Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
31293 Primair Onderwijs
Nr. Verslag van een schriftelijk overleg
Vastgesteld d.d. ...
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de
behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de staatssecretaris van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mw. Dijksma, d.d. 16 februari 2009 inzake de voortgang
van de invoering van het persoonsgebonden nummer in het primair onderwijs (Kamerstuk 31
293 nr. 29). Bij brief van ... heeft de staatssecretaris deze beantwoord. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie
Van Bochove
Adjunct-griffier van de commissie
Arends
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
1. Inleiding
2. Voordelen van het persoonsgebonden
3. Context invoeringstraject
4. Gefaseerde aanpak invoering
5. Resultaten monitor
6. Tot slot
II Reactie van de staatssecretaris
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
1. Inleiding
De leden van de CDA-fractie zijn een voorstander van de invoering van het
persoonsgebonden nummer in het onderwijs. In het voortgezet onderwijs is dat al eerder
ingevoerd en in het primair onderwijs zijn de eerste stappen reeds gezet. Ofschoon het bij de
invoering tijdelijk tot een extra last zal leiden, zullen de voordelen, zodra het allemaal is
ingevoerd, groot zijn. Het scheelt administratieve lasten voor de scholen, biedt meer
informatie over de prestaties van leerlingen en maakt het mogelijk om subsidie-instrumenten
meer gericht te kunnen inzetten. Deze leden merken op dat onder de scholen een gematigd
positieve houding is waar te nemen over de invoering van het onderwijsnummer. Wellicht dat
deze houding nog verder vergroot kan worden als kan worden duidelijk gemaakt welke
vermindering van de administratieve lasten dit voor de scholen teweeg zal brengen, zo stellen
deze leden.
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de brief van de
staatssecretaris inzake de voortgang van de invoering van het persoonsgebonden nummer in
het primair onderwijs. Er zijn al veel stappen gezet om tot een verantwoorde invoering van
het persoonsgebonden nummer in het primair onderwijs te komen. Net als de staatssecretaris
---
vertrouwen deze leden erop dat de samenwerkende organisaties de komende tijd alles in het
werk zullen stellen om scholen goed te begeleiden in deze technisch moeilijke operatie. Deze
leden hebben nog de volgende vragen.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de vorderingen bij de
invoering van het persoonsgebonden nummer in het primair onderwijs. Bij deze leden zijn
nog wel de nodige onduidelijkheden, vragen en zorgen.
De leden van de VVD-fractie hebben de brief van de staatssecretaris over de voortgang van de
invoering van het persoonsgebonden nummer in het primair onderwijs met belangstelling
gelezen. Deze leden hebben aanleiding gezien tot het stellen van de volgende vragen.
2. Voordelen van het persoonsgebonden nummer
De leden van de CDA-fractie merken op dat er leerlingen zijn die geen burgerservicenummer
(BSN) hebben. Dat is de basis voor het onderwijsnummer. Zij vragen waardoor sommige
leerlingen geen BSN-nummer krijgen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de staatssecretaris in de brief een aantal
voordelen van het persoonsgebonden nummer noemt. In hoeverre onderschrijven scholen in
het primair onderwijs deze voordelen? In hoeverre ervaren scholen een onevenredige
belasting als gevolg van de administratieve invoering én eventueel bijscholen van personeel?
Zijn er scholen waar de invoering vastloopt? Zo ja, om hoeveel scholen gaat het, en hoe
worden de problemen hier verholpen? Is de extra informatie over de leerling die aan het
persoonsgebonden nummer is gekoppeld automatisch toegankelijk voor de vervolgschool van
de leerling, of moet de leerling en/of de ouder daar eerst toestemming voor geven, zo vragen
deze leden.
3. Context invoeringstraject
De leden van de PvdA-fractie merken op dat in 2006 de Vereniging voor Openbare en
algemeen toegankelijke Scholen (VOS/ABB) aan gaf dat de eerste resultaten met het
onderwijsnummer in het voortgezet onderwijs positief zijn verlopen. Indertijd zijn er echter
ook enkele problemen aan het licht gekomen. In sommige gevallen werden aangeleverde
gegevens ten onrechte afgekeurd door het Basisregister Onderwijs (BRON) en ontstonden er
wachtende meldingen. Deze leden vragen of bij de invoering van het persoonsgebonden
nummer in het primair onderwijs deze onterechte foutmeldingen ook kunnen plaatsvinden en
of hier mogelijk problemen door kunnen ontstaan. Deze leden vragen wat er precies gebeurt
met de ten onrechte afgekeurde gegevens door BRON. Voorts vragen deze leden of de
communicatie met de inspectie voor het onderwijs goed verloopt. Bij invoering van het
persoonsgebonden nummer in het voortgezet onderwijs ontstonden problemen met de
uitwisseling van examengegevens tussen scholen en de inspectie voor het onderwijs, omdat de
inspectie voor het onderwijs alleen beschikte over gecodeerde gegevens, zo merken deze
leden op. Scholen werkten niet met deze gecodeerde nummers. Inmiddels blijkt dit probleem
voor het voortgezet onderwijs opgelost te zijn en werkt de inspectie voor het onderwijs met
onderwijsnummers. Kan de staatssecretaris aangeven of de inspectie voor het onderwijs in het
kader van het primair onderwijs ook met onderwijsnummers werkt, zo vragen deze leden.
Kortom, deze leden vragen of de problemen die zich bij de invoering van het
persoonsgebonden nummer in het voortgezet onderwijs voor deden mogelijk ook bij de
invoering in het primair onderwijs aanwezig zijn. Deze leden vragen of een overzicht gegeven
---
kan worden van deze problemen en hoe een en ander is opgelost.
De leden van de SP-fractie waarderen de invoering van het persoonsgebonden nummer in het
primair onderwijs positief als de invoering leidt tot administratieve lastenverlichting op
scholen. Zij vragen echter, of de voordelen wel gaan opwegen tegen de nadelen. Deze leden
vrezen dat vooral de directeuren weer worden geconfronteerd met een zware extra taak. Deze
leden zijn van mening dat invoering van het persoonsgebonden nummer onverantwoord is
zolang erop veel basisscholen een tekort aan ondersteuning is. Schoolleiders hebben de
afgelopen jaren veel meer taken gekregen, zonder extra ondersteuning. Ook ontberen
basisscholen nog altijd vaak een conciërge. Invoering van het persoonsgebonden nummer
betekent opnieuw extra taken, zonder daarvoor extra ondersteuning te krijgen. Deze leden
vragen of de staatssecretaris deze mening deelt.
De staatssecretaris schrijft dat van de scholen een 'aanzienlijke inzet en investering wordt
gevraagd'. Is dat een investering in tijd én geld? Hoeveel bedraagt deze investering gemiddeld
en worden scholen daar ook voor gecompenseerd? Zo neen, waarom niet, zo vragen deze
leden. Verwacht de staatssecretaris van kleine besturen of vrijwillige besturen dat zij de eigen
directie voldoende kunnen ondersteunen? Deze leden vragen of dat realistisch is. Is het waar
dat elke school het eigen leerling-administratie systeem moet 'updaten' voordat zij tot
invoering van het persoonsgebonden nummer kunnen overgaan, zo vragen deze leden. Wat
gebeurt er als de scholen niet alle gegevens van de leerlingen compleet krijgen? Worden
scholen geconfronteerd met minder bekostiging of minder geld voor achterstandsleerlingen
(gewichtengelden) als zij bijvoorbeeld niet alle sofinummers kunnen achterhalen? En waarom
kunnen ontbrekende gegevens niet direct worden aangeleverd vanuit de Gemeentelijke
basisadministratie, zo vragen deze leden.
