raad van Toezicht
Lange Voorzitter van de OR
Moes Secretaris van de OR
Van Mierlo Adviseur van de OR
B i j l a g e 2
W e d e r h o o r r e a c t i e O R
Reactie hoor en wederhoor
Van: de ondernemingsraad van het CBR
Aan: Ernst & Young Nederland LLP
d.d.: 18 mei 2009
Inleiding en procedure
Op 8 april 2009 heeft Ernst & Young een Assurance-rapport uitgebracht, waarin zij heeft
gerapporteerd over haar onderzoek inzake beweringen van de ondernemingsraad in
zijn advies van 20 februari jl. Het concept van het rapport had Ernst & Young op 27
maart 2009 ter hoor en wederhoor voorgelegd aan de ondernemingsraad. Deze heeft
zijn reactie op 8 april aan Ernst & Young doen toekomen.
Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van de Raad van Toezicht d.d. 1
mei 2009, heeft Ernst & Young aanvullend, naar de ondernemingsraad begrijpt feitelijk,
onderzoek gedaan naar de punten 10 en 11 op pagina 11 van de reactie hoor en
wederhoor van 8 april.
In het kader van informatie-uitwisseling waaraan Ernst & Young behoefte had in het
kader van haar nadere onderzoek, heeft twee maal overleg plaats gevonden met een
afvaardiging van de ondernemingsraad, vergezeld van zijn adviseur. Op 18 mei jl. heeft
de ondernemingsraad het concept-rapport (vierde versie) ontvangen, met het verzoek
daarop zijn reactie hoor en wederhoor te geven. Met het onderhavige stuk geeft de
ondernemingsraad gehoor aan het verzoek van Ernst & Young
Algemene opmerkingen
Alvorens op de bevindingen van Ernst & Young in te gaan, plaatst de raad een aantal
algemene opmerkingen.
1. De ondernemingsraad heeft vrijwel terstond nadat het eerste rapport van Ernst &
Young door de Raad van Toezicht aan de Minister van Verkeer en Waterstaat was
aangeboden, de Raad van Toezicht bij mail van zijn adviseur d.d. 10 april 2009
verzocht om, net als de directie, een exemplaar van het rapport te mogen
ontvangen. De voorzitter van de Raad van Toezicht heeft bij mail van 14 april 2009
laten weten geen gehoor te geven aan het verzoek. De zojuist bedoelde mails, en
vier nadien nog gewisselde mails, zijn als bijlage 1 aan deze reactie gehecht.
Het feit dat de Raad van Toezicht de ondernemingsraad de mogelijkheid heeft
onthouden kennis te nemen van het eerste definitieve rapport inclusief bijlagen,
heeft tot gevolg dat de directie in het kader van het onderhavige (tweede) onderzoek
bekend is met het standpunt en de visie van de ondernemingsraad ten aanzien van
het eerste rapport en met de conclusies van Ernst & Young daarin. Omgekeerd is
dat voor de ondernemingsraad niet het geval waar het gaat om het standpunt en de
visie van de directie en de conclusies van Ernst & Young. De ondernemingsraad is
van oordeel dat sprake is van een ongelijkheid die op zijn minst ongewenst is, maar
die wellicht zelfs afbreuk doet aan `equality of arms'.
2. In zijn reactie hoor en wederhoor van 8 april heeft de ondernemingsraad
vraagtekens geplaatst bij de wijze van onderzoek door Ernst & Young. De
ondernemingsraad wil hier nadrukkelijk opmerken dat hij dergelijke vraagtekens niet
heeft naar aanleiding van het aanvullende onderzoek met betrekking tot de
hierboven bedoelde punten 10 en 11.
Specifieke opmerkingen
1. De ondernemingsraad heeft aan Ernst & Young een lijst ter hand gesteld met 2.042
dossiernummers, waarvan de ondernemingsraad er omstreeks 1.350 kwalificeert als
stopzetting om interne redenen. In 60 van deze gevallen was zelfs sprake van een
schorsing.
