Kamerbrief inzake draagvlakversterking buitenlands beleid
28-05-2009 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste
commissie voor Buitenlandse Zaken van 5 december 2008 met kenmerk
08-BuZa-B-130 inzake draagvlakversterking buitenlands beleid.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Draagvlakversterking buitenlands beleid
Gaarne voldoe ik aan uw verzoek om inzicht te geven in de activiteiten
die zijn ondernomen op het punt van versterking van het draagvlak voor
het buitenlands beleid in Nederland.
1. Inleiding
De regering heeft van meet af aan benadrukt dat zij zich inspant voor
een buitenlands beleid waarin Nederlanders zich herkennen: een
buitenlands beleid dat de belangen van Nederland en Nederlanders
dient. Want een veiliger en welvarender wereld is in het belang van
Nederland.
In deze tijd van globalisering geldt meer dan ooit dat de toekomst van
Nederland niet los kan worden gezien van wat zich om ons heen
afspeelt. Dat geldt natuurlijk voor onze economische belangen. Omdat
we onze boterham voor een belangrijk deel in het buitenland verdienen,
is een actief buitenlands beleid nodig: onder andere om de stimulering
van de economie wereldwijd aan te pakken, de wereldhandel gaande te
houden en de toevoer van betaalbare energie veilig te stellen.
Maar dat geldt evenzeer voor de andere grensoverschrijdende
uitdagingen die de globalisering met zich meebrengt, zoals onder meer
onze veiligheid, het klimaat, en voedselveiligheid. Dit zijn stuk voor
stuk zaken die Nederland en Nederlanders direct raken en waar burgers
baat hebben bij een actieve internationale opstelling van Nederland.
In tijden van economische tegenspoed is het begrijpelijk dat mensen
oplossingen dicht bij huis zoeken. Maar juist daarom is het belangrijk
dat zij goed geïnformeerd zijn over wat de voordelen zijn van een
actief buitenlands beleid. Omdat het buitenland voor velen letterlijk
en figuurlijk ver weg is, is het noodzakelijk om drempels te verlagen
en te streven naar een grotere transparantie. De afgelopen tijd zijn
er dan ook flink wat initiatieven genomen om juist ook die groepen te
bereiken die traditioneel verder weg staan van het buitenlands beleid.
Ook uw Kamer is van de noodzaak daarvan doordrongen, getuige onder
meer de aanvaarde motie (Tweede Kamer, 31 200 V, Nr.23), waarin de
regering wordt verzocht om de kennis onder de bevolking ten aanzien
van de ontwikkelingen in het buitenland en het buitenlands beleid te
vergroten.
Ik geef u hieronder een overzicht van de gehanteerde
communicatiestrategie en - belangrijker - van de in dat kader
ondernomen activiteiten. Ik richt me daarbij met name op het
buitenlands beleid in brede zin. De minister voor
Ontwikkelingssamenwerking heeft een inventarisatie laten uitvoeren
naar draagvlakactiviteiten op het terrein van
ontwikkelingssamenwerking. Hij heeft uw Kamer hierover op 11 mei jl.
geïnformeerd. Specifiek over de Europacommunicatie informeerde de
staatssecretaris voor Europese Zaken uw Kamer reeds, onder meer
middels de brief van 7 december 2007 (Tweede Kamer, 31 202, Nr.9),
alsmede tijdens diverse debatten.
2. Uitgangspunten van de communicatieaanpak
Uit onderzoek naar de beleving van maatschappelijke thema's blijkt
keer op keer dat de internationale problematiek niet hoog op de agenda
van de burger staat. De aandacht gaat - begrijpelijk - vooral uit naar
zaken die in het dagelijks leven direct merkbaar en voelbaar zijn,
zoals zorg, werk en veiligheid. Als we een grotere zichtbaarheid en
betrokkenheid willen realiseren bij het buitenlands beleid, dan zullen
we aansluiting moeten vinden bij de denk- en belevingswereld van het
Nederlandse publiek.
De kernboodschap die aan de basis ligt van alle
communicatieactiviteiten is: een actief buitenlands beleid is in het
belang van Nederland en de Nederlander.