Deze leden vragen wat de invoering concreet betekent voor:
- Het bekostigingsproces: zijn er schattingen te geven over hoeveel scholen er in de
financiering op vooruit of op achteruit gaan? Is er een kans dat er net als in het mbo een
tweede teldatum in het basisonderwijs wordt ingevoerd, zo vragen zij.
- Gegevenslevering: deze leden vragen wat precies en concreet wordt verwacht van de
scholen bij de aanlevering van gegevens. Moeten ze meer of minder gegevens aanleveren en
zijn dat andersoortige gegevens, zo vragen zij.
- Toezicht op de scholen: deze leden vragen wat er hierdoor concreet verandert met
betrekking tot het toezicht op de scholen.
- Mogelijkheden voor informatie-uitwisseling: deze leden vragen wat de concrete
voordelen daarvan zijn voor de school.
4. Gefaseerde aanpak invoering
De leden van de CDA-fractie merken op dat nog niet alle scholen de zogeheten eerste fase aan
het einde van 2007 hadden doorlopen. Zij vragen wat daarvan de oorzaken waren en of nu wel
alle scholen de eerste fase hebben afgerond. Voorts merken deze leden op dat de tweede fase
na afronding van de eerste fase is voorzien. Voor veel scholen betekent het dat begin 2008 een
start kon worden gemaakt met die tweede fase. Naar nu blijkt zijn 5000 scholen hiermee
gestart, maar 2000 scholen nog niet. Waar komt dat door, zo vragen deze leden. Zij vragen of
de staatssecretaris het dan nog wel redt om medio 2009 deze tweede fase te kunnen afronden.
Tijdens deze fase blijken er nogal wat moeilijkheden te bestaan in de communicatie met de
helpdesk. Deze leden vragen wat de staatssecretaris daaraan gaat doen. Scholen klagen over
het grote tijdsbeslag dat de invoering met zich meebrengt. Deze leden vragen wat de
staatssecretaris er aan gaat doen om deze klacht te doen afnemen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de PGN Projectorganisatie (PGNPO) vanuit het
---
ministerie van OCW financiering ontvangt, zo ja om welk bedrag gaat het. Met hoeveel
softwareleveranciers heeft PGNPO afspraken gemaakt? Wat waren de criteria om deze
leveranciers te selecteren?
Deze leden vragen hoe het uiteindelijke systeem van informatie-uitwisseling is beveiligd
tegen misbruik. Hoe wordt gecontroleerd of de gegevens in BRON een correcte weergave zijn
van de situatie op een school, zodat overbekostiging en onderbekostiging kan worden
voorkomen, zo vragen deze leden.
Deze leden vragen voorts hoe de ondersteuning vanuit de IB-groep verloopt, mede gelet op
het feit dat de IB-groep nog niet zo lang geleden zelf met de nodige problemen kampte.
Deze leden vragen welke onafhankelijke partij de risicoanalyse ten aanzien van de beveiliging
van persoonsgegevens heeft ingevoerd. Wat waren de resultaten van deze analyse? Heeft het
college bescherming persoonsgegevens ook nog een rol gespeeld? Zo neen, waarom niet?
Deze leden vragen tevens wat de oorspronkelijke raming voor het hele traject in 2006 was. In
hoeverre wijkt de huidige raming hiervan af en is het project dus duurder gebleken? Waaruit
bestaat het flankerend beleid meer in detail, waaraan tot 2010 maar liefst 24 miljoen zal
worden besteed? Wat zijn de kosten voor het onderzoek van Regioplan Beleidsonderzoek?
Deze leden vragen waarom de staatssecretaris het positief te noemen vindt dat scholen op de
lange termijn noch positief noch negatief zijn over de nieuwe structurele situatie. Houdt dit
impliciet niet in dat scholen de meerwaarde niet erkennen? Wat gaat de staatssecretaris er aan
doen om de meerwaarde, zo die er is, aan scholen te communiceren? Hoe komt het volgens de
staatssecretaris dat scholen tot op heden nog onvoldoende op de hoogte zijn van de ins en outs
van het persoonsgebonden nummer? Is dit puur een taak van de PGNPO, zo vragen deze
leden.
5. Resultaten monitor
De leden van de CDA-fractie merken op dat de staatssecretaris constateert dat de besturen of
bovenschoolse managers minder ondersteuning bieden dan de ondersteuning van de PGNPO
en de softwareleveranciers. Komt dat door een gebrek aan deskundigheid of een gebrek aan
draagvlak voor de invoering van het onderwijsnummer én de grote tijdsbelasting die ermee
gepaard gaat, zo vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie merken op dat de staatssecretaris schrijft dat een aantal
aanvraagprocedures, zoals voor de leerlinggebonden financiering, straks tot het verleden zal
behoren. Kan de staatssecretaris dat nader toelichten, zo vragen zij. Deze leden merken op
dat, volgens de monitor van Regioplan, de scholen voorzichtig positief reageren. Uit ditzelfde
onderzoek blijkt echter ook dat er directeuren of bestuurders zijn, die vrezen dat de nieuwe
informatiesystemen worden gebruikt voor kwaliteitslijsten met beoordelingen en rangordes.
Deze leden vragen of die vrees terecht is en of de staatssecretaris kan uitsluiten dat dit
gebeurt. Deze leden vragen een helder en eenduidig antwoord. Ook met betrekking tot de
privacy hebben deze leden zorgen. De leerlinggegevens komen straks terecht bij gemeente, de
IB-groep en de Centrale Financiële Instellingen (CFI), zo merken deze leden op. Is het waar
dat daarnaast ook het projectmanagement van de Algemene Vereniging voor Schoolleiders
(AVS), de softwareleveranciers en/of andere scholen inzicht (kunnen) krijgen in de gegevens,
zo vragen deze leden. Zij vragen in hoeverre dat valt te verenigen met het bekostigingsbesluit,
waarin wordt gesteld dat het zonder toestemming van de ouders niet is toegestaan om de
gegevens te geven aan anderen 'dan degenen die ingevolge de wet bevoegd zijn inlichtingen
omtrent de school en het onderwijs te ontvangen.' Deze leden merken op dat die garantie
scholen vaak aan ouders gegeven hebben op het moment van inschrijving. Kunnen scholen
dat nog wel waar maken gedurende de implementatie-periode, zo vragen deze leden.
---
6. Tot slot
De leden van de CDA-fractie merken op dat de grote vraag zal zijn hoe de staatssecretaris er
voor gaat zorgen dat vanaf 1 oktober 2010 scholen alles via dit onderwijsnummer kunnen
doen en geen aparte formulieren meer nodig hebben.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de garantie gegeven kan worden dat het
onderwijsnummer op geen enkele wijze gebruikt zal worden voor de opsporing en mogelijke
uitzetting van 'illegale' kinderen. Deze leden merken op dat in de Wet op het
onderwijsnummer expliciet werd bepaald dat dit nummer niet mag worden gebruikt voor het
opsporen van illegalen. Ooit heeft voormalig minister Verdonk voor Vreemdelingen Zaken en
Integratie in een uitzending van Twee Vandaag gezegd dat ze een onderzoek naar
persoonsgebonden nummer in het kader van het opsporingsbeleid in overweging neemt. Kan
de staatssecretaris nogmaals bevestigen dat in het kader van de Wet Bescherming
Persoonsgegevens het onderwijsnummer op geen enkele wijze gebruikt zal worden voor de
opsporing van 'illegale' kinderen, zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie vragen of de staatssecretaris kan toezeggen dat de invoering in
2010 volledig gerealiseerd is en dat er geen kostenoverschrijding zal plaatsvinden.
