Verklaring van het voorzitterschap namens de Europese Unie
over de terdoodbrenging van zeven delinquenten, waaronder
twee minderjarigen, in Saudi-Arabië op 12 mei 2009
De Europese Unie veroordeelt met kracht de doodstraffen die op 12 mei 2009 ten uitvoer
zijn gelegd jegens Sultan Bin Khalid Mahmud al-Maskati, Yusef Bin Hassan Bin Salman
al-Muwallad, Qassim Bin 'Ali Bin Ibrahim Al-Nakhli, Sultan Bin Sulayman Bin Muslim
al-Muwallad, 'Issa Bin Muhammad 'Umar Muhammad, Bilal Bin Muslih Bin Jabir
al-Muwallad en Ahmad Hamid Muhammad Sabir.
De Europese Unie is in alle gevallen en alle omstandigheden tegenstander van de doodstraf.
Wij zijn van oordeel dat de afschaffing van de doodstraf bijdraagt tot de verbetering
van de menselijke waardigheid en de gestage ontwikkeling van de mensenrechten. De
Europese Unie acht de doodstraf wreed en onmenselijk en is er vast van overtuigd dat deze
geen extra afschrikkend effect heeft. Voorts herinnert de EU eraan dat gerechtelijke
dwalingen bij de toepassing van de doodstraf een onherstelbaar en onomkeerbaar verlies
van mensenlevens betekenen.
De Europese Unie is vooral geschokt door de wijze waarop de doodstraf wordt toegepast in
Saudi-Arabië, met name omdat Sultan Bin Sulayman Bin Muslim al-Muwallad en 'Issa bin
Muhammad 'Umar Muhammad zijn terechtgesteld na te zijn veroordeeld voor delicten die
zij als minderjarigen hebben gepleegd, toen zij 17 jaar oud waren. De Europese Unie wenst
eraan te herinneren dat dergelijke terechtstellingen in strijd zijn met de verplichtingen van
Saudi-Arabië uit hoofde van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind van 20 november
1989, dat Saudi-Arabië op 26 januari 1996 heeft bekrachtigd en waarin in artikel 37,
onder a), is bepaald: "Doodstraf noch levenslange gevangenisstraf zonder de mogelijkheid
van vrijlating wordt opgelegd voor strafbare feiten gepleegd door personen jonger dan
achttien jaar.".
De Europese Unie beschouwt het als onontbeerlijk dat staten die vasthouden aan de
toepassing van de doodstraf, deze uitvoeren met inachtneming van de internationale
verplichtingen op het gebied van de bescherming van de mensenrechten. Hiertoe behoort
ook de regel dat de doodstraf alleen mag worden toegepast op grond van een definitief
vonnis, na een juridische procedure die alle mogelijke waarborgen biedt voor een eerlijk
proces, met inbegrip van het recht op adequate rechtsbijstand in alle stadia van de
procedure voor eenieder die verdacht of beschuldigd wordt van een misdrijf waarvoor de
doodstraf kan worden opgelegd.
De Europese Unie veroordeelt de recente terechtstellingen derhalve met kracht en dringt er
bij Saudi-Arabië op aan zijn internationale verplichtingen na te komen. Bovendien spoort
de Europese Unie Saudi-Arabië aan een moratorium in te stellen teneinde de afschaffing
van de doodstraf voor alle misdrijven in overweging te nemen. Een dergelijke stap zou in
overeenstemming zijn met de wereldwijde tendens in de richting van afschaffing, die,
onder meer, blijkt uit de recente resoluties van de Algemene Vergadering van de
Verenigde Naties waarin tot een moratorium wordt opgeroepen.
De kandidaat-lidstaten Kroatië* en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië*,
de landen van het stabilisatie- en associatieproces en mogelijke kandidaat-lidstaten
Albanië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Servië, en de EVA-landen IJsland,
Liechtenstein en Noorwegen, die lid zijn van de Europese Economische Ruimte, alsmede
Oekraïne, de Republiek Moldavië en Armenië, sluiten zich bij deze verklaring aan.
* Kroatië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië blijven deelnemen aan
het stabilisatie- en associatieproces.
Raad van de Europese Unie