In de uitwerking van de communicatiestrategie is het startpunt
opinieonderzoek en media analyse met betrekking tot de prioritaire
thema's van het buitenlands beleid. Daarnaast wordt
verdiepingsonderzoek verricht (veelal in de vorm van focusgroepen) om
de communicatie beter aan te kunnen laten sluiten op de kennis en
belevingswereld van de doelgroepen.
De grote uitdaging daarbij is om andere dan de traditionele
doelgroepen te bereiken. Van oudsher richtte de communicatie van het
ministerie zich op het `Haagse wereldje' en de media die bij die
doelgroep passen. We zien de gevolgen daarvan terug in onderzoeken
onder Nederlandse burgers: Men kent weinig prioriteit toe aan het
buitenlands beleid en er is dus weinig draagvlak voor. Het buitenlands
beleid is voor velen een `ver van mijn bed show'.
Thans proberen we nadrukkelijk nieuwe doelgroepen te bereiken zoals
jongeren en groepen die niet van huis uit een sterke belangstelling
hebben voor buitenlands beleid. Daar hoort bij dat we nieuwe
instrumenten ontwikkelen (bijv. rent an ambassador), andere kanalen
aanboren (twitter), en in onze communicatie meer plaats inruimen voor
nieuwe media en beeld en geluid. Ook geloof ik sterk in het
persoonlijk betrekken van Nederlanders bij het buitenlands beleid,
zoals door het meenemen van jongeren op reis, het voeren van
gesprekken met leerlingen over zaken als kinderarbeid etc.
Maar als we beter willen aansluiten op wensen en zorgen van
Nederlanders, dan moeten we ook weten wat hen raakt en beweegt. Mede
om die reden is eind 2007 een nulmeting verricht naar de beleving van
de burger ten aanzien van het buitenlands beleid. Deze meting is eind
2008 herhaald. Deze onderzoeken geven een goed inzicht in de thema's
van buitenlands beleid die in de belangstelling staan van de burger.
Daarnaast bevestigde het onderzoek dat het buitenland en het
buitenlands beleid meer gaan leven als er een nationale dimensie aan
gegeven kan worden en men zich een concrete voorstelling kan maken van
wat het beleid oplevert voor Nederland en de Nederlander. Ook wees de
meting uit dat er een verband is tussen kennis en tevredenheid: hoe
beter men op de hoogte is, hoe tevredener men is over het beleid.
Voor de communicatieaanpak betekent dit dat veel meer dan vroeger
geprobeerd wordt om de inhoud van het buitenlands beleid en daaraan
gerelateerde gebeurtenissen te koppelen aan de belevingswereld van de
burger en de meerwaarde die het beleid voor hem oplevert. Verder
worden activiteiten ontplooid gericht op het vergroten van de kennis
van het buitenlands beleid.
Thematisch sluit de communicatie aan op de beleidsprioriteiten van de
regering en de informatiebehoefte van de burger: economie,
mensenrechten, vrede en veiligheid, Midden-Oosten en consulaire
dienstverlening. Juist nu is het ook van belang om de economische
dimensie goed over het voetlicht te brengen. Met het ministerie van
Economische Zaken wordt intensief samengewerkt in de campagne
`Promotie dienstverlening postennet'. Deze campagne is onlangs gestart
door de Dutch Trade Board en richt zich op het Nederlandse
bedrijfsleven.
3. Wat doen we concreet?
Onderzoek
Ik refereerde al aan de nul- en één-meting die eind 2007 en eind 2008
plaatsvonden. Daarnaast vindt op deelonderwerpen verdiepend onderzoek
plaats, zoals bijv. met betrekking tot mensenrechten. Het onderzoek is
veelal kwantitatief van aard, maar er wordt daarnaast regelmatig
gebruik gemaakt van focusgroepen. Ook media-analyse hoort tot het
vaste onderzoeksinstrumentarium. Onlangs is gestart met een
media-publieksmonitor, een instrument waarbij opinieonderzoek en
media-analyse aan elkaar zijn gekoppeld.