II Reactie van de staatssecretaris
1. Inleiding
Allereerst dank ik de fracties van het CDA, PvdA, de SP en de VVD voor hun vragen en
opmerkingen bij de brief d.d. 16 februari 2009 inzake de voortgang van de invoering van het
persoonsgebonden nummer in het primair onderwijs. Ik hecht grote waarde aan de
betrokkenheid en inhoudelijke inbreng van de Kamer bij dit belangrijke invoeringstraject.
Hieronder zal ik de vragen van de fracties afzonderlijk beantwoorden. Daarbij zijn enkele
vragen van verschillende fracties die op hetzelfde onderwerp betrekking hebben
samengevoegd.
2. Voordelen van het persoonsgebonden nummer
De leden van de CDA-fractie merken op dat er leerlingen zijn die geen burgerservicenummer
(BSN) hebben. Dat is de basis voor het onderwijsnummer. Zij vragen waardoor sommige
leerlingen geen BSN-nummer krijgen.
Het burgerservicenummer wordt toegekend door de gemeente bij inschrijving van een
persoon in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA), bijvoorbeeld bij
aangifte van een pasgeboren kind. Er is een groep leerlingen die niet is ingeschreven in de
GBA. Het betreft hier in het algemeen leerlingen van buitenlandse afkomst, bijvoorbeeld
leerlingen uit grensstreeklanden die in Nederland onderwijs volgen of kinderen van
diplomaten die tijdelijk in Nederland onderwijs volgen. Ook kinderen van personen die
illegaal in Nederland verblijven hebben geen burgerservicenummer. In deze gevallen, waarin
een leerling geen burgerservicenummer heeft en wel onderwijs volgt, krijgt de leerling van de
IB-Groep een alternatief nummer toegekend, dat formeel juridisch het onderwijsnummer is.
Dit onderwijsnummer is uiterlijk niet te onderscheiden van een burgerservicenummer.
---
De leden van de VVD-fractie merken op dat de staatssecretaris in de brief een aantal
voordelen van het persoonsgebonden nummer noemt. In hoeverre onderschrijven scholen in
het primair onderwijs deze voordelen?
De leden van de SP-fractie waarderen de invoering van het persoonsgebonden nummer in het
primair onderwijs positief als de invoering leidt tot administratieve lastenverlichting
opscholen. Zij vragen echter, of de voordelen wel gaan opwegen tegen de nadelen. In
hoeverre ervaren scholen een onevenredige belasting als gevolg van de administratieve
invoering én eventueel bijscholen van personeel?
De invoering van het persoonsgebonden nummer heeft een aantal belangrijke voordelen. De
administratieve lasten voor scholen zullen - op termijn - verminderen. Instanties die nu de
scholen bevragen zullen in de toekomst voor hun informatie bij de Basisregistratie Onderwijs
(BRON) terecht kunnen. Het aantal formulieren voor de bekostiging neemt flink af.
Bovendien neemt de kans op fouten in de bekostiging af. Er komen meer mogelijkheden voor
toezicht op de rechtmatigheid van de bekostiging. Tenslotte komt er betere beleidsinformatie
over de gehele leerlijn beschikbaar.
In de monitor die door Regioplan wordt uitgevoerd, komt onder andere de houding van
scholen ten aanzien van deze voordelen aan de orde. De houding ten aanzien van de
administratieve lasten laat een wisselend beeld zien: met de stelling dat de gegevenslevering
aan de overheid eenvoudiger wordt, is 56,8% van de respondenten het eens (37,5% is neutraal
en 5,6% is oneens). Daartegenover staat dat volgens 28,7% van de respondenten de
administratieve last niet opweegt tegen de voordelen (60,1% is neutraal en 10,6% is oneens).
Voor wat betreft de bekostiging is 64,1% van de respondenten het eens met de stelling dat
vergissingen en fraude beter kunnen worden voorkomen (32,7% neutraal en 3,1% oneens).
Over het terugkoppelen van gegevens in de vorm van beleidsinformatie is het grootste deel
van de respondenten neutraal.
In de monitor van Regioplan wordt de respondenten ook een aantal stellingen over het
invoeringsproces voorgelegd. Met de stelling dat de school voldoende tijd heeft voor de
voorbereiding op de overgang is 68,6% van de respondenten het eens (22,7% neutraal en
7,4% oneens). Echter, 53,8% van de respondenten is het eens met de stelling dat de invoering
scholen te veel tijd kost (31,8% neutraal en 13,2% oneens). Uit de monitor blijkt verder dat
van de respondenten die gestart zijn met de zogenoemde PGN-scan ongeveer 60% van
mening is dat het uitwisselen van gegevens meer moeite kostte dan men van te voren had
gedacht
Het is bij deze beoordeling door de scholen van belang op te merken dat de monitor is
uitgevoerd op het moment dat de scholen volop in het invoeringstraject zitten. De scholen
moeten nu een inspanning leveren die vooral van administratieve aard is en dus niet
rechtstreeks ten goede komt aan het primaire proces van de school. Het is daarom ook niet
verwonderlijk dat veel scholen deze extra inspanning als een last beschouwen. Er zijn echter
geen indicaties dat de scholen hun inspanningen als een onevenredige belasting ervaren. De
scholen zullen de voordelen ondervinden als de invoering achter de rug is. Ik ben van mening
dat de structurele voordelen van het persoonsgebonden nummer opwegen tegen de tijdelijke
extra inspanningen die ten behoeve van de invoering door de scholen moeten worden
geleverd. Dat neemt niet weg dat er van de scholen op dit moment een flinke inzet wordt
gevraagd. Maar de scholen kunnen rekenen op heldere voorlichting en goede begeleiding van
OCW en de andere projectpartners bij elke stap die zij in dit proces moeten zetten.
De leden van de VVD-fractie vragen of er scholen zijn waar de invoering vastloopt? Zo ja, om
hoeveel scholen gaat het, en hoe worden de problemen hier verholpen?
---
Voorts merken de leden van de CDA-fractie op dat de tweede fase na afronding van de eerste
fase is voorzien. Voor veel scholen betekent het dat begin 2008 een start kon worden gemaakt
met die tweede fase. Naar nu blijkt zijn 5000 scholen hiermee gestart, maar 2000 scholen nog
niet. Waar komt dat door, zo vragen deze leden. Zij vragen of de staatssecretaris het dan nog
wel redt om medio 2009 deze tweede fase te kunnen afronden.
Op dit moment bereiden de scholen hun leerlinggegevens voor op de elektronische
uitwisseling met de IB-Groep. De projectorganisatie van het veld, PGNPO, biedt de scholen
de zogenoemde PGN-scan aan waarmee zij onder begeleiding een aantal controles op de
gegevens in hun geautomatiseerde leerlingadministratiesystemen kunnen uitvoeren. Op deze
wijze ontvangen de scholen van PGNPO advies over de stappen die nog moeten worden gezet
om de kwaliteit van de ingevoerde gegevens op orde te brengen. De PGN-scan wordt vanaf
maart 2008 stapsgewijs door alle scholen uitgevoerd. Elke schoolweek begint een groep
scholen met de PGN-scan zodat alle scholen evenveel begeleiding kan worden geboden.
PGNPO kan scholen alleen in opdracht van het bestuur ondersteunen. Daartoe sluit het
bestuur een bewerkersoverkomst met de stichting PGNO. Tot nu toe heeft geen bestuur
aangegeven geen gebruik te willen maken van de diensten van PGNPO.
Begin mei 2009 waren bijna alle scholen (7.390 scholen = 98%) gestart met deze PGN-scan.
