Planbureau voor de Leefomgeving
27 mei 2009
Wereldwijde uitstoot broeikasgassen neemt sneller toe sinds 2000
Nieuwe gegevens tonen aan dat tussen 2000 en 2005 de door de mens
veroorzaakte uitstoot van broeikasgassen met 15% is toegenomen. Dat is
een scherpe stijging in de toename van emissies, die 3% was in de
periode van 1990 tot 1995 en 6% tussen 1995 en 2000. Mondiaal zijn de
jaarlijkse broeikasgasemissies toegenomen van 24 miljard ton
CO2-equivalenten in 1970 naar 35 miljard ton in 1990 en tot 41 miljard
ton in 2005. In totaal is er 560 miljard ton broeikasgas in de
atmosfeer gekomen tussen 1990 (het referentiejaar van het Kyoto
protocol) en 2005. Het gehalte aan broeikasgassen in de atmosfeer nam
hierdoor met 5% toe. Deze cijfers zijn zonder bos- en veenbranden (6
miljard ton in 2005).
Deze conclusies zijn gebaseerd op de meest recente resultaten van een
samenwerkingsproject tussen het Joint Research Centre (JRC) van de
Europese Commissie en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL): de
Emission Database for Global Atmospheric Research (EDGAR). De nieuwe
dataset, genaamd EDGAR v4.0, is het enige wereldwijde overzicht dat 35
jaar aan reeksen van broeikasgasemissies per land en per emissiesector
bevat, en niet alleen gegevens over kooldioxide ( CO2 ), maar ook
over de broeikasgassen methaan (CH ), lachgas (N O) en de
fluorhoudende gassen HFKs, PFKs en SF . Het is daarmee een krachtig
hulpmiddel voor berekeningen voor het klimaatbeleid. In de aanloop
naar de klimaattop in Kopenhagen eind dit jaar krijgen de
industrielanden en de ontwikkelingslanden zo een compleet beeld van de
historische en huidige trends.
Het EDGAR-project gebruikt de meest recente wetenschappelijke
informatie over de emissiesterkte van bronnen van de
VN-klimaatorganisatie IPCC en gegevens van internationale statistieken
over energieproductie en -consumptie, industriële fabricage,
landbouwproductie, afvalverwerking en het verbranden van biomassa. Met
deze informatie worden de emissies gemodelleerd voor alle landen ter
wereld op een vergelijkbare en consistente manier. EDGAR is ook uniek
in het gebruik van historische gegevens die 20 jaar verder teruggaan
dan 1990, het basisjaar voor de nationale inventarisaties van de
industrielanden voor het Kyoto protocol).
* Naar de EDGAR site bij het Joint Research Centre (engelstalig)
Nieuwe informatie over de uitstoot door ontwikkelingslanden
De nieuwe gegegevens laten zien dat sinds 2004 de totale uitstoot van
ontwikkelingslanden groter is dan van de industrielanden. Per persoon
is deze in ontwikkelingslanden echter veel lager dan in
industrielanden (gemiddeld circa vier ton per persoon versus circa 15
ton per persoon).
De meest recente EDGAR-resultaten bevestigen eerdere berichten dat de
jaarlijkse groei van de uitstoot van broeikasgassen door de
industrielanden afgenomen is. Deze zijn gestegen van ongeveer 16
miljard ton in 1970 tot circa 19 miljard ton in 2005. Nieuwe inzichten
uit het EDGAR-project laten ook zien dat door de mens veroorzaakte
emissies in ontwikkelingslanden bijna verdrievoudigd zijn - beginnend
in 1970 met 7 miljard ton tot ongeveer 21 miljard ton in 2005. De hier
gepresenteerde emissiecijfers zijn exclusief de uitstoot door bos- en
veenbranden, die in 2005 circa 6 miljard ton bijdroegen, aangezien het
moeilijk is om hiervoor het menselijke aandeel te bepalen.
Hoewel de uitstoot van kooldioxide wereldwijd het meest toegenomen is,
met 18% tussen 2000 en 2005, zijn ook de mondiale emissies van methaan
en lachgas aanzienlijk toegenomen (met respectievelijk 11 en 6%),
terwijl de uitstoot van gefluorideerde broeikasgassen met 40% is
toegenomen. Hoewel de uitstoot van deze andere broeikasgassen dan
CO2 veel lager is in absolute hoeveelheden, is hun broeikaswerking
verhoudingsgewijs veel groter dan die van CO2 , waardoor ze samen een
kwart bijdragen aan de totale uitstoot.
Terwijl de voorbereidingen plaatsvinden voor de internationale
klimaattop van de Verenigde Naties (Conference of Parties, COP15) in
Kopenhagen is een mondiaal perspectief op historische en huidige
trends van broeikasgasemissies in zowel ontwikkelingslanden als
industrielanden van groot belang voor alle betrokken partijen. De
nieuwe database met emissies helpt deze belangrijke lacune in kennis
op te vullen door middel van consistente, langjarige emissiereeksen
voor zowel geïndustrialiseerde landen als ontwikkelingslanden. Voor
industrielanden zijn emissieschattingen voor meer recente jaren
beschikbaar via de jaarlijkse landenrapportages voor het
VN-Klimaatverdag en voor het Kyoto Protocol. Voor ontwikkelingslanden
zijn zulke cijfers sterk wisselend van kwaliteit en beschikbaarheid,
volledigheid en mate van detail.
Meer over EDGAR
Vorige versies van EDGAR werden gedurende meer dan 15 jaar veel
gebruikt door de internationale wetenschappelijke gemeenschap en door
beleidsmakers over de hele wereld.
Gedetailleerde emissiegegevens zijn - per land en grafisch op een
wereldkaart weergegeven - beschikbaar om te downloaden van de
EDGAR-website. Daar zijn ook trendgrafieken per sector en regio te
vinden en documentatie van de datasets.
De emissies werden ruimtelijk verdeeld door gebruik van gedetailleerde
wereldkaarten met een resolutie van ongeveer 10x10 km ten behoeve van
klimaat- en atmosferische modelstudies en om de `hot spots' voor
broeikasgasemissies in kaart te brengen.
EINDE PERSBERICHT
Het Planbureau voor de Leefomgeving is hét nationale instituut voor
strategische beleidsanalyses op het gebied van milieu, natuur en
ruimte. Het PBL draagt bij aan de kwaliteit van het strategische
overheidsbeleid door een brug te vormen tussen wetenschap en beleid en
door gevraagd en ongevraagd, onafhankelijk en wetenschappelijk
gefundeerd, verkenningen, analyses en evaluaties te verrichten waarbij
een integrale benadering voorop staat.
Het Joint Research Centre (JRC) van de Europese Commissie geeft
klantgestuurde wetenschappelijke en technische ondersteuning voor de
opzet, ontwikkeling, implementatie en monitoring van EU beleid. Het
JRC is een dienst van de Europese Commissie die fungeert als
referentiecentrum op het gebied van wetenschap en technologie voor de
Europese Unie. Dicht bij het beleidsvormingsproces dient het de
gemeenschappelijke belangen van de lidstaten, onafhankelijk van
speciale belangen, hetzij privé dan wel nationaal.
---
---------------------------