Beter aansluiten op de informatiebehoefte van burger en bedrijfsleven
De consulaire dienstverlening staat van alle thema's waarschijnlijk
het dichtst bij de burger. Zo behoren de reisadviezen tot de best
bezochte onderdelen van www.minbuza.nl. In de communicatie richten we
ons vooral op dienstverlening (wat kan men van Buitenlandse Zaken wel
en niet verwachten?) en op preventie. In dat kader werkt het
ministerie onder andere via netwerkbijeenkomsten nauw samen met
organisaties uit de reiswereld, het verzekeringswezen en particuliere
organisaties om de communicatie beter op elkaar af te stemmen en op
die manier onze doelgroepen beter te informeren.
Naast het aanbieden van algemene informatie (onder meer via de
jaarlijkse `Wijs op Reis' campagne), ontwikkelen we activiteiten
waarbij mensen worden gewaarschuwd voor de gevolgen van drugssmokkel.
Voor de hoogste klassen van VMBO, HAVO en VWO werd het lespakket `Dat
zal mij niet overkomen' gemaakt. Het geeft inzicht in de risico's en
gevolgen van drugssmokkel. Ook zelf vraag ik hier bij optredens in het
land regelmatig aandacht voor.
Televisie is een belangrijk medium om bepaalde doelgroepen te
bereiken. Denk daarbij aan de tv-serie `Vreemde tralies', waarin aan
de hand van persoonlijke ervaringen van in het buitenland gedetineerde
Nederlanders informatie wordt gegeven over wat men van de consulaire
dienstverlening mag verwachten. Financiering van omroepprogramma's is
echter sinds 1 augustus 2008 in beginsel niet meer mogelijk, onder
meer vanwege de vrees van uw Kamer voor oneigenlijke beïnvloeding door
de overheid.
Waar mogelijk wordt met andere ministeries en overheidsinstanties
samengewerkt, bijv. door voor informatie naar elkaars websites door te
verwijzen.
Meer nadruk op andersoortige media
De communicatie over het buitenlands beleid was traditioneel gericht
op een veelal hoger opgeleid publiek. De gekozen communicatiekanalen
weerspiegelden dit: een grote nadruk op geschreven media, en
daarbinnen een sterke focus op de mediaconsumptie van dit segment. Dat
deze aanpak het draagvlak onder de Nederlandse bevolking voor een
actief buitenlands beleid niet ten goede kwam, laat zich makkelijk
raden. Tekenend was in dat opzicht de massale nee-stem in het
referendum over het Europese Grondwettelijk Verdrag.
BZ zoekt nu actief naar mediakanalen om groepen te bereiken die door
de traditionele media niet of nauwelijks worden bereikt. Op die manier
brengen we het buitenlands beleid binnen in het dagelijks leven van
burgers.
Nieuwe media
De inzet van nieuwe media vormt een belangrijke nieuwe ontwikkeling.
Vooral jonge mediaconsumenten halen steeds meer nieuws en meningen uit
interactieve, persoonlijke digitale netwerken. Beeld wordt
belangrijker dan het geschreven woord. Zo ben ik ruim een half jaar
geleden begonnen met Twitter, een communicatiemiddel waarbij zeer
korte berichten kunnen worden uitgewisseld. Inmiddels hebben zich al
meer dan 10.000 volgers aangemeld. Via de onlangs vernieuwde website
www.hierisministerverhagen.nl is te volgen waar de minister van
Buitenlandse Zaken zich bevindt en wat hij doet. Zo maak je
buitenlands beleid concreet en sta je in direct contact met de
samenleving.
Ook worden er op de internetsite van het ministerie sinds ruim een
jaar nieuwsberichten geplaatst over actuele ontwikkelingen en
buitenlands beleid. De site trekt nu ruim 2,5 miljoen bezoekers per
jaar. Over een aantal maanden zal de site worden vernieuwd. Er zijn
verder plannen om de site multimedialer en socialer te maken.
Via de sites van onze posten in het buitenland worden niet alleen
buitenlanders, maar ook in het buitenland wonende Nederlanders
bereikt. Dit jaar nog zal het merendeel van deze sites in een nieuw
jasje qua vormgeving en inhoud worden gestoken. Het zogenaamde
postenweb trekt eveneens circa 2,5 miljoen bezoekers per jaar.
Buitenlands beleid een `persoonlijk gezicht' geven
De traditionele manier van communiceren van BZ was vaak ambtelijk,
weinig persoonlijk en tekstgericht. Persoonlijk contact is echter van
onschatbare waarde in het overdragen van informatie en het verschaffen
van kennis.