Daarvan hebben 5.092 scholen (72%) de scan inmiddels succesvol doorlopen: zij hebben
tenminste 95% van hun leerlinggegevens op orde. Ongeveer 300 scholen waren langer dan
twee maanden `inactief'. Dat wil zeggen dat ze geen gegevensuitwisseling in de scan
uitvoerden. PGNPO zoekt met deze scholen actief telefonisch contact en beziet in overleg met
de school welke specifieke oplossing nodig is om de scan succesvol af te ronden.
Een relatief kleine groep scholen (begin mei ongeveer 100) is nog niet gestart met de PGN-
scan. Hiervoor zijn verschillende redenen. Een aantal heeft nog geen geautomatiseerd
leerlingadministratiesysteem of heeft uitstel gevraagd. Er is ook een kleine groep scholen die
bewust aan het einde van deze fase is ingepland vanwege de bijzondere eisen die de
betreffende vorm van onderwijs stelt aan de uitwisseling via het persoonsgebonden nummer
(bijvoorbeeld onderwijs aan speciale groepen zoals asielzoekersscholen). Ook deze scholen
worden door PGNPO actief benaderd om onder begeleiding deel te nemen aan de PGN-scan.
De verwachting op basis van deze recente voortgangscijfers is dat eind juni 2009 nog
ongeveer 200 tot 600 scholen bezig zullen zijn met de scan, maar deze nog niet zullen hebben
afgerond. In deze groep zitten dan scholen die meer tijd nodig hebben om het gewenste
resultaat alsnog zelfstandig te bereiken, en wellicht ook scholen die waarschijnlijk meer
ondersteuning nodig zullen hebben. Deze uitloop heeft geen consequenties voor de start van
de volgende fase van het invoeringstraject: er zijn meer dan voldoende scholen gereed met de
scan om te starten met de daadwerkelijke uitwisseling van gegevens met BRON. De
achterstand van de laatste scholen zal met gerichte begeleiding parallel aan de start van de
aansluiting BRON worden weggewerkt.
Is de extra informatie over de leerling die aan het persoonsgebonden nummer is gekoppeld
automatisch toegankelijk voor de vervolgschool van de leerling, of moet de leerling en/of de
ouder daar eerst toestemming voor geven, zo vragen deze leden.
De invoering van het persoonsgebonden nummer is gericht op het aanleveren van een aantal
leerlinggegevens, samen met het persoonsgebonden nummer, door scholen aan de IB-Groep.
Deze gegevens worden opgenomen in het Basisregister onderwijs (BRON). In de Wet
Onderwijsnummer staat welke organisaties toegang hebben tot de persoonsgebonden
informatie over een leerling in BRON, en wat zij daarmee mogen doen. Leerlingen, studenten
of hun ouders kunnen bij de IB-Groep om inzage vragen in hun geregistreerde
---
persoonsgegevens. De gegevens in BRON zijn niet toegankelijk voor de vervolgschool van de
leerling. Voor het gebruik van het persoonsgebonden nummer bij de uitwisseling van leer- en
begeleidingsgegevens van leerlingen tussen onderwijsinstellingen middels een elektronisch
leerdossier ten behoeve van de doorlopende leerlijn is een separaat wetsvoorstel in
voorbereiding.
3. Context invoeringstraject
De leden van de PvdA-fractie merken op dat in 2006 de Vereniging voor Openbare en
algemeen toegankelijke Scholen (VOS/ABB) aangaf dat de eerste resultaten met het
onderwijsnummer in het voortgezet onderwijs positief zijn verlopen. Indertijd zijn er echter
ook enkele problemen aan het licht gekomen. In sommige gevallen werden aangeleverde
gegevens ten onrechte afgekeurd door het Basisregister Onderwijs (BRON) en ontstonden er
wachtende meldingen. Deze leden vragen of bij de invoering van het persoonsgebonden
nummer in het primair onderwijs deze onterechte foutmeldingen ook kunnen plaatsvinden en
of hier mogelijk problemen door kunnen ontstaan. Deze leden vragen wat er precies gebeurt
met de ten onrechte afgekeurde gegevens door BRON.
De nieuwe digitale gegevensuitwisseling op basis van het persoonsgebonden nummer tussen
scholen en de IB-Groep (BRON) wordt uitgebreid getest. Deze testen zijn er onder meer op
gericht om te controleren of de verschillende controles conform de specificaties worden
uitgevoerd en of de juiste foutmelding wordt gedaan. Bovendien voeren de scholen, voordat
ze voor het eerst gegevens uitwisselen met de IB-Groep, de PGN-scan uit. Tijdens de PGN-
scan wordt al een aantal controles op de leerlinggegevens van de scholen uitgevoerd, die in de
volgende fase ook door de IB-Groep worden uitgevoerd. Alle bevindingen en ervaringen met
foutmeldingen uit enerzijds het testtraject en anderzijds de PGN-scan hebben daar waar nodig
geresulteerd in aanpassingen van de administratiepakketten van de scholen en/of de systemen
van de IB-Groep. Daarmee hebben we de kans dat bij de daadwerkelijke gegevensuitwisseling
tussen scholen en de IB-Groep onterechte foutmeldingen plaatsvinden zo klein mogelijk
gemaakt. Mocht ondanks het uitgebreide testtraject toch sprake zijn van een onterechte
foutmelding, dan zullen technische aanpassingen worden gedaan, zodanig dat de onterechte
foutmelding niet meer voor kan komen. Voor de bekostiging van de school heeft dit geen
gevolgen, want de bekostiging vindt voor het eerst plaats nadat alle scholen zijn `aangesloten
op' BRON, vanaf oktober 2010. Tijdens de fase aansluiting BRON wordt met iedere school
afzonderlijk geverifieerd of alle leerlinggegevens op een juiste wijze zijn verwerkt in BRON.
Eventuele onterechte afkeur van gegevens wordt dan geconstateerd en opgelost.
Voorts vragen deze leden of de communicatie met de inspectie voor het onderwijs goed
verloopt. Bij invoering van het persoonsgebonden nummer in het voortgezet onderwijs
ontstonden problemen met de uitwisseling van examengegevens tussen scholen en de inspectie
voor het onderwijs, omdat de inspectie voor het onderwijs alleen beschikte over gecodeerde
gegevens, zo merken deze leden op. Scholen werkten niet met deze gecodeerde nummers.
Inmiddels blijkt dit probleem voor het voortgezet onderwijs opgelost te zijn en werkt de
inspectie voor het onderwijs met onderwijsnummers. Kan de staatssecretaris aangeven of de
inspectie voor het onderwijs in het kader van het primair onderwijs ook met
onderwijsnummers werkt, zo vragen deze leden. Kortom, deze leden vragen of de problemen
die zich bij de invoering van het persoonsgebonden nummer in het voortgezet onderwijs
voordeden mogelijk ook bij de invoering in het primair onderwijs aanwezig zijn Deze leden
vragen of een overzicht gegeven kan worden van deze problemen en hoe een en ander is
opgelost.
---
De communicatie met de Inspectie van het Onderwijs verloopt goed. De Inspectie van het
Onderwijs zal uit BRON de resultaten van de eindtoets van de leerlingen ontvangen. De
soorten eindtoetsen en de coderingen hiervan zijn door de IB-Groep afgestemd met de
Inspectie van het Onderwijs. Er worden ten aanzien van dit punt dus in de keten dezelfde
codes gehanteerd. De genoemde problemen worden in het primair onderwijs dan ook niet
verwacht.
De leden van de SP-fractie vrezen dat vooral de directeuren weer worden geconfronteerd met
een zware extra taak. Deze leden zijn van mening dat invoering van het persoonsgebonden
nummer onverantwoord is zolang erop veel basisscholen een tekort aan ondersteuning is.
