Ministerraad
Kabinet ziet af van wetsvoorstel over groepsbelediging
Persbericht | 29-05-2009
Het kabinet doet geen voorstellen tot wetswijziging met betrekking tot
groepsbelediging in het Wetboek van Strafrecht (WvS). Een uitspraak
van de Hoge Raad van begin maart heeft de aanleiding hiervoor
weggenomen. De ministerraad heeft op voorstel van minister Hirsch
Ballin van Justitie ingestemd met toezending aan de Tweede Kamer van
dit kabinetsstandpunt.
Het kabinet was in oktober 2008 van plan om het verbod van
godslastering te laten vervallen onder gelijktijdige verduidelijking
van de strafbepaling over groepsbelediging, maar ziet nu van dit
voornemen af. De rechtspraak over groepsbelediging blijkt in beweging
en na de recente uitspraak van de Hoge Raad is er in de jurisprudentie
geen aanleiding meer om de desbetreffende bepalingen in het WvS door
wetswijziging te wijzigen of te verduidelijken.
Eerder werden er op grond van een analyse van de rechtspraak met
betrekking tot artikel 137c WvS aanknopingspunten gevonden voor het
door de meerderheid van de Tweede Kamer gehuldigde standpunt dat
kwetsbare groepen in de samenleving afdoende bescherming nodig hebben
tegen opzettelijke belediging en haatzaaien. Maar daarvoor zou naar de
mening van het kabinet ook rekening moeten worden gehouden met een
ontwikkeling in de rechtspraak, waaruit blijkt dat onder
omstandigheden opzettelijke belediging van een groep mensen strafbaar
kan zijn zonder deze groep expliciet te noemen. Daarom werd
voorgesteld artikel 137c WvS aan te passen zodat de reikwijdte van de
bescherming duidelijker zou worden. Echter, door het arrest van de
Hoge Raad is er daartoe geen aanleiding meer. Dat neemt niet weg dat
het kabinet waarde blijft hechten aan de mogelijkheden die de
artikelen 137c tot en met 137e WvS bieden om op te kunnen treden tegen
uitingen en gedragingen die de respectvolle verhoudingen tussen mensen
van verschillende godsdiensten of levensovertuigingen ontwrichten.