Van deze 1.350 dossiers zijn er 253 waarin de procedure na ontvangst van de
mededeling is geannuleerd, hoewel de mededelingen voldoende waren om te
besluiten tot een onderzoek of het opleggen van een EMA. Ten onrechte zijn, op
uitdrukkelijke instigatie van de Raad van Toezicht1, deze 253 dossiers niet
meegenomen in het onderzoek, terwijl annulering na ontvangst van een op zich
voldoende mededeling hetzelfde effect als stopzetting van de procedure.
2. Ernst & Young heeft in zijn onderzoek niet meegenomen mededelingen die niet in
het systeem zijn ingevoerd, bijvoorbeeld wegens het ontbreken van een BSN-
nummer. Zonder hen willen te stigmatiseren, gaat het bijvoorbeeld om Polen, van
wie bekend is dat ze weliswaar hard werken, maar dat ze ook stevig kunnen
drinken. Hun dossiers worden niet verder behandeld2, hetgeen tot gevolg heeft dat
het CBR artikel 131 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 veronachtzaamt. Het zou
1 De ondernemingsraad heeft de Raad van Toezicht met klem verzocht in het kader van een onderzoek naar de
juistheid van de bewering van de ondernemingsraad ten aanzien van stopzetting van vorderingendossiers, tevens
deze 253 dossiers te onderzoeken waarin de procedure na ontvangst van de mededeling is geannuleerd.
2 De ondernemingsraad krijgt signalen uit de organisatie dat deze dossiers zouden zijn vernietigd.
weinig moeite kosten ófwel de ontbrekende nummers alsnog op te vragen ófwel het
systeem aldus aan te passen dat ook zonder BSN-nummer een mededeling in
behandeling kan worden genomen. Hoe dan ook, het niet in behandeling nemen
raakt direct de verkeersveiligheid.
3. In 54 onderzoeksdossiers en in 86 EMA-dossiers is sprake van een misdrijf, begaan
op een bromfiets. Het overgrote deel van de 140 personen beschikt tevens over een
autorijbewijs. Omdat artikel 130 en 131 Wegenverkeerswet 1994 volgens de directie
van het CBR slechts betrekking zouden hebben op rijvaardigheid en rijgeschiktheid
van motorvoertuigen, zou de vorderingsprocedure niet van toepassing zijn indien de
overtreding is begaan op een bromfiets.
De ondernemingsraad leest een dergelijke beperking niet in de betreffende twee
artikelen. In het licht van de definitie van bromfiets in artikel 1 lid 1 onder e
Wegenverkeerswet 1994, waarin de brommer ook wordt aangeduid als een
motorrijtuig, is de vorderingsprocedure (zowel onderzoek als EMA) naar het oordeel
van de ondernemingsraad ook van toepassing op bestuurders van een brommer,
indien zij tevens over een ander rijbewijs beschikken. Voor het in artikel 130
bedoelde vermoeden dat iemand niet geschikt is bijvoorbeeld in een auto of op een
motor te rijden, is niet vereist dat de betrokkene op dat moment een auto bestuurt.
Het vermoeden kan ook ontstaan indien de betrokkene op dat moment, met een te
hoog promillage, op een brommer rijdt en wordt aangehouden. Het kan toch niet zo
zijn dat een brommerrijder die te veel heeft gedronken, daarvan geen gevolgen
ondervindt voor zijn deelname aan het verkeer als bestuurder van een motor, een
auto, een tractor of een vrachtwagen.
4. Uit de recapitulatie bevindingen op pagina 18 van het (concept) rapport blijkt dat het
aantal stopzettingen wegens interne factoren circa 511 dossiers bedraagt. Dit zijn
weliswaar niet de door de ondernemingsraad genoemde 1.000 dossiers, maar het
gaat in ieder geval om een zodanig aantal dossiers dat de bewering van de
ondernemingsraad gegrond is. Bovendien zijn de in de punten 1 en 3 bedoelde (in
totaal) 393 dossiers ten onrechte niet betrokken bij de beoordeling van het door de
ondernemingsraad genoemde aantal van 1.000 dossiers. Onbegrijpelijk is in ieder
geval de stelling van directie en Raad van Toezicht dat zij zich niet herkennen in de
bewering van de ondernemingsraad.