Schoolleiders hebben de afgelopen jaren veel meer taken gekregen, zonder extra
ondersteuning. Ook ontberen basisscholen nog altijd vaak een conciërge. Invoering van het
persoonsgebonden nummer betekent opnieuw extra taken, zonder daarvoor extra
ondersteuning te krijgen. Deze leden vragen of de staatssecretaris deze mening deelt. De
staatssecretaris schrijft dat van de scholen een 'aanzienlijke inzet en investering wordt
gevraagd'. Is dat een investering in tijd én geld? Hoeveel bedraagt deze investering
gemiddeld en worden scholen daar ook voor gecompenseerd? Zo neen, waarom niet, zo
vragen deze leden.
Scholen klagen over het grote tijdsbeslag dat de invoering met zich meebrengt. De leden van
de VVD-fractie vragen wat de staatssecretaris er aan gaat doen om deze klacht te doen
afnemen.
Van de scholen wordt op dit moment een aanzienlijke inzet in tijd gevraagd. De school, en
meer concreet degene die de administratie voert, moet tijd besteden aan het op orde brengen
van de leerlingenadministratie en aan het uitvoeren van het nieuwe proces van
gegevensuitwisseling met de IB-Groep. Deze inzet zal per school verschillen. Een gemiddelde
tijdsbesteding van een school is niet te geven. De scholen hebben in 2005-2006 een
vergoeding van in totaal 7,5 miljoen euro gekregen voor de werkzaamheden die zij verrichten
ten behoeve van de invoering van het persoonsgebonden nummer. Zij worden daarnaast door
de projectorganisatie van het veld PGNPO, de IB-Groep en CFI intensief begeleid.
Verwacht de staatssecretaris van kleine besturen of vrijwillige besturen dat zij de eigen
directie voldoende kunnen ondersteunen? De leden van de VVD-fractie vragen of dat
realistisch is.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de staatssecretaris constateert dat de besturen of
bovenschoolse managers minder ondersteuning bieden dan de ondersteuning van de PGNPO
en de softwareleveranciers. Komt dat door een gebrek aan deskundigheid of een gebrek aan
draagvlak voor de invoering van het onderwijsnummer én de grote tijdsbelasting die ermee
gepaard gaat, zo vragen deze leden
Uit de monitor van Regioplan blijkt dat de rol van het bestuur en de bovenschoolse directie
beperkt is bij de werkzaamheden die betrekking hebben op de invoering van het
persoonsgebonden nummer. De scholen brengen zelf hun leerlingadministratie gereed voor
elektronische uitwisseling via het persoonsgebonden nummer. Ik verwacht en acht het ook
nodig - dat alle besturen in het primair onderwijs de voorwaarden kunnen scheppen voor de
eigen scholen om het persoonsgebonden nummer succesvol te kunnen invoeren. De
relatiemanagers van de IB-Groep houden daarom nauw contact met de besturen over de
stappen die moeten worden gezet voor de invoering. De besturen ontvangen van PGNPO en
de IB-Groep regelmatig informatie over de voortgang bij de eigen scholen.
---
Is het waar dat elke school het eigen leerling-administratie systeem moet 'updaten' voordat zij
tot invoering van het persoonsgebonden nummer kunnen overgaan, zo vragen deze leden.
De administratie van de leerlingen moet op de school zelf worden gevoerd. Om het
persoonsgebonden nummer te kunnen invoeren, dient het leerlingadministratiesysteem van de
school te worden aangepast, zodat het geschikt is voor de digitale gegevensuitwisseling tussen
de school en de IB-Groep. De technische specificaties op basis waarvan de
administratiepakketten moeten worden aangepast zijn beschreven in het Programma van
Eisen van de IB-Groep. Dit Programma van Eisen is onderdeel van de Regeling structurele
gegevenslevering WPO/WEC. Onder begeleiding van PGNPO hebben de leveranciers van
leerlingadministratiesystemen in het primair onderwijs inmiddels hun systemen aangepast.
Wat gebeurt er als de scholen niet alle gegevens van de leerlingen compleet krijgen?
Vanaf mei 2009 gaan scholen voor het eerst de leerlinggegevens, inclusief het
persoonsgebonden nummer, met de IB-Groep uitwisselen. Deze `aansluiting op' BRON is
erop gericht dat alle scholen de gegevens van alle leerlingen compleet in BRON krijgen.
Tijdens de fase aansluiting BRON wordt door de IB-Groep in samenspraak met de school
geconstateerd of de gegevens inderdaad compleet zijn. Indien dit niet het geval is, krijgt de
school de gelegenheid om onder begeleiding van de IB-Groep de gegevens alsnog compleet te
maken.
Worden scholen geconfronteerd met minder bekostiging of minder geld voor
achterstandsleerlingen (gewichtengelden) als zij bijvoorbeeld niet alle sofinummers kunnen
achterhalen? En waarom kunnen ontbrekende gegevens niet direct worden aangeleverd
vanuit de Gemeentelijke basisadministratie, zo vragen deze leden.
Indien een school niet over het burgerservicenummer (voorheen het sofinummer) van een
leerling beschikt, dan zal de IB-Groep dit alsnog achterhalen bij de Gemeentelijke
BasisAdministratie (GBA). Indien ook dit niet tot resultaat leidt, kent de IB-Groep aan deze
leerling een alternatief nummer, het onderwijsnummer, toe. Het ontbreken of niet kunnen
achterhalen van het burgerservicenummer heeft dus geen gevolgen voor de bekostiging.
Deze leden vragen wat de invoering concreet betekent voor:
- Het bekostigingsproces: zijn er schattingen te geven over hoeveel scholen er in de
financiering op vooruit of op achteruit gaan? Is er een kans dat er net als in het mbo een
tweede teldatum in het basisonderwijs wordt ingevoerd, zo vragen zij.
De invoering van het persoonsgebonden nummer leidt niet tot een wijziging van het
bekostigingsmodel. Er wordt derhalve niet verwacht dat er scholen meer of minder bekostigd
krijgen als gevolg van de invoering van het persoonsgebonden nummer. Het is wel denkbaar
dat, als gevolg van de invoering van het persoonsgebonden nummer, fouten in de huidige
tellingen zich niet meer voordoen, bijvoorbeeld een dubbele inschrijving van een leerling (op
twee verschillende scholen). Er is geen voornemen om een tweede teldatum, zoals in het mbo,
in te voeren in het basisonderwijs.
- Gegevenslevering: deze leden vragen wat precies en concreet wordt verwacht van de
scholen bij de aanlevering van gegevens. Moeten ze meer of minder gegevens aanleveren en
zijn dat andersoortige gegevens, zo vragen zij.
10
Van de scholen wordt verwacht dat zij een aantal gegevens van alle bij de school
ingeschreven leerlingen via de nieuwe digitale manier van gegevensuitwisseling aan de IB-
Groep leveren. In de oude situatie leverden de scholen deze gegevens van de leerlingen bij
elkaar opgeteld en niet tot de persoon herleidbaar op telformulieren aan CFI. In de nieuwe
situatie stuurt de school deze gegevens per leerling en wel tot de persoon herleidbaar
(gekoppeld aan het persoonsgebonden nummer) elektronisch naar de IB-Groep (BRON). Het
betreft dezelfde wettelijk voorgeschreven gegevens die ook voorheen door de scholen
geleverd moesten worden. Sommige van deze gegevens zijn nader gespecificeerd, zoals de
indicatiestelling. De IB-Groep voert een aantal controles uit op deze gegevens en neemt de
goedgekeurde gegevens op in BRON. Van elk gegeven dat niet goedgekeurd is, ontvangt de
school een signaal van de IB-Groep, aan de hand waarvan de school kan afleiden waarom het
gegeven is afgekeurd. De school corrigeert de afgekeurde gegevens zodat deze wel in BRON
kunnen worden opgenomen. Vervolgens ontvangt CFI van de IB-Groep periodiek uit BRON
de geanonimiseerde telgegevens. CFI berekent op basis van deze gegevens de
bekostigingsaanspraken van de school en stelt de school daarvan op de hoogte. De school
controleert deze bekostigingsoverzichten en kan daarover desgewenst met CFI contact
opnemen.
