NVB Bouwondernemers & Ontwikkelaars

NVB: aanpassing Wvg leidt tot rechtsonzekerheid

Het voornemen van de ministers Cramer (VROM) en Van der Laan (WWI) om de eigendomsoverdracht van vastgoed ongeldig te verklaren als achteraf blijkt dat daarop de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) van toepassing is, leidt tot rechtsonzekerheid en ontwrichting van het rechtsverkeer. Hiermee reageert NVB Vereniging van ontwikkelaars en bouwondernemers op het belangrijkste wijzigingsvoorstel van de Wvg waar de Tweede Kamer zich momenteel over buigt.

Zoals bekend hebben gemeenten met de Wet voorkeursrecht een betere uitgangspositie op de grondmarkt. Het geeft gemeenten immers de bevoegdheid om een voorkeursrecht te vestigen op gronden die in de toekomst een nieuwe bestemming krijgen. Als de eigenaar van de grond, waarop een voorkeursrecht rust, de grond wil verkopen, moet hij die eerst aan de gemeente aanbieden.

Onder de huidige wet moet de notaris bij het notarieel transport er op toezien dat er geen voorkeursrecht rust op het in eigendom over te dragen vastgoed. Echter, niet in alle gevallen kan de notaris dit constateren. Zo zit er bijvoorbeeld een zeer korte periode tussen de publicatie van het voorkeursrecht in de Staatscourant en de inwerkingtreding. In die periode kunnen er dus reeds voorkeursrechten bestaan, terwijl die nog niet zijn ingeschreven in de registers. Op het moment dat de notaris in dat geval het groene licht geeft, leidt dat tot eigendomsoverdrachten die in feite strijdig zijn met de Wvg. Van der Laan en Cramer willen dit nu oplossen door de eigendomsoverdracht in dat geval ongeldig te verklaren. Ook al heeft de notaris er zijn goedkeuring al aan gegeven en is de transactie in de openbare registers, zoals het Kadaster, ingeschreven.

In een brief aan de twee bewindslieden stelt NVB vast dat dit voorstel op het eerste gezicht door zijn simpelheid aantrekkelijk oogt, maar dat het feitelijk onaanvaardbare consequenties heeft. Omdat het voorkeursrecht van toepassing kan zijn op iedere verkoop van onroerende zaken moet de koper er dus op voorhand altijd van uit gaan dat de verkoper niet bevoegd kan zijn. Bovendien is het onzeker of iemand, die in de desbetreffende registers als eigenaar staat aangemerkt, dat inderdaad ook is. Deze uitgangspunten zijn uiterst curieus en ontwrichten uiteraard het rechtsverkeer.

NVB pleit er daarom voor de oplossing voor het incidenteel te kort schieten van de notariële toetsing uit het wetsvoorstel te schrappen. Vooral ook omdat nooit is aangetoond dat op welke schaal het probleem zich eigenlijk voordoet. Het heeft NVB dan ook verbaasd dat bij de inzet van zon zwaar middel geen Kamerlid de vraag gesteld heeft om hoeveel overeenkomsten het nu eigenlijk gaat die aan de notariële toetsing zouden ontsnappen. Daar moet volgens NVB dan toch eerst onderzoek naar worden gedaan. Op uitsluitend indrukken kunnen we, aldus de brancheorganisatie in de brief aan Cramer en Van der Laan, toch geen wetsvoorstellen baseren. En zeker geen voorstellen met zulke zwaarwegende gevolgen. NVB vindt daarom het middel erger dan de kwaal.


---