Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
Postbus 20018 2500 BJ Den Haag
2500 EA DEN HAAG www.minocw.nl
Onze referentie
KO/123492
Bijlagen
---
Datum 15 mei 2009
Betreft NCKO-meting pedagogische kwaliteit kinderdagverblijven 2008
Bijgaand stuur ik u het verslag van een landelijke meting door het Nederlands
Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO)1 van de pedagogische kwaliteit van
Nederlandse kinderdagverblijven (0- tot 4-jarigen) in 2008. Eerdere metingen,
uitgevoerd in 1995, 2001 en 2005, lieten een geleidelijke afname zien van de
kwaliteit van het zorg- en opvoedingsproces, ook wel aangeduid als de
"proceskwaliteit" van de kinderopvang.
Nieuw in de meting van 2008 is gedetailleerde informatie over de
interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers, de kern van de
proceskwaliteit in de kinderopvang.
De resultaten ondersteunen het belang van de acties die in deze kabinetsperiode
in gang zijn gezet om de kwaliteit van de kinderopvang te verbeteren en geven
aanleiding tot vervolgacties die aan het eind van deze brief worden uitgewerkt.
Resultaten meting NCKO
Vergelijking van de algemene proceskwaliteit in 2008 met die in 2005 laat zien
dat de eerder geconstateerde dalende trend zich ook in de afgelopen jaren heeft
voortgezet. De totaalscore daalt van 3.6 in 2005 naar 3.0 in 2008. Daarbij geldt
een score van 1 als minimaal en 7 als maximaal.
De daling voor Ruimte/meubilering (meubilering, inrichting en aankleding van de
ruimte) en Interacties is significant, de daling voor Activiteiten (beschikbaarheid,
1 Het NCKO is een wetenschappelijk samenwerkingverband waarin pedagogen en
ontwikkelingspsychologen van de Universiteit van Amsterdam en de Radboud Universiteit
Nijmegen samen werken aan onderzoek ter bevordering van de kwaliteit van de
Nederlandse kinderopvang voor 0- tot 4-jarigen.
a
na 1 van 7
Pagi
toegankelijkheid en gebruik van leeftijdsadequaat spel- en ontwikkelings- Datum
materiaal) is marginaal significant. Vooral de daling op de subschaal Interacties
Onze referentie
verdient aandacht, omdat de interacties tussen pedagogisch medewerkers en KO/123492
kinderen de kern uitmaken van de pedagogische kwaliteit, en de scores op deze
schaal in het verleden altijd relatief hoog waren. De daling van de scores op de
subschalen Taal, Programma en Activiteiten is niet significant.
Het onderzoek laat een groot verschil tussen de verschillende
interactievaardigheden zien. Op de drie meest basale interactievaardigheden,
Sensitieve Responsiviteit, Respect voor de Autonomie, en Structureren en
Grenzen Stellen, scoort de meerderheid van de groepen voldoende tot goed.
Duidelijk minder goed zijn de resultaten voor de interactievaardigheden Praten en
Uitleggen, Ontwikkelingsstimulering en Begeleiden van Interacties tussen
Kinderen. Daarbij zijn er grote verschillen tussen de pedagogisch medewerkers:
van heel hoog naar heel laag. De kwaliteit van de interacties in de babygroepen is
op de meeste schalen significant lager dan in de peutergroepen en in de verticale
groepen (gemengde groepen met kinderen van verschillende leeftijden).
Een belangrijke verandering is de stijging van de gemiddelde groepsgrootte
tussen 2005 en 2008 van 9.7 naar 10.9. Bij verticale groepen geldt daarbij: hoe
meer kinderen in de groep, des te lager de kwaliteit van de interacties.
Tenslotte werd in een aanzienlijk aantal groepen een staf-kind ratio aangetroffen
die de wettelijke normen overschreed (in 15% van de babygroepen, 17% van de
peutergroepen, en 9% van de verticale groepen). Dit sluit aan bij de bevindingen
van de GGD bij onaangekondigde controles in Drenthe en in Amsterdam dat de
staf-kind ratio regelmatig wordt overtreden. Ik vind dat zorgelijk, omdat dit een
belangrijke kwaliteitsnorm is, die bovendien door de sector zelf in het Convenant
kwaliteit kinderopvang als minimumnorm is geformuleerd.
Mogelijke oorzaken
Conclusies over oorzaken van de geconstateerde verdere daling in de
pedagogische kwaliteit van de opvang in Nederlandse kinderdagverblijven kunnen
op basis van deze meting niet getrokken worden; daarvoor is een ander type
onderzoek nodig.
Door het NCKO en door de veldpartijen vertegenwoordigd in de
begeleidingscommissie van het onderzoek zijn een aantal mogelijke verklaringen
voor de verdere daling genoemd:
· De sterke groei van de sector sinds 2005 (vorige NCKO-meting), wat
geleid kan hebben tot een toename van de werkdruk voor de pedagogisch
Pagina 2 van 7
medewerkers, noodgedwongen aannemen van minder geschikt personeel Datum
en gebruik van minder geschikte ruimtes.
Onze referentie
· Toename van de groepsgrootte, toename van administratieve lasten voor KO/123492
de pedagogisch medewerkers2 en het wegvallen van veel assistent-
plekken (onder andere door afname van ID-banen), waardoor er meer
werk terecht is gekomen bij de pedagogisch medewerkers.
· Tekort aan (gekwalificeerd) personeel.
· Een weinig specifiek op het omgaan met jonge kinderen gerichte opleiding
en te weinig pedagogisch gerichte supervisie en ondersteuning op de
werkvloer.
Voor een belangrijk deel vergelijkbare bevindingen kwamen ook uit het
onderzoek naar de oorzaken van de in 2005 gemeten kwaliteitsdaling3. Op basis
daarvan is de sector gekomen met een plan van aanpak om met name de
aansluiting tussen de opleidingen en de praktijk te verbeteren en zittend
personeel bij te scholen. Dat heeft geresulteerd in de oprichting van het Bureau
Kwaliteit Kinderopvang (BKK) eind 2008. Aangezien BKK in april 2009
operationeel is geworden, zijn daarvan nog geen effecten te zien in de NCKO-
meting over 2008. Ook andere door het kabinet gestimuleerde maatregelen, zoals
de ontwikkeling van het Pedagogisch Kader voor kindercentra 0-4 jaar, de
ontwikkeling van een "zelfmeetinstrument" voor kindercentra, waarmee men de
eigen pedagogische kwaliteit kan volgen en verbeteren, en de invoering van
risicogestuurd toezicht, zullen naar verwachting eerst in een volgende NCKO-
meting effect laten zien.
Aanbevelingen
Wat kan er nog meer gedaan worden om de kwaliteit van de opvang te
verbeteren? In het rapport geeft het NCKO daartoe een aantal aanbevelingen voor
praktijk en beleid gegeven.
· Deskundigheidsbevordering van de pedagogisch medewerkers. Met name
Praten en uitleggen, Ontwikkelingsstimulering en het Begeleiden van
interacties tussen kinderen extra aandacht. Dit vereist gerichte training
2 Bijvoorbeeld het opstellen van presentielijsten, declareren van invaluren, het opstellen van
roosters en het maken van kindverslagen overigens geen specifieke overheidseisen.
3 Bureau Bartels (2006). Mogelijkheden voor de verbetering van de (proces)kwaliteit in
kinderdagverblijven. Amersfoort.
Pagina 3 van 7
voor pedagogisch medewerkers alsmede gerichte begeleiding op de Datum
werkvloer.
Onze referentie
· Investeren in de meubilering, inrichting en aankleding van de KO/123492
groepsruimte en in de aanschaf en het gebruik van adequate, op de
ontwikkeling van de kinderen afgestemde materialen.
· Extra aandacht voor de interactievaardigheden van pedagogisch
medewerkers in babygroepen en verticale groepen en voor de omvang
van verticale groepen. Ook op dit punt is een goede aansluiting tussen
opleiding, training en begeleiding op de werkvloer nodig.
· Gebruikmaken van de door het NCKO ontwikkelde Kwaliteitsmonitor, een
vereenvoudigde versie van het wetenschappelijke meetinstrument dat in
de landelijke kwaliteitsmeting van 2008 is gebruikt. Daarmee kan het
kinderdagverblijf zelf de pedagogische kwaliteit binnen de eigen
organisatie op een relatief eenvoudige wijze in kaart te brengen, volgen
en verbeteren.
· Uitbreiden van de bestaande HKZ-kwaliteitscertificering in de
kinderopvang door meer aandacht voor de pedagogische kwaliteit.
· Een nieuwe landelijke kwaliteitsmeting over enkele jaren om de verdere
ontwikkeling van het kwaliteitsniveau te kunnen volgen en om na te gaan
in hoeverre verbetermaatregelen effect hebben.
Conclusie: investeren in kwaliteit kinderopvang is nodig en mogelijk
Het NCKO-onderzoek laat over 2008 een daling zien ten opzichte van de vorige
meting. Ik vind dat ernstig, omdat het resultaat in 2005 al een laag niveau liet
zien. Er is dan ook alle reden om het onderwerp pedagogische kwaliteit van de
kinderopvang hoog op de agenda te zetten en als sector en overheid samen
maatregelen te nemen. Lange tijd heeft vooral de opvang en verzorging van
kinderen in de kinderopvang centraal gestaan. Hierdoor is ook in de opleiding van
pedagogisch medewerkers heel beperkt aandacht besteed aan vaardigheden die
helpen om de ontwikkeling van kinderen te bevorderen. Het NCKO concludeert
dat het tijd is voor een cultuuromslag. Dit wordt onderschreven door de
veldpartijen die het onderzoek hebben begeleid: MOgroep Kinderopvang, de
Branchevereniging ondernemers in de Kinderopvang, BOinK, Landelijk Pedagogen
Platform en ABVAKABO FNV. Het NCKO beschikt over gedetailleerde informatie
waaruit concreet zichtbaar wordt op welke punten verbetering nodig en mogelijk
is. Alle betrokken partijen in de kinderopvangbranche hebben aangeven
gemotiveerd te zijn om te werken aan het verbeteren van de pedagogische
Pagina 4 van 7
kwaliteit. Zij kunnen daarbij profiteren van de informatie van het NCKO. De meest Datum
recente ontwikkelingen in de sector (zoals de oprichting van het Bureau Kwaliteit
Onze referentie
Kinderopvang, de ontwikkeling van het Pedagogisch Kader) wijzen er ook op dat KO/123492
de tijd hier rijp voor is. Tenslotte biedt de NCKO-Kwaliteitsmonitor (een
vereenvoudigde versie van het wetenschappelijke meetinstrument) een concreet
instrument voor kinderdagverblijven om via zelf-evaluatie gericht te werken aan
optimalisering van de eigen pedagogische kwaliteit.
Concrete maatregelen
Het NCKO-rapport biedt alle reden om door mij al in gang gezette maatregelen
voort te zetten en waar nodig aan te vullen of nog meer te richten:
1. Deze maand gaat het programma "Excellente kinderopvang" van het
Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) van start. BKK ontvangt veertig
miljoen euro subsidie van mijn ministerie om de komende vier jaar gericht
te werken aan de vaardigheden van de pedagogisch medewerkers, de spil
van de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang. Het grootste deel
van dit geld gaat naar extra scholing van pedagogisch medewerkers. Ik
heb BKK gevraagd zich daarbij specifiek te richten op door het NCKO
geconstateerde tekortkomingen, bijvoorbeeld het verbeteren van de
begeleiding van baby's.
2. Daarnaast heb ik besloten om een extra impuls te geven aan de
(pedagogische) kwaliteit door via de Subsidieregeling Kinderopvang voor
de tranche 2009 een bedrag toe te kennen van 3,5 miljoen. Gaat het bij
BKK om brede toepassing en verspreiding van bestaande kennis, bij de
Subsidieregeling Kinderopvang gaat het om het ontwikkelen van landelijk
relevante nieuwe zaken, bijvoorbeeld de ontwikkeling van het
Pedagogisch Kader en een herziening van het HKZ-certificatieschema.
3. Onvoldoende aansluiting van de opleidingen op de pedagogische praktijk
is al eerder geconstateerd4 en wordt ook nu genoemd als voorname
oorzaak van de geconstateerde matige pedagogische praktijk. Recent is
op landelijk niveau een stap vooruit gezet door de opname van het
Pedagogisch Kader kinderopvang als belangrijk uitgangspunt voor het
opleidingscurriculum. Het is echter vooral op regionaal niveau dat de
4 Bureau Bartels (2006). Mogelijkheden voor de verbetering van de (proces)kwaliteit in
kinderdagverblijven. Amersfoort.
Pagina 5 van 7
opleidingen concreet invulling krijgen. Daarom zal BKK vanaf 2009 Datum
mensen en middelen beschikbaar stellen om in iedere regio te komen tot
Onze referentie
samenwerking en afstemming tussen kinderopvangorganisaties en de KO/123492
opleidingen, zodat de inhoud van de opleidingen beter aansluit op de
praktijk van de kinderopvang.
4. Het NCKO-onderzoek toont aan dat de scores op alle vijf domeinen beter
moeten. De kinderopvangsector heeft al de bereidheid uitgesproken om
samen met het NCKO per domein in te zoomen op die onderdelen die zich
het beste lenen voor verbetering en daaraan te werken. Op dit moment
maken de sector en het NCKO daarover samen nadere afspraken.
5. Het NCKO constateert dat ontwikkelingsstimulering bij
kinderdagverblijven verbetering behoeft. Dit onderstreept de noodzaak
verder te gaan met al ingezet beleid. Op 21 april 2009 stuurde ik u mijn
agenda voor- en vroegschoolse educatie (vve). Centraal daarin staat de
cruciale rol die pedagogisch medewerkers spelen bij voorschoolse
educatie, ook in de kinderopvang. Via het programma "Vversterk" wordt
de kwaliteit van vve verbeterd door nascholing van het personeel in
peuterspeelzalen en in kinderdagverblijven. Tegelijk wordt gewerkt aan de
opname van vve als module in het onderwijs van ROC's en Pabo's. De
investeringen via het Vversterktraject zijn in de jaren 2006 tot en met
2011 in totaal bijna 25 miljoen.
6. Het NCKO-onderzoek heeft ook een "kwaliteitsmonitor" opgeleverd
waarmee kindercentra zelf periodiek hun eigen kwaliteit specifiek in kaart
kunnen brengen. Ik zal het NCKO subsidie geven om deze monitor
gebruiksklaar te maken voor toepassing door alle kindercentra. Via BKK
kan worden gezorgd voor brede invoering.
7. Eerder dit jaar is met subsidie van OCW het Pedagogisch kader voor de
kinderopvang gereed gekomen. Dit biedt kindercentra steun om inhoud te
geven aan de pedagogische doelen van de kinderopvang. Dit kader wordt
dezer dagen door BKK aan alle kindercentra verspreid en zal ook als
richtsnoer dienen bij de deskundigheidsbevordering van pedagogisch
medewerkers.
8. Op mijn verzoek is GGD Nederland begonnen met de invoering van de
"vervolginspectie pedagogisch domein". Hiermee voeren daartoe speciaal
opgeleide GGD-inspecteurs een diepteonderzoek uit bij kindercentra
waarvan de pedagogische praktijk bij eerste inspectie onvoldoende bleek.
9. GGD Nederland is ook begonnen met de invoering van risicogestuurd
toezicht op basis van een landelijk model. Onderdeel daarvan is
Pagina 6 van 7
onaangekondigde controle op vooral de pedagogische praktijk, de Datum
groepsgrootte en de leidster kind ratio. Ik beoog daarmee de door het
Onze referentie
NCKO geconstateerde overtredingen op dit terrein terug te dringen. KO/123492
10. De Inspectie van het Onderwijs heeft aangegeven dat de handhaving door
de gemeenten verbeterd moet worden. Dit geldt juist ook op het
pedagogisch domein. Ik zal daarom de VNG vragen de Handreiking
handhavingsbeleid voor gemeenten hierop aan te passen opdat de
pedagogische kwaliteit meer prioriteit krijgt bij gemeenten.
11. Ik heb besloten subsidie te geven aan het NCKO voor een
interventieprogramma ter verbetering van de proceskwaliteit in de
kinderopvang, door te werken met functiedifferentiatie en videotraining.
12. De sector heeft aangegeven dat het nodig is om het bestaande HKZ5-
certificatieschema voor de kinderopvang uit te breiden ten aanzien van
het pedagogische domein. De stichting HKZ heeft in de voor 2009
geplande herziening van het Certificatieschema dit nu expliciet
opgenomen. Ik heb daartoe subsidie toegekend binnen de lopende
Subsidieregeling Kinderopvang.
13. Tenslotte heb ik subsidie toegekend aan het NCKO voor een
vervolgmeting in 2012. De bovenstaande maatregelen moeten dan effect
laten zien.
Over de voortgang houd ik u op de hoogte.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Sharon A.M. Dijksma
5 HKZ = Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector
Pagina 7 van 7