- Toezicht op de scholen: deze leden vragen wat er hierdoor concreet verandert met
betrekking tot het toezicht op de scholen.
Een voordeel van de invoering van het persoonsgebonden nummer is dat de mogelijkheden
van toezicht op de rechtmatigheid van de bekostiging toenemen, omdat in BRON een
compleet overzicht van alle leerlingen ontstaat zonder dat de administratieve lasten van de
scholen hierdoor verzwaren.
- Mogelijkheden voor informatie-uitwisseling: deze leden vragen wat de concrete
voordelen daarvan zijn voor de school.
Een voordeel van de invoering van het persoonsgebonden nummer is dat het aantal
afzonderlijke bevragingen van scholen zal afnemen. Scholen leveren gegevens aan de IB-
Groep, die de gegevens beheert in BRON. Andere afnemers, zoals CFI, de Inspectie van het
Onderwijs en het CBS, ontvangen gegevens uit BRON en hoeven niet zelf de scholen te
bevragen. Hierdoor zal het aantal administratieve handelingen van de scholen afnemen.
Scholen kunnen het persoonsgebonden nummer gebruiken in hun contacten met andere
scholen bij het in- en uitschrijven van leerlingen. De school kan ook gemakkelijker informatie
uitwisselen met de gemeente bij spijbelen of (langdurige) afwezigheid van het kind.
Bovendien kan CFI straks gegevens in de vorm van benchmarkinformatie beschikbaar stellen
aan de scholen ter ondersteuning van het opbrengstgericht werken.
4. Gefaseerde aanpak invoering
De leden van de CDA-fractie merken op dat nog niet alle scholen de zogeheten eerste fase
aan het einde van 2007 hadden doorlopen. Zij vragen wat daarvan de oorzaken waren en of
nu wel alle scholen de eerste fase hebben afgerond.
De eerste fase van de zogenoemde PGN-scan onder begeleiding van PGNPO betreft het
verzamelen van de burgerservicenummers van alle leerlingen op de school. Op dit moment is
door de scholen van 94% van alle leerlingen het burgerservicenummer verzameld. Er kunnen
---
verschillende redenen zijn waarom een school geen burgerservicenummer van een leerling
heeft geregistreerd. Sommige ouders hebben dit nummer niet aan de school gegeven. Het kan
ook zijn dat de leerling geen burgerservicenummer heeft (bijvoorbeeld grenslandleerlingen,
leerlingen uit het buitenland of kinderen van asielzoekers). In de volgende fase van het
invoeringstraject worden deze ontbrekende nummers aangevuld. De IB-Groep zal via de
check aan het GBA de resterende nummers achterhalen. De leerlingen die geen
burgerservicenummer hebben, krijgen door de IB-Groep een onderwijsnummer toegekend op
basis waarvan bekostiging kan plaatsvinden.
Tijdens de tweede fase blijken er nogal wat moeilijkheden te bestaan in de communicatie met
de helpdesk. Deze leden vragen wat de staatssecretaris daaraan gaat doen.
Steeds meer scholen nemen deel aan de PGN-scan en daarmee neemt het beroep dat de
scholen doen op de ondersteuningsmogelijkheden van PGNPO en de softwareleveranciers toe.
De helpdesk van PGNPO wordt vooral benaderd met vragen over terugmeldingen op de
gegevenslevering tijdens de PGN-scan en foutmeldingen in het leerlingadministratiesysteem.
Uit de invoeringsmonitor van Regioplan blijkt dat de belangrijkste reden voor scholen om de
helpdesk een lage beoordeling te geven is dat het antwoord van de helpdesk niet hielp bij het
oplossen van het probleem. Verder geven sommige scholen aan dat ze heen en weer worden
gestuurd tussen de helpdesk PGNPO en de softwareleverancier. Om de kennis van de
helpdeskmedewerkers te verbeteren geeft PGNPO extra opleidingen en is er een dagelijkse
afstemming tussen het kernteam en de helpdeskmedewerkers. Daarnaast vult PGNPO actief
de `knowledge base' aan. Belangrijk is dat aan de school na elk contact door de helpdesk
wordt gevraagd of men met het gegeven antwoord voldoende is geholpen. Met scholen die het
antwoord onvoldoende vonden, wordt als nazorg contact opgenomen om het probleem alsnog
op te lossen. Daarnaast heeft PGNPO nauwere contacten gelegd met de softwareleveranciers
over de oplossing van specifieke foutmeldingen. Hierdoor kan PGNPO de school beter
informeren. De IB-Groep zal nadrukkelijk voortbouwen op de leerervaringen van PGNPO ten
behoeve van de opbouw van de helpdesk BRON voor de volgende fase van het
invoeringstraject.
De leden van de VVD-fractie vragen of de PGN Projectorganisatie (PGNPO) vanuit het
ministerie van OCW financiering ontvangt, zo ja om welk bedrag gaat het. Waaruit bestaat
het flankerend beleid meer in detail, waaraan tot 2010 maar liefst 24 miljoen zal worden
besteed?
Deze geraamde uitgaven van 24 miljoen euro in de periode 2005-2010 komen rechtstreeks
aan het onderwijsveld ten goede. In 2005-2006 is een vergoeding van 7,5 miljoen euro aan de
scholen toegekend voor de werkzaamheden die zij verrichten ten behoeve van de invoering
van het persoonsgebonden nummer, zoals het opvragen en registreren van de
burgerservicenummers, het aanpassen van het administratiepakket, het volgen van een cursus
door de administratief medewerker en het deelnemen aan de PGN-scan. De hoogte van de
subsidie is in overleg met de organisaties voor bestuur en management en de AVS
vastgesteld.
Daarnaast is specialistische expertise nodig om de scholen tijdens het invoeringstraject
zorgvuldig te ondersteunen. Het is effectiever om deze schaarse expertise centraal aan te
bieden dan om ieder bestuur te vragen deze zelf op te bouwen. Daarom hebben de
gezamenlijke organisaties voor bestuur en management en de AVS het initiatief genomen om
een stichting PGNO en een projectorganisatie PGNPO in het leven te roepen ter
ondersteuning en begeleiding van de zevenduizend scholen in het primair onderwijs bij de
12
invoering van het persoonsgebonden nummer. De stichting PGNO heeft voor de periode
2006-2009 16 miljoen euro subsidie van OCW ontvangen. PGNPO begeleidt de scholen bij
de inrichting van het proces van gegevenslevering intensief. Uitgangspunt hierbij is dat de
administratieve belasting voor de scholen zo klein mogelijk is. PGNPO biedt de scholen de
PGN-scan aan om de scholen te ondersteunen bij de activiteiten die op de scholen moeten
plaatsvinden, zoals het geschikt maken van de leerlingadministratie voor elektronische
uitwisseling. Ook maakt PGNO namens de scholen afspraken met de softwareleveranciers in
het primair onderwijs, zodat de leerlingadministratiesystemen de geautomatiseerde
gegevenslevering mogelijk maken. Met deze ondersteuning is een kosteneffectieve invoering
mogelijk en kunnen scholen zich zoveel mogelijk concentreren op de primaire onderwijstaak.
Met hoeveel softwareleveranciers heeft PGNPO afspraken gemaakt? Wat waren de criteria
om deze leveranciers te selecteren?