Daar komt tot slot bij dat in 2008 minimaal 3.740 (!) mededelingen niet in
behandeling zijn genomen. De betreffende mededelingen zijn geen onderwerp van
het onderzoek van Ernst & Young geweest. Niet onderzocht is mitsdien of de
mededelingen terecht niet in behandeling zijn genomen, terwijl een deel van de
desbetreffende mededelingen wel behoort tot de door de ondernemingsraad
genoemde 1.000 dossiers, omdat het ten onrechte als onvoldoende kwalificeren
voor de verkeersveiligheid hetzelfde effect heeft als stopzetting van de procedure.
B i j l a g e 3
W e d e r h o o r r e a c t i e d i r e c t i e C B R
WEDERHOOR REACTIE DIRECTIE CBR OP AANVULLEND ONDERZOEK
Onderliggend document behandelt - in het kader van wederhoor - de schriftelijke reactie van de
directie van het CBR gebaseerd op het door Ernst & Young uitgebrachte "Concept-rapport
onderzoek naar aanleiding van de wederhoorreactie van de OR d.d. 8 april 2009" (versie
"Concept 4 directie CBR", 18 mei 2009).
CONTEXT VAN HET VERVOLGONDERZOEK
Op 1 mei heeft de Raad van Toezicht van het CBR Ernst & Young (E&Y) opdracht gegeven tot
het verrichten van specifieke werkzaamheden naar aanleiding van de wederhoorreactie van de
OR d.d. 8 april 2009, pagina 11 onder de punten 10 en 11.
De OR heeft op pagina 11 in haar wederhoorreactie d.d. 8 april 2009 het volgende opgenomen
onder de punten 10 en 11:
10 "Het door Ernst & Young genoemde getal van 193 "onderzoeksdossiers" is niet juist. Dit
moeten er 650 zijn. Indien bronbescherming ten volle is gewaarborgd, kan de
ondernemingsraad een lijst met naam en toenaam aan Ernst & Young verstrekken om
deze vervolgens tezamen te vergelijken met de lijst waar Ernst & Young over zou
beschikken. Daar komt bij dat een dergelijke beoordeling van dossiers zich niet verdraagt
met de publieke taken die het CBR door de overheid zijn opgelegd. Bovendien is niet
onderzocht of dergelijke beoordelingen juist zijn geweest. Het heeft er veeleer de schijn
van dat de beëindiging enkel en alleen is ingegeven door tijdsverloop.
11 Ook het door Ernst & Young genoemde getal van 202 "EMA-dossiers" is niet juist. Dit
moeten er tenminste 400 zijn. Indien bronbescherming ten volle is gewaarborgd, kan de
ondernemingsraad een lijst met naam en toenaam aan Ernst & Young verstrekken om
deze vervolgens tezamen te vergelijken met de lijst waar Ernst & Young over zou
beschikken. In ieder geval staat op dit moment vast dat de tenminste 202 EMA-dossiers
uitsluitend zijn beëindigd omwille van tijdsverloop. Om wat voor gevallen het gaat, heeft
de ondernemingsraad hiervoor onder punt 3 aangeven."
Bijlage 5b en 3 kleine rapport SDS20090152.doc
19 mei 2009 1
REACTIE OP INHERENTE BEPERKINGEN ONDERZOEK
E&Y onthoudt zich van een oordeel omtrent het stopzetten van vorderingenprocedures nadat
blijkt dat de overtreding is begaan op een bromfiets. Het CBR hanteert in deze gevallen de
werkwijze zoals is weergegeven in paragraaf 1.6.1, hetgeen destijds is afgestemd met het
ministerie van Verkeer en Waterstaat. Na op 18 mei kennis genomen te hebben van de reactie
van het ministerie, zal het CBR in overleg treden met het ministerie over de toepassing van de
regelgeving.
REACTIE OP BEVINDINGEN
In het onderstaande gedeelte wordt per bevinding een reactie van de directie van het CBR op de
bevindingen uit het onderzoek van E&Y weergegeven.
1. Bevindingen afstemming lijstwerk
Het CBR heeft op 26 februari jl. het complete bestand aan E&Y aangeleverd met alle
vorderingendossiers die in 2008 in Move zijn afgesloten. Dit complete bestand is vervolgens
door de onderzoekers van E&Y gefilterd tot 1.321 wegens interne- en externe oorzaken
stopgezette vorderingendossiers. Het lijstwerk van de Ondernemingsraad leidt hiermee tot een
aanvullend onderzoek van 247 stopgezette onderzoeksdossiers en 221 stopgezette EMA-
dossiers. Hiermee zijn alle in 2008 stopgezette vorderingendossiers onderzocht.
Daarnaast heeft E&Y 61 eerder door hen beoordeelde onderzoeksdossiers en 21 eerder door hen
beoordeelde EMA-dossiers nogmaals beoordeeld, omdat de OR stelde dat deze dossiers in
eerste instantie door E&Y ten onrechte als `stopgezet vanwege externe oorzaak' waren
gekwalificeerd.
2. Bevindingen onderzoeksdossiers
Van de 61 reeds eerder door E&Y beoordeelde onderzoeksdossiers blijkt na vergelijking met
het lijstwerk van de Ondernemingsraad dat in geen enkel geval de aanvankelijk door E&Y
geconstateerde externe oorzaak van stopzetting moet worden omgezet in een interne oorzaak,
waarmee de bewering van de Ondernemingsraad dat deze dossiers door interne oorzaken zijn
stopgezet, is weerlegd.
Uit de 247 aanvullend onderzochte stopgezette onderzoeksdossiers blijkt dat 69 van deze
stopzettingen een interne oorzaak betreft. In 33 van deze dossiers is de stopzetting veroorzaakt
wegens lang tijdsverloop. Dit weerlegt de door de Ondernemingsraad gedane suggestie dat de
beëindiging enkel en alleen is ingegeven door tijdsverloop.
Bijlage 5b en 3 kleine rapport SDS20090152.doc
19 mei 2009 2
3. Bevindingen EMA-dossiers
Van de 21 reeds eerder door E&Y beoordeelde EMA-dossiers blijkt na vergelijking met het
lijstwerk van de Ondernemingsraad dat in geen enkel geval de aanvankelijk door E&Y
geconstateerde externe oorzaak van stopzetting moet worden omgezet in een interne oorzaak,
waarmee de bewering van de Ondernemingsraad dat deze dossiers door interne oorzaken zijn
stopgezet, is weerlegd.
Uit de 221 aanvullend onderzochte stopgezette EMA-dossiers blijkt dat 47 van deze
stopzettingen een interne oorzaak betreft. In 24 van deze dossiers is de stopzetting veroorzaakt
wegens lang tijdsverloop. Dit weerlegt de door de Ondernemingsraad gedane suggestie dat de
beëindiging enkel en alleen is ingegeven door tijdsverloop.
4. Recapitulatie bevindingen
Doordat het aantal onderzochte dossiers groter is geworden neemt het aantal vanwege interne
redenen stopgezette vorderingendossiers met 116 toe van circa 395 naar circa 511 dossiers. Het
aandeel wegens interne oorzaken stopgezette vorderingendossiers is na uitvoering van het
onderzoek gelijk gebleven op circa 30% van het totaal aantal stopgezette vorderingendossiers.
CONCLUSIES DIRECTIE CBR
De directie van het CBR concludeert dat met het aanvullend onderzoek nu alle in 2008
stopgezette dossiers zijn onderzocht.
Met de aanvullende informatie van de Ondernemingsraad is het aantal door E&Y onderzochte
dossiers toegenomen. De directie constateert dat, hoewel de toegenomen populatie leidt tot een
groter aantal wegens interne oorzaken stopgezette vorderingendossiers, het beeld ten aanzien
van bewering 4 onveranderd is ten opzichte van het beeld zoals uit het Assurance rapport van 8
april naar voren is gekomen.
De directie is dan ook van mening dat met de reeds ingezette maatregelen, waaronder het
inrichten van een formele besluitvormingsprocedure voor het stopzetten van dossiers, wordt
geborgd dat de geconstateerde feiten ten aanzien van het stopzetten van vorderingendossiers
zich in de toekomst binnen het CBR niet kunnen herhalen.
Bijlage 5b en 3 kleine rapport SDS20090152.doc
19 mei 2009 3
Ministerie van Verkeer en Waterstaat