Ik heb op een aantal buitenlandse reizen jongeren meegenomen om hen op
een heel directe en persoonlijke manier in aanraking te brengen met
buitenlands beleid in de praktijk. Het ging om reizen naar resp. het
Midden-Oosten, Genève, Marokko en Algerije, de Golf, en - samen met de
minister voor Ontwikkelingssamenwerking - Sudan. Via hun eigen
netwerken en op jongeren gerichte media hebben zij hun ervaringen met
anderen gedeeld.
In 2008 werd het programma `rent an ambassador' gelanceerd.
Instellingen, scholen en verenigingen kunnen onze ambassadeurs - als
deze voor werk of verlof in Nederland zijn - uitnodigen voor een
spreekbeurt of discussie. Het programma dient twee doelen: het draagt
bij aan een beter begrip van het buitenlands beleid, en het stelt de
ambassadeurs in staat om beter voeling te houden met de Nederlandse
maatschappij. Het laatste halfjaar werden zo'n twintig ambassadeurs
via dit programma in eigen land ingezet.
Via het programma `oog in oog met BZ' kunnen groepen een bezoek
brengen aan het ministerie. In dit kader vonden er in 2008 22 bezoeken
plaats. Het aantal deelnemers beliep zo'n 600 personen.
Op het gebied van mensenrechten gaf ik zelf onlangs een gastles aan
schoolkinderen over kinderarbeid. Als gastredacteur van Eenvandaag
wijdde ik mijn rapportage eveneens aan het thema mensenrechten.
Kennis en educatie
Zoals bekend nam ik enige tijd geleden het initiatief om een lespakket
mensenrechten voor scholen te laten ontwikkelen. Daarnaast voer ik
overleg met mijn collega van OCW om te bevorderen dat mensenrechten
ook op structurele wijze in het onderwijscurriculum worden opgenomen.
Uw kamer stemde op 18 december jl. in met een motie over het belang
van mensenrechteneducatie. Dit naar aanleiding van een onderzoek van
het Platform Mensenrechteneducatie waaruit bleek dat mensenrechten
onvoldoende in het onderwijs terugkomen. Ik stel met genoegen vast dat
het Platform Mensenrechteneducatie heeft aangegeven dat het ministerie
van Buitenlandse Zaken een `bijzonder constructieve rol' heeft
gespeeld in het bevorderen van de discussie over mensenrechteneducatie
in ons land.
Een lespakket werd ook ontwikkeld over het thema `vrede en veiligheid'
en dan specifiek gericht op de Nederlandse betrokkenheid bij
Afghanistan. In opdracht van het ministerie werd een
fototentoonstelling gemaakt over het leven in Uruzgan, die onder meer
in openbare bibliotheken in een aantal plaatsen in Nederland kon
worden bezichtigd. De tentoonstelling wordt overigens ook met veel
succes in het buitenland vertoond. Specifiek voor middelbare scholen
werd de productie `breekbaar nieuws' ontwikkeld. Ook deze was gericht
op Afghanistan.
Het gaat bij lesmateriaal om onderwerpen waarvoor een brede
maatschappelijke belangstelling bestaat. Om die reden wordt er
informatiemateriaal ontwikkeld dat met name geschikt is voor gebruik
op scholen. Het is uiteraard aan de scholen zelf om te bepalen of en
op welke wijze zij van dat materiaal gebruik wensen te maken.
Het ministerie van Buitenlandse Zaken haalt de banden met de
Nederlandse universiteiten nauwer aan, onder meer door het verzorgen
van collegereeksen over het Nederlands buitenlands beleid. Deze
colleges worden gegeven in de vorm van een studium generale, dat niet
alleen voor studenten, maar ook voor een breder publiek toegankelijk
is. In de periode maart - mei 2009 zijn dergelijke colleges verzorgd
aan de universiteiten van Leiden en Maastricht. Ook bewindspersonen
hadden hierin een aandeel. De andere colleges zijn verzorgd door hoge
ambtenaren, onder wie enkele ambassadeurs. Onderwerpen waren onder
meer het Nederlandse beleid ten aanzien van vrede en veiligheid, de
Europese samenwerking, de transatlantische relatie,
ontwikkelingssamenwerking, mensenrechten, en energie en klimaat. Na
elk college was er gelegenheid tot het stellen van vragen en
discussie. Specifiek gericht op het thema Midden-Oosten organiseert
het ministerie voorts een lezingencyclus op verschillende plaatsen in
Nederland.