Het criterium om een softwareleverancier uit te nodigen om afspraken te maken over het
invoeringsproces is dat de betreffende leverancier werkzaam is voor een school in het primair
onderwijs. In het najaar van 2006 heeft de stichting PGNO contractueel afspraken gemaakt
met dertien softwareleveranciers. Met twee van deze leveranciers is de overeenkomst
beëindigd: de één verzocht zelf om ontbinding, de ander kon de overeenkomst niet nakomen.
Overigens legt PGNPO ook contacten met nieuwe softwareleveranciers indien blijkt dat zij
scholen in het PO (willen) bedienen. Op deze wijze zijn alle scholen in principe door deze
afspraken gedekt.
Deze leden vragen hoe het uiteindelijke systeem van informatie-uitwisseling is beveiligd
tegen misbruik. Deze leden vragen welke onafhankelijke partij de risicoanalyse ten aanzien
van de beveiliging van persoonsgegevens heeft ingevoerd. Wat waren de resultaten van deze
analyse? Heeft het college bescherming persoonsgegevens ook nog een rol gespeeld? Zo
neen, waarom niet?
De risicoanalyse is uitgevoerd door het bedrijf 3-angle. Dit bedrijf is gespecialiseerd in het
uitvoeren van risicoanalyses en beschikt over veel kennis en ervaring op het gebied van
beveiliging van gegevens. Het doel van de risicoanalyse was het identificeren van de
noodzakelijke technische beveiligingsmaatregelen voor de uitwisseling van leerlinggegevens
tussen de scholen en de IB-Groep. Het resultaat was de set van maatregelen die inmiddels is
geïmplementeerd. De gegevensuitwisseling tussen scholen en de IB-Groep vindt plaats door
middel van een SSL-verbinding die wordt beveiligd met unieke certificaten. Hiermee ontstaat
een tweezijdige authenticatie en en- en decryptie van gegevens). Het College bescherming
persoonsgegevens was geen partij bij de uitvoering van de risicoanalyse, dat is geen taak van
het College bescherming persoonsgegevens. Het kader waarbinnen de risicoanalyse is
uitgevoerd, werd gevormd door `Achtergrondstudies en Verkenningen 23, Beveiliging van
persoonsgegevens' van het College bescherming persoonsgegevens.
Hoe wordt gecontroleerd of de gegevens in BRON een correcte weergave zijn van de situatie
op een school, zodat overbekostiging en onderbekostiging kan worden
voorkomen, zo vragen deze leden.
Alle leerlinggegevens die worden aangeleverd aan BRON worden gecontroleerd aan de
Gemeentelijke BasisAdministratie (GBA). De controle aan de GBA en de mogelijkheden om
binnen BRON dubbele inschrijvingen te constateren, borgen dat van alle leerlingen die
13
bekostigd worden ook vastgesteld is dat ze werkelijk bestaan en bij de betreffende school zijn
ingeschreven.
Deze leden vragen voorts hoe de ondersteuning vanuit de IB-groep verloopt, mede gelet op
het feit dat de IB-groep nog niet zo lang geleden zelf met de nodige problemen kampte.
De IB-Groep begeleidt iedere school bij het uitwisselen van leerlinggegevens met BRON. De
IB-Groep zet hiervoor een aantal middelen in. Regelmatig wordt een Nieuwsbrief BRON naar
alle scholen verstuurd. De IB-Groep heeft (samen met CFI) een website ingericht
(www.bron.nl) waarop alle informatie over de aansluiting is te vinden (handboeken,
stappenplan, vragen en antwoorden). Voorts heeft de IB-Groep een helpdesk ingericht waar
scholen terecht kunnen met hun vragen. Ten slotte bezoeken de relatiebeheerders van de IB-
Groep besturen en scholen ter voorbereiding op de aansluiting BRON. De relatiebeheerders
zijn ook tijdens de aansluiting BRON beschikbaar om daar waar dat nodig is ter plaatse
ondersteuning te bieden.
Deze leden vragen tevens wat de oorspronkelijke raming voor het hele traject in 2006 was. In
hoeverre wijkt de huidige raming hiervan af en is het project dus duurder gebleken?
De totale kosten van het invoeringstraject vanaf 2005 tot einde 2010 worden op dit moment
geraamd op circa 62 miljoen euro, waarvan 24 miljoen euro gebruikt wordt voor
ondersteuning van het veld en 38 miljoen bestemd is voor uitvoeringskosten van IB-Groep en
CFI (zoals ontwikkeling van technische systemen en begeleiding van scholen via helpdesks).
Tijdens het invoeringstraject vanaf 2005 zijn twee vertragingen opgetreden. Het heeft
ongeveer een jaar extra gekost om, wegens de beperkte administratieve capaciteit op scholen,
voor het primair onderwijs een nieuwe techniek voor gegevensuitwisseling uit te werken.
Daarnaast leverden de testen van de digitale keten nieuwe bevindingen over de werking van
de digitale keten op, waarvoor inmiddels technische oplossingen zijn gerealiseerd. Ten
opzichte van de planning die begin 2007 werd gehanteerd, is het invoeringstraject door deze
testbevindingen met ongeveer een jaar verlengd. De kosten van deze vertragingen worden als
volgt gekwantificeerd. De totale kosten die CFI en de IB-Groep in 2006 hebben gemaakt ten
behoeve van dit project, worden toegerekend aan de eerste vertraging. Dit betreft in totaal 4,8
mln euro. De tweede vertraging heeft in 2008 geleid tot een langere testperiode dan gepland.
De kosten hiervan zijn vooralsnog opgevangen binnen de aan CFI en de IB-Groep toegekende
meerjarenbudgetten. De kosten van de vertraging zijn deels gedekt vanuit de binnen de
meerjarenbegrotingen toegekende risicobudgetten. Bovendien zijn activiteiten uitgevoerd
over een langere periode zonder dat het totale aantal uren voor deze activiteiten is
toegenomen. Dit heeft niet geleid tot leegloopkosten, omdat de betreffende medewerkers op
andere projecten binnen de IB-Groep en CFI konden worden ingezet. De geraamde kosten
van het invoeringstraject worden nader toegelicht in de rapportage grote ICT-projecten die uw
Kamer binnenkort zal ontvangen van het Ministerie van BZK.
Wat zijn de kosten voor het onderzoek van Regioplan Beleidsonderzoek?
De kosten voor de twee monitors die Regioplan Beleidsonderzoek in 2008 heeft uitgevoerd
bedroegen samen 80.000 euro.
Deze leden vragen waarom de staatssecretaris het positief te noemen vindt dat scholen op de
14
lange termijn noch positief noch negatief zijn over de nieuwe structurele situatie. Houdt dit
impliciet niet in dat scholen de meerwaarde niet erkennen? Wat gaat de staatssecretaris er
aan doen om de meerwaarde, zo die er is, aan scholen te communiceren?
De scholen staan voorlopig neutraal tot gematigd positief tegenover (de invoering van) het
persoonsgebonden nummer, zo blijkt uit de invoeringsmonitor. Het is duidelijk dat van de
scholen een aanzienlijke inzet wordt gevraagd. Maar de resultaten van de PGN-scan tonen dat
de scholen ook bereid zijn om deze inzet te leveren: bijna alle scholen zijn gestart met de
scan, en meer dan 70% van de scholen heeft de scan inmiddels succesvol afgerond. Er is nog
een behoorlijke weg te gaan, maar tot nu toe loopt het goed: dat is aanleiding tot gematigd
optimisme. De scholen kunnen bij elke stap in het proces rekenen op heldere voorlichting van
OCW en de andere projectpartners, zowel over de benodigde inspanningen op dit moment, als
over de voordelen op termijn.
Hoe komt het volgens de staatssecretaris dat scholen tot op heden nog onvoldoende op de
hoogte zijn van de ins en outs van het persoonsgebonden nummer? Is dit puur een taak van de
PGNPO, zo vragen deze leden.
De voorlichting aan de scholen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle
projectpartners. OCW voert de regie op de communicatie tijdens het gehele invoeringstraject.
De voorlichting is de afgelopen periode vooral gericht geweest op het informeren van de
scholen over de concrete stappen die zij moeten zetten ter invoering van het
persoonsgebonden nummer. Uit de monitor van Regioplan blijkt dat de kennis over het
invoeringproces aanzienlijk is verbeterd. Daarnaast wordt in de communicatie ook de
voorwaardenscheppende rol van de besturen benadrukt en wordt aandacht besteed aan de
structurele situatie. PGNPO ondersteunt momenteel de scholen met de PGN-scan. Vanaf
medio 2009 zullen de IB-Groep en CFI (die zich gezamenlijk aan het scholenveld presenteren
onder de naam BRON) in het kader van de aansluiting op BRON de scholen begeleiden en
rechtstreeks met hen communiceren.
5. Resultaten monitor
De leden van de SP-fractie merken op dat de staatssecretaris schrijft dat een aantal
aanvraagprocedures, zoals voor de leerlinggebonden financiering, straks tot het verleden zal
behoren. Kan de staatssecretaris dat nader toelichten, zo vragen zij.
De bestaande leerlingtellingen voor het bepalen van de bekostiging komen na invoering te
vervallen. In de nieuwe situatie wordt op basis van de leerlinggegevens in BRON door CFI
per school bepaald voor hoeveel leerlingen, met welke bekostigingsaspecten, er
bekostigingsaanspraken zijn. Dit geldt voor de leerlingtelling van 1 oktober, voor de
groeitellingen en voor de telling ten behoeve van de leerlinggebonden financiering.
Deze leden merken op dat, volgens de monitor van Regioplan, de scholen voorzichtig positief
reageren. Uit ditzelfde onderzoek blijkt echter ook dat er directeuren of bestuurders zijn, die
vrezen dat de nieuwe informatiesystemen worden gebruikt voor kwaliteitslijsten met
beoordelingen en rangordes. Deze leden vragen of die vrees terecht is en of de
staatssecretaris kan uitsluiten dat dit gebeurt. Deze leden vragen een helder en eenduidig
antwoord.
15
Het is niet de bedoeling om kwaliteitslijsten met beoordelingen en rangordes op basis van de
gegevens in BRON te maken.
Ook met betrekking tot de privacy hebben deze leden zorgen. De leerlinggegevens komen
straks terecht bij gemeente, de IB-groep en de Centrale Financiële Instellingen (CFI), zo
merken deze leden op. Is het waar dat daarnaast ook het projectmanagement van de
Algemene Vereniging voor Schoolleiders (AVS), de softwareleveranciers en/of andere scholen
inzicht (kunnen) krijgen in de gegevens, zo vragen deze leden. Zij vragen in hoeverre dat valt
te verenigen met het bekostigingsbesluit, waarin wordt gesteld dat het zonder toestemming
van de ouders niet is toegestaan om de gegevens te geven aan anderen 'dan degenen die
ingevolge de wet bevoegd zijn inlichtingen omtrent de school en het onderwijs te ontvangen.'
Deze leden merken op dat die garantie scholen vaak aan ouders gegeven hebben op het
moment van inschrijving. Kunnen scholen dat nog wel waar maken gedurende de
implementatie-periode, zo vragen deze leden.
De scholen leveren tot de persoon herleidbare gegevens met het persoonsgebonden nummer
aan de IB-Groep. Deze worden opgenomen in BRON. De IB-Groep levert deze gegevens
geanonimiseerd, dus niet tot de persoon herleidbaar, aan CFI ten behoeve van de bekostiging.
De gemeenten ontvangen in het kader van de leerplichtwet nu al tot de persoon herleidbare
gegevens van de scholen. Daaraan kan straks het persoonsgebonden nummer worden
toegevoegd. In het kader van de uitvoering van de PGN-scan ontvangt de projectorganisatie
PGNPO tot de persoon herleidbare gegevens, inclusief het persoonsgebonden nummer, van de
scholen. Om aan de wet bescherming persoonsgegevens te voldoen, heeft de stichting PGNO
met alle bevoegde gezagen een bewerkersovereenkomst (in de zin van de wet bescherming
persoonsgegevens) afgesloten. Voorts is deze verwerking van persoonsgegevens door PGNO
aan het college bescherming persoonsgegevens gemeld. Softwareleveranciers en/of andere
scholen hebben geen inzicht in de leerlinggegevens van scholen. Alleen aan partijen die
daartoe gerechtigd zijn worden leerlinggegevens verstrekt. De wettelijke bepalingen rondom
de bescherming van de persoonsgegevens zijn te allen tijde van kracht.
6. Tot slot
De leden van de PvdA-fractie vragen of de garantie gegeven kan worden dat het
onderwijsnummer op geen enkele wijze gebruikt zal worden voor de opsporing en mogelijke
uitzetting van 'illegale' kinderen. Deze leden merken op dat in de Wet op het
onderwijsnummer expliciet werd bepaald dat dit nummer niet mag worden gebruikt voor het
opsporen van illegalen. Ooit heeft voormalig minister Verdonk voor Vreemdelingen Zaken en
Integratie in een uitzending van Twee Vandaag gezegd dat ze een onderzoek naar
persoonsgebonden nummer in het kader van het opsporingsbeleid in overweging neemt. Kan
de staatssecretaris nogmaals bevestigen dat in het kader van de Wet Bescherming
Persoonsgegevens het onderwijsnummer op geen enkele wijze gebruikt zal worden voor de
opsporing van 'illegale' kinderen, zo vragen deze leden.
Het gebruik van het persoonsgebonden nummer voor de opsporing van illegale kinderen is
niet toegestaan. Er bestaat geen voornemen om dit te veranderen. Er zijn tot nu toe geen
signalen uit de onderwijssectoren waar het persoonsgebonden nummer al is ingevoerd (VO en
MBO) dat ooit een poging is gedaan om het persoonsgebonden nummer op deze manier te
misbruiken.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de grote vraag zal zijn hoe de staatssecretaris er
16
voor gaat zorgen dat vanaf 1 oktober 2010 scholen alles via dit onderwijsnummer kunnen
doen en geen aparte formulieren meer nodig hebben.
De leden van de VVD-fractie vragen of de staatssecretaris kan toezeggen dat de invoering in
2010 volledig gerealiseerd is en dat er geen kostenoverschrijding zal plaatsvinden.
De testen van de digitale keten zijn goed verlopen. Bijna alle scholen zullen deze zomer als
voorbereiding de PGN-scan hebben uitgevoerd. De laatste fase van de invoering van het
persoonsgebonden nummer kan daarom in mei van start gaan. Gedurende het komende jaar
zullen de scholen daadwerkelijk gegevens gaan uitwisselen met BRON. Zoals ik in mijn
voortgangsrapportage schreef, kunnen we op basis van de kennis die we nu hebben ervan uit
gaan dat alle scholen in de komende periode tot medio 2010 de overstap zullen maken naar de
mogelijkheid van bekostiging via het persoonsgebonden nummer. Scholen zullen hierbij goed
worden begeleid door de IB-Groep. Maar het blijft een technisch ingewikkelde operatie
waarbij, ondanks de uitgebreide voorbereidingen, onvoorziene technische of organisatorische
problemen bij de aansluiting van meer dan zevenduizend scholen kunnen optreden. Tijdens
het gehele traject staat daarom voor mij zorgvuldigheid voorop. Dat is in het belang van de
scholen, want de continuïteit van de bekostiging mag op geen moment in gevaar komen.
17