Gerechtelijke organisatie

LUMC hoeft wegens verschoningsrecht geen medische gegevens aan OM te verstrekken

Den Haag, 26 mei 2009 - Kern van de uitspraak is dat het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) zich met een beroep op het aan de arts toekomend verschoningsrecht kan verzetten tegen het verstrekken van medische gegevens aan het openbaar ministerie in een strafrechtelijk onderzoek naar de dood van een baby die in het LUMC is opgenomen geweest, ook al hadden de ouders van die baby toestemming gegeven voor het overhandigen van die medische gegevens aan het openbaar ministerie.

Achtergrond
Op 17 maart 2007 is een toen tien maanden oude baby overleden. In de periode voorafgaand aan zijn overlijden hebben zich bij deze baby een groot aantal levensbedreigende incidenten voorgedaan die medisch niet goed verklaarbaar waren. De baby is in verband daarmee opgenomen geweest in onder meer het LUMC. Bij vrijwel alle incidenten was alleen zijn moeder aanwezig. Dit is voor het LUMC aanleiding geweest om melding te doen bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Twaalf dagen na zijn ontslag uit het LUMC is de baby thuis overleden na (weer) een incident waarbij alleen zijn moeder aanwezig was. De gemeentelijke lijkschouwer heeft een verklaring van een niet-natuurlijke dood afgegeven. Bij sectie kon geen medische verklaring voor de dood worden gevonden.

Het openbaar ministerie (OM) heeft een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar de dood van de baby. Daarbij is de moeder aangemerkt als verdachte. In het kader van dat strafrechtelijk onderzoek heeft het OM van het LUMC gevorderd om de medische gegevens van de baby te verstrekken. Het LUMC en de bij de behandeling betrokken artsen (dat zijn de klagers in de onderhavige zaak) hebben - ook nadat de ouders toestemming hadden verleend voor het verstrekken van de gegevens aan het OM - met een beroep op hun medische beroepsgeheim en hun verschoningsrecht geweigerd aan dat verzoek te voldoen. Vervolgens heeft de officier van justitie de medische gegevens met betrekking tot de baby in beslag genomen.

Het LUMC en de artsen hebben tegen die inbeslagneming een klaagschrift ingediend bij de rechtbank `s-Gravenhage. De rechtbank heeft het klaagschrift op 12 juli 2007 gegrond verklaard (zie LJN BB0281). Volgens de rechtbank hebben in dit geval het LUMC en de artsen zich terecht op hun verschoningsrecht beroepen en hoeven zij de medische gegevens niet aan justitie af te geven. Die gegevens mochten dus ook niet in beslag worden genomen.

Tegen deze beslissing van de rechtbank heeft het OM beroep in cassatie ingesteld.

De procedure bij de Hoge Raad
Het OM heeft in cassatie onder meer aangevoerd dat het verschoningsrecht van het LUMC en de artsen wordt doorbroken door het feit dat de ouders van de baby erin hebben toegestemd dat de gevraagde medische gegevens aan het OM zouden worden verstrekt. Namens klagers is door hun advocaat, mr. W.R. Kastelein in Utrecht, daartegen verweer gevoerd.
De advocaat-generaal mr. W.H. Vellinga heeft op 2 december 2008 in zijn conclusie de Hoge Raad geadviseerd de beschikking van de rechtbank `s-Gravenhage van 12 juli 2007 te vernietigen en de zaak te verwijzen naar het hof 's-Gravenhage om de zaak opnieuw te behandelen.

De uitspraak van de Hoge Raad
De arts heeft een geheimhoudingsplicht en een verschoningsrecht voor de hem toevertrouwde medische gegevens. Aan het verschoningsrecht van de arts ligt ten grondslag dat het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt moet wijken voor het maatschappelijk belang dat men zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van de aan de arts toevertrouwde informatie om bijstand en advies tot de arts als vertrouwenspersoon moet kunnen wenden. Daarom bepaalt de wet dat bij een verschoningsgerechtigde zonder diens toestemming geen gegevens in beslag genomen mogen worden waarover zijn geheimhoudingsplicht zich uitstrekt. Dat verschoningsrecht is niet absoluut. In zeer uitzonderlijke omstandigheden moet het belang van de waarheidsvinding prevaleren boven het verschoningsrecht van de arts. Van zulke zeer uitzonderlijke omstandigheden kan bijvoorbeeld sprake zijn als de arts zelf wordt verdacht van een jegens zijn patiënt gepleegd delict, omdat het verschoningsrecht niet ertoe mag dienen om de waarheid te verhullen en de patiënt erop mag vertrouwen dat mogelijk verwijtbaar ondeskundig handelen van de arts door justitie wordt onderzocht. In zo'n geval is de toestemming van de patiënt een factor van belang.
In deze zaak gaat het echter niet om een verdenking tegen de arts.

Volgens het OM zijn hier zulke zeer uitzonderlijke omstandigheden, omdat de ouders van de baby toestemming hebben gegeven aan de arts om de gegevens te verstrekken. Volgens de rechtbank wordt in dit geval het verschoningsrecht niet doorbroken.

Toestemming van de ouders van de baby aan de arts om de gevraagde gegevens aan het OM te verstrekken heft het verschoningsrecht van de arts niet op. Het verschoningsrecht van de arts dient het algemene maatschappelijke belang dat men zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking tot de arts kan wenden en niet het individuele belang van degenen die van zijn hulp gebruik maken.
De arts zal die toestemming wel moeten betrekken bij zijn afweging of hij de gevraagde medische gegevens zal verstrekken, maar die toestemming behoeft de arts niet te verhinderen dat hij uiteindelijk tot de beslissing komt dat zijn verschoningsrecht aan het verstrekken van die gegevens in de weg staat.

Het LUMC en de artsen wilden de medische gegevens wel eerst aan de patholoog-anatoom verstrekken voor zijn onderzoek naar de dood van de baby en waren bereid om naar aanleiding van dat onderzoek opnieuw een beslissing te nemen over hun verschoningsrecht, maar het OM wilde daarop niet wachten. Toen hebben het LUMC en de artsen beslist dat hun verschoningsrecht aan het verstrekken van de medische gegevens aan het OM in de weg staat.
Die beslissing moet in dit geval worden gerespecteerd.

Volgens het OM had de rechtbank ook aandacht moeten besteden aan het feit dat het verschoningsrecht al eerder was doorbroken door de melding die het LUMC heeft gedaan bij het AMK (Advies- en meldpunt Kindermishandeling) van de levensbedreigende incidenten. Zo'n melding is een wettelijke uitzondering op de geheimhoudingsplicht van de arts. Maar die melding brengt volgens de Hoge Raad niet mee dat de arts zich in de onderhavige procedure niet meer op zijn verschoningsrecht mag beroepen.

De beslissing van de rechtbank dat in dit geval het verschoningsrecht van het LUMC en de artsen niet wordt doorbroken en dat de medische gegevens van de baby niet aan justitie behoefden te worden verstrekt, blijft in stand.

De Hoge Raad verwerpt het door het OM ingestelde cassatieberoep.

Gevolg van deze uitspraak
De beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 juli 2007 is definitief geworden.
Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 26 mei 2009. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is laatstgenoemde bindend.

Den Haag, 26 mei 2009
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236

LJ Nummers

BG5979
BB0281

Bron: Hoge Raad der Nederlanden Datum actualiteit: 26 mei 2009 Naar boven