Evenementen en expertbijeenkomsten
Specifieke evenementen zijn georganiseerd om zowel media- als publieke
aandacht te richten op onderdelen van het buitenlands beleid. Ik denk
daarbij aan de verschillende publieksactiviteiten op de internationale
mensenrechtendag (10 december), waaronder de uitreiking van de
mensenrechtentulp.
Er zijn expertbijeenkomsten georganiseerd met NGO's, belangengroepen,
en de wetenschappelijke wereld over ambtsberichten en asielkwesties.
Deze bijeenkomsten boden het ministerie de kans om uit te leggen wat
het doet en daarnaast kennis te nemen van de opvattingen van externe
partijen.
Publieksdiplomatie
Hoewel publieksdiplomatie per definitie niet op Nederland is gericht,
maar op het buitenland, wil ik dit punt niet ongenoemd laten. Het
staat buiten kijf dat Nederland is gebaat bij een positief imago. Een
land dat een positief beeld oproept, is een land waar mensen handel
mee willen drijven, willen studeren of op vakantie willen gaan. De
nadruk lag vroeger vooral op `Holland promotie' en op het verstrekken
van feiten over in het buitenland niet altijd even goed begrepen
sociaal-maatschappelijke kwesties, zoals het beleid ten aanzien van
euthanasie of drugs. Tegenwoordig proberen we de sterke punten van
Nederland beter te benutten, zoals bijv. onze economische slagkracht,
onze kennis en ervaring op het terrein van water, innovatie, `dutch
design' etc. Ook deze activiteiten zijn nodig om onze belangen te
behartigen. Immers, een actief buitenlands beleid is in het belang van
Nederland en de Nederlander.
4. Tot slot
De nieuwe communicatiekoers is zo'n twee jaar geleden ingezet. Door
het doen van structureel onderzoek zal geleidelijk aan een beeld
ontstaan van de effecten. Het blijft lastig om de effecten van
communicatieactiviteiten in termen van `outcome' specifiek meetbaar te
maken. De beeldvorming bij het grote publiek kan immers maar voor een
deel worden teruggevoerd op de activiteiten die het ministerie
onderneemt. Voorts kunnen incidenten die veel media-aandacht krijgen
een deel van de inspanningen teniet doen.
Er zijn desalniettemin voldoende aanwijzingen dat het ministerie van
Buitenlandse Zaken op de goede weg is. In het laatste opinieonderzoek
werd het buitenlands beleid positiever gewaardeerd dan in het
onderzoek van 2007. Ook op het terrein van de nieuwe media heeft het
ministerie vorderingen gemaakt. De toepassing van Twitter op een
speciale website is daarvan een goed voorbeeld. Daarnaast neemt binnen
het ministerie het besef toe dat openheid en transparantie essentieel
zijn om buitenlands beleid te kunnen maken én te kunnen uitleggen. We
merken dat we er veel vaker dan vroeger in slagen om aandacht te
krijgen in media waarvoor vroeger bij Buitenlandse Zaken nauwelijks
aandacht bestond. Voorbeelden hiervan zijn bladen als Libelle en Esta
(waarin onder meer aandacht werd besteed aan onze vrouwelijke
ambassadeurs) en recente artikelen in de GayKrant en Kidsweek, maar
ook discussies op jongerensites als fok.nl of op het radiostation
FunX.
Wat uiteindelijk telt zijn natuurlijk de resultaten die we met het
buitenlands beleid bereiken voor Nederland en de Nederlanders.
Communicatie is nodig om die opbrengsten zichtbaar te maken, maar
communicatie kan nooit een substituut zijn voor resultaat. Juist nu
het economisch tegen zit, moeten we duidelijk blijven maken dat een
actief buitenlands beleid wezenlijk is voor de toekomst van Nederland
en de belangen dient van alle Nederlanders. Voor onze banen, voor onze
veiligheid, voor onze gezondheid en ons klimaat is een actieve,
internationale opstelling geen luxe maar noodzaak.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken