4. Staat van de Gezondheidszorg 2008
Staat van de Gezondheidszorg 2008
Kamerstuk, 29 mei 2009
* Bewustwording: rol Raden van Bestuur
* Transparantie
* Certificering onderhoudsdiensten
* Opleiding en training
* Samenwerking fabrikanten/zorginstellingen
* Ioniserende straling
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
GMT/MVG 2929268
29 mei 2009
Geachte voorzitter,
Mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
stuur ik u hierbij mijn reactie in de vorm van een plan van aanpak
(bijlage 1) op de Staat van de Gezondheidszorg 2008 (SGZ). Het rapport
heb ik u in oktober 2008 reeds doen toekomen.
In dit plan van aanpak heb ik tevens de uitkomsten betrokken van het
rapport van het RIVM `Medical devices in intramural settings and
patientsafety' (2009), het IGZ-rapport `Infuuspompen in de thuiszorg'
en -voorzover dit mogelijk was- de uitkomsten van een rapport dat in
opdracht van de WHO eind 2009 of begin 2010 in internationaal verband
zal verschijnen. Het rapport over infuuspompen in de zorg thuis is
recent door de Inspectie openbaar gemaakt. De Staatssecretaris heeft
dit rapport, begeleid door een brief van 5 maart 2009, met kenmerk
DLZ-KZ/2916516 aan u doen toekomen.
De SGZ 2008 heeft als onderwerp en titel `Risico's van medische
technologie onderschat'. De Inspectie heeft met dit onderwerp een
belangrijk thema aan de orde gesteld. Het thema staat volop in de
belangstelling. Met grote regelmaat verschijnen er Inspectierapporten
over dit onderwerp. Ook doen zich in de praktijk regelmatig incidenten
voor op dit terrein.
In het rapport wordt de (onveilige) toepassing van medische
technologieën binnen de ziekenhuizen, de instellingen voor langdurige
zorg en in de zorg thuis aan de orde gesteld. In deze omgeving
variëren de toegepaste medische technologieën van complexe
hightech-apparatuur (MRI-scan) tot de toepassing van relatief
eenvoudige medische technologieën die patiënten en artsen,
verpleegkundigen c.q. verzorgers ondersteunen (rollator, belmatten,
tilliften maar ook infuus- en pijnpompen).
Het SGZ-rapport bevat drie belangrijke conclusies. De Raden van
Bestuur moeten risicoanalyses (laten) uitvoeren indien zij een
bepaalde medische technologie aanschaffen en in gebruik nemen en
moeten de technologie binnen de organisatie inbedden. Dit gebeurt nu
onvoldoende. Gebruikers, veelal professionals, moeten voldoende
opgeleid zijn om medische technologie verantwoord te kunnen toepassen.
Er vindt onvoldoende training en instructie plaats om met specifieke
medische technologie te kunnen werken. Ten slotte stelt de IGZ (in de
SGZ) dat de wetgeving onvoldoende is toegesneden op de ontwikkelingen
op het terrein van medische technologie (o.a. Wet BIG, regelgeving
medische hulpmiddelen).
Om tegemoet te komen aan de gesignaleerde tekortkomingen is een plan
van aanpak opgesteld (bijlage 1).
In deze brief beschrijf ik de grote lijnen van dit plan van aanpak.
Uitgangspunt hierbij is dat de verantwoordelijkheid en het vermogen om
activiteiten op te pakken uiteraard bij de veldpartijen zelf ligt. De
te ontplooien activiteiten om de patiëntveiligheid te verbeteren
richten zich voor het merendeel op de relevante partijen in de zorg en
zullen dan ook moeten worden ondernomen door de Raden van Bestuur van
zorginstellingen, artsen, verpleegkundigen, verzorgenden,
mantelzorgers en - niet in de laatste plaats- de industrie.
De Staatssecretaris en ik willen daar graag een stimulerende rol in
spelen, maar verbeteringen zijn niet te realiseren zonder de inzet van
deze partijen zelf.
Ik heb het plan van aanpak dan ook informeel ter toetsing voorgelegd
aan een groot aantal veldpartijen. Hieruit bleek dat de aanpak in
grote lijnen op draagvlak kan rekenen.
Het plan van aanpak bevat een aantal activiteiten om deze knelpunten
aan te pakken. Deze activiteiten gelden zowel voor de ziekenhuizen, de
zorg thuis als voor de langdurige zorg. Hieronder licht ik de
belangrijkste aangrijpingspunten toe uit het plan van aanpak om tot
verbeteringen te komen.
Naar boven
Bewustwording: rol Raden van Bestuur
Om een veiligere toepassing van medische technologie te realiseren, is
het van belang de bewustwording over de risico's op gang te brengen
onder de zorgverleners en zorginstellingen. Essentieel is dat Raden
van Bestuur zich voldoende bewust zijn van hun verantwoordelijkheden
met betrekking tot patiëntveiligheid. De Raden van Bestuur moeten zich
dus niet alleen voor het financiële en organisatorische reilen en
zeilen verantwoordelijk voelen maar ook de eindverantwoordelijkheid
voor de kwaliteit van zorg op zich nemen. Het is hun
verantwoordelijkheid dat zij de organisatie hier vervolgens op
inrichten. Een deel van de in gang te zetten acties volgt uit deze
visie op verantwoordelijkheden. Zo wil ik onder andere bevorderen dat
de aanschaf van risicovolle technologie slechts geschiedt op basis van
een risicoanalyse en een opleidingsplan.
Naar boven
Transparantie
Ten aanzien van de kwaliteit van zorgverlening is transparantie een
vereiste. Deze transparantie dient verschillende doelen: inkoop door
zorgverzekeraars, patiënteninformatie en vergelijking/benchmarking van
zorgverleners en zorginstellingen zelf. Ik zal de IGZ vragen de
basisset prestatieindicatoren uit te breiden zodat helder wordt wat de
onderhouds- en vervangingstatus is van het `apparatenpark' binnen de
instelling c.q. specifieke afdeling. Hiervan gaat naar verwachting een
risicoreducerend gedrag/effect uit. Uiteraard zal een dergelijke
prestatieindicator niet breed voor alle medische technologie worden
ontwikkeld maar zich beperken tot specifieke risicocategorieën.
Naar boven
Certificering onderhoudsdiensten
Het (gebrek aan) onderhoud vormt geen belangrijk onderdeel van de
SGZ-rapportage maar ik acht het om andere redenen van belang om hier
aandacht aan te besteden. Gezien de eerdere rapporten van de Inspectie
en de motie die op dit punt door de Kamer is aangenomen, behoeft dit
aspect een adequatere borging.
In Nederland bestaat geen wettelijke verplichting of richtlijn voor
het onderhoud of de vervanging van medische apparatuur/technologie.
Gelet op het grote aantal producten (450.000) en hun grote onderlinge
verscheidenheid, is een algemene wettelijke norm niet haalbaar. In
reactie op de motie van Van Miltenburg/Van der Veen van 5 november
2008 (Kamerstukken II, 2008-2009, 31 700 XVI, nr. 47) heb ik daarom
het voornemen om te onderzoeken of en zo ja op welke wijze wettelijk
vast te leggen is dat onderhoudsdiensten gecertificeerd dienen te
zijn. Een dergelijke verplichting zou moeten gelden voor zowel de
eigen onderhoudsdienst van een zorginstelling als voor externe,
ingehuurde onderhoudsdiensten voor medische technologie/apparatuur.
Indien ik tot een dergelijke wettelijke verplichting besluit, zal het
betrokken wetsvoorstel in verband met de -mogelijke- verzwaring van de
administratieve lastendruk, uiteraard ter toetsing worden voorgelegd
aan Actal.
Naar boven
Opleiding en training
De IGZ signaleert dat er in de opleidingen voor medici,
verpleegkundigen en verzorgenden op dit moment weinig aandacht is voor
het verantwoord omgaan met medische technologieën en de daaraan
verbonden risico's.
De betreffende beroepsgroepen en opleidingsinstellingen zijn zelf
verantwoordelijk voor het beroepsprofiel, de opleidingseisen en
curricula. Ik zal de wetenschappelijke verenigingen voor medisch
specialisten, de verenigingen voor verpleegkundigen en verzorgenden,
maar ook de opleidingsinstellingen, informeren over de aanbevelingen
van de Inspectie en hen verzoeken uitvoering te geven aan de
aanbevelingen die hen betreffen.
Inmiddels loopt er een aantal initiatieven vanuit de wetenschappelijke
verenigingen om aanvullende richtlijnen op dit terrein te ontwikkelen.
Ik heb begrepen dat de Orde van Medisch Specialisten, de Jonge Orde en
de LVAG in reactie op de uitkomsten van het eerdergenoemde verkennende
onderzoek door de IGZ, protocollen en landelijke modellen zullen
ontwikkelen waarmee onder andere de bekwaamheid ten aanzien van het
gebruik van medische apparatuur afdoende worden geborgd.
Daarnaast kunnen trainingen en het aanleren en bijhouden van
vaardigheden meer gerichte aandacht krijgen door betere samenwerking
tussen industrie en zorginstellingen.
Ten slotte heb ik het voornemen aan de Regieraad voor Kwaliteit van
Zorg de vraag voor te leggen in hoeverre richtlijnen en protocollen
voldoende aandacht besteden aan de inzet (wanneer is de inzet van een
medische technologie geboden) en vereiste vaardigheden met betrekking
tot de toepassing van medische technologie.
Naar boven
Samenwerking fabrikanten/zorginstellingen
Zoals ik ook heb aangegeven bij het onderwerp `opleiding en training'
wil ik graag de samenwerking bevorderen tussen de industrie en de
zorginstellingen. Deze partijen kunnen meer dan thans het geval is
gebruik maken van elkaars expertise. Zorginstellingen en zorgverleners
zijn belangrijk voor de industrie om concrete feedback te krijgen op
medische technologie waarmee al in de praktijk ervaring is opgedaan:
hoe kunnen zij die zodanig verbeteren dat er minder fouten in de
dagelijkse toepassing van de technologie plaatsvinden? Inspanningen op
dit terrein, de zgn. postmarketing surveillance, zijn als een
wettelijke verplichting voor fabrikanten vastgelegd. De industrie
heeft verder de nodige ervaring op het terrein van risicoanalyses en
kan ook op het terrein van training en gebruiksinstructie van
betekenis zijn voor de zorgverleners. Ik ben er voorstander van dat
zorginstellingen en industrie over dergelijke onderwerpen concrete
meerjarige afspraken vastleggen. Ik wil een dergelijke samenwerking
stimuleren.
Naar boven
Ioniserende straling
Ten aanzien van de problemen die de Inspectie constateert met
betrekking tot de toepassing van ioniserende straling in de
geneeskunde, heb ik uw Kamer al eerder geïnformeerd over mijn
standpunt, in het kader van het rapport Nucleaire Geneeskunde nog niet
op orde, 2008. Onlangs is het rapport Radiotherapie/Oncologie
uitgebracht. De Inspectie zal mij de komende maanden nog een laatste
rapport doen toekomen over medische stralingstoepassingen, namelijk
het rapport Radiologie. Ik zal u te zijner tijd een integrale reactie
geven op deze drie rapporten en op de betrokken paragraaf in de SGZ
2008.
Met deze brief en het bijgevoegde plan van aanpak stimuleer ik
partijen in het veld tot het initiëren en doorvoeren van wezenlijke
stappen op het terrein van de patiëntveiligheid. Uiteraard realiseer
ik mij dat het terugdringen van de vermijdbare schade in de praktijk
niet altijd eenvoudig te operationaliseren is.
Op die terreinen waar gedurende een aantal jaren zal worden gewerkt
aan concrete verbeteringen, hoop ik dat er minder noodzaak zal bestaan
voor de IGZ om kritische rapportages uit te brengen.
Met dit plan van aanpak en de inzet van de betrokken partijen zelf
hoop ik dat deze zullen bijdragen aan het terugdringen van de
vermijdbare gezondheids- schade en sterfte met 50% in 2012.
Ten slotte maak ik hierbij het voorbehoud dat maatregelen die door het
Kabinet worden genomen in het kader van noodzakelijke ombuigingen als
gevolg van de kredietcrisis van invloed kunnen zijn op (de hoogte van)
mijn mogelijke financiële bijdrage.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Naar boven
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport