Datum: 19 mei 2009
Strategie voor EU in 2030: open grenzen en eerlijke concurrentie
EU wordt in de toekomst sterker afhankelijk van buitenlandse
overheidsbedrijven
* De EU staat voor strategische uitdagingen bij onder andere
arbeidsmigratie, buitenlandse investeringen en
energievoorzieningszekerheid.
* De druk om het Europese migratiebeleid te versoepelen zal in de
komende decennia sterk toenemen.
* Angst voor investeringen door buitenlandse staatsfondsen uit
landen als China en Rusland is onnodig, tenzij strategische
belangen zoals kernenergie en kredietverlening in het geding zijn.
* Achterblijvende investeringen door staatsgeleide olie- en
gasbedrijven bedreigen de toekomstige energievoorzieningszekerheid
in de EU.
Brede maar broze steun van Nederlanders voor de EU
* De steun voor het lidmaatschap van de EU is in Nederland groot in
vergelijking met andere landen en is in 2008 verder toegenomen
(tot 80%).
* Van een stevige positieve betrokkenheid bij Europa is echter
weinig sprake en in discussies winnen negatieve verhalen het vaak
van de onderkenning van de voordelen van de EU.
* De belangstelling voor Europa bij verkiezingen is in Nederland
gering en opvattingen over Europa spelen een ondergeschikte rol in
de afwegingen van kiezers.
* Nederlanders hebben in vergelijking met andere Europeanen veel
vertrouwen in andere mensen en in instituties. Ze genieten ook
veel vertrouwen van andere volkeren.
Dit zijn enkele conclusies uit de Europese verkenning 7: Strategisch
Europa. Markten en macht in 2030 en de publieke opinie over de
Europese Unie, die op dinsdag 19 mei is aangeboden aan
staatssecretaris drs. F.C.G.M. Timmermans voor Europese Zaken. De
Europese verkenning is een gezamenlijke publicatie van het SCP en het
CPB en komt jaarlijks tot stand in opdracht van het ministerie van
Buitenlandse Zaken. In deze zevende verkenning wordt nader ingegaan op
de publieke opinie in de lidstaten en enkele centrale kwesties voor
Europa over twee decennia.
De publieke opinie over Europa
Brede steun voor EU-lidmaatschap
Volgens Europees onderzoek van eind 2008 vindt 77% van de Nederlanders
dat het EU-lidmaatschap meer voordelen dan nadelen biedt
(EU-landengemiddelde 61%). 80% van de Nederlandse bevolking vindt dat
het lidmaatschap van de Europese Unie een goede zaak is. Dat is het
hoogste percentage van alle lidstaten van alle EU-lidstaten (gemiddeld
53%). Begin 2008 vond 75% van de Nederlanders het lidmaatschap een
goede zaak. Andere enquêtes komen met een iets afwijkende
vraagstelling op lagere percentages uit, maar ook die wijzen op een
toenemende steun in 2008. Eind 2008 steunt 48% van de Nederlanders de
mogelijkheid van verdere uitbreidingen van de EU. Dat komt overeen met
het Europese gemiddelde en blijft sinds 2003 betrekkelijk stabiel
(vóór 2003 was de steun in Nederland 55% en meer).
Evenals in eerdere jaren menen Nederlanders vaker dan andere
Europeanen dat ze goed op de hoogte zijn van de EU, maar geeft hun
feitenkennis daarvan geen blijk. Van de buurlanden houdt het Verenigd
Koninkrijk over de hele linie de grootste afstand tot de EU: de kennis
van de EU en de onderkenning van voordelen van het lidmaatschap zijn
nergens zo laag.
Verhalen over Europa
Om zo open mogelijk te achterhalen hoe Nederlanders tegenover Europa
en de EU staan, is groepjes mensen gevraagd elkaar daarover verhalen
te vertellen. In de verhalen komen zowel de voordelen als de
bedreigingen van Europese samenwerking aan de orde. De voordelen zijn
meestal vrij abstract, de bedreigingen concreter en ook talrijker.
Gaat men met elkaar praten over de verhalen en op zoek naar een
gemeenschappelijk verhaal, dan gaan de bedreigende en negatieve kanten
overheersen. Dat proces van negatiever worden in gesprekken spoort met
de bevindingen van eerder onderzoek met focusgroepen naar Europa. De
onderzoeken laten zien dat de steun voor het EU-lidmaatschap misschien
wel breed maar ook broos is in ons land. Bij gebrek aan stevig
verankerde opvattingen over Europa, kan de publieke opinie snel
veranderen door discussies in de politiek en kwesties die in de media
veel aandacht krijgen.
Europa in electoraal perspectief
De belangstelling voor verkiezingen van het Europees Parlement is
gering in Nederland. In 2004 was de opkomst 39,1%. Dat was onder het
Europees gemiddelde (45,6%); de achterstand op de opkomst bij
nationale verkiezingen rond die tijd was slechts in drie landen groter
dan in Nederland. Volgens Nederlandse kiezers is er een kloof tussen
hun eigen opvattingen over Europese eenwording en die van de partij
waarop zij stemmen. Kiezers van alle onderzochte partijen denken dat
de partij van hun voorkeur een groter voorstander is van verdergaande
Europese eenwording dan zijzelf. Deze ideologische kloof is het
grootst onder kiezers van CDA, VVD en PvdA.
Het oordeel over Europa lijkt geen grote rol te spelen in nationale en
zelfs niet in Europese verkiezingen. Er zijn weliswaar verschillen
tussen groepen kiezers - kiezers van het CDA zijn een groter
voorstander van Europese eenwording dan die van PvdA, PvdD, SP en PVV
- maar andere themas dan Europa zijn belangrijker. Europa lijkt een
kapstok te zijn voor andere zorgen.
Vertrouwen
In vergelijking met andere Europeanen hebben Nederlanders veel
vertrouwen in hun eigen toekomst (65%), de toekomst van het land (62%)
en van de wereld (65%). Hiermee hoort Nederland met de noordelijke
landen tot de meest optimistische landen van Europa. Nederlanders
hebben relatief veel vertrouwen in elkaar (61%). Ook door inwoners van
andere EU-lidstaten worden Nederlanders over het algemeen sterk
vertrouwd: alleen Denen en Zweden scoren beter.
Nederlanders zijn wat pessimistischer voor de volgende generatie:
slechts 17% van de Nederlanders gelooft dat de volgende generatie het
makkelijker zal krijgen dan zijzelf. Hiermee is Nederland een Europese
middenmoter. In landen waar men ontevredener is over het huidige
bestaan vertrouwt men er eerder op dat de volgende generatie het beter
zal hebben.
Markten en macht in 2030
Wederzijds afhankelijk
De economische banden tussen de EU en andere landen of regios zullen
in de jaren tot 2030 verder intensiveren. Door deze economische
relaties zullen de landen ook in politiek opzicht sterker van elkaar
afhankelijk zijn. Voorbeelden hiervan zijn de relatie met Rusland als
grote gas- en olieleverancier en met China als potentiële investeerder
in Europese bedrijven. Bescherming van eigen markten en afscherming
van eigen politieke belangen is een mogelijke maar ongewenste reactie
op deze wederzijdse afhankelijkheid, omdat alle landen en regios
daardoor per saldo slechter af zijn. De EU moet eigen markten blijven
openstellen en ook bij andere landen aandringen op vrije mededinging.
Belangrijke uitzondering is de bescherming van strategische belangen,
waarvan doelgerichte aantasting gepaard gaat met omvangrijke
maatschappelijke kosten. Deze belangen moeten op Europees niveau
zorgvuldig worden afgebakend en beschermd.
Arbeidsmigratie
De EU hanteert een restrictief toelatingsbeleid voor niet-EU
arbeidsmigranten met lage en middelbare scholing. De studie
concludeert dat dit beleid grote effecten heeft op de welvaart zowel
binnen als buiten de EU. In vergelijking met een geheel open
arbeidsmarkt verhoogt het hek om de arbeidsmarkt de EU-lonen voor
lager opgeleiden, maar leidt het ook tot hogere prijzen. De landen
waar de (potentiële) arbeidsmigranten vandaan komen, ontvangen minder
deviezen uit overmakingen van hun migranten.
Het hek om de arbeidsmarkt zal tegen 2030 van twee kanten onder druk
komen. Extern neemt de druk toe doordat de groeiende absolute
inkomenskloof tot een groei van de illegale immigratie uit de landen
aan de zuid- en oostgrenzen van de EU zal leiden. Ook zullen
regeringen van die landen steeds vaker in internationaal overleg
vragen om openstelling van de EU-grenzen voor arbeidsmigratie. Binnen
de EU zal de druk op het hek toenemen door het vergrijzingsprobleem en
de daaruit voortvloeiende arbeidsschaarste in dienstensectoren als
verzorging en horeca.
Bij oplossingen die deze druk op de arbeidsmigratie verminderen,
zullen tegengestelde belangen zorgvuldig afgewogen moeten worden.
Tijdelijke en selectieve immigratie van laagopgeleide arbeidsmigranten
kan de druk op het hek verlichten. Het biedt mogelijkheden om
schaarste op de arbeidsmarkt in de EU te verlichten en biedt niet-EU
migranten de mogelijkheid om tijdelijk in de EU te werken. De
mogelijkheid dat tijdelijke werknemers toch permanent blijven en dat
selectie te ruim zal blijken te zijn, vormen belangrijke risicos voor
Europese werknemers en de welvaarstaat.
Investeringen door staatsfondsen
China Investment Company, een groot investeringsfonds in handen van de
Chinese overheid, richt zijn blik op de EU voor nieuwe investeringen.
Naast China en Singapore kennen vooral olieproducerende landen
staatsgeleide investeringsfondsen, de zogeheten Sovereign Wealth Funds
(SWF). De totale omvang van deze fondsen bedraagt naar schatting
ongeveer 4% van het wereld-BBP. Dit belang kan oplopen tot 20% van het
wereld-BBP in 2030 als deze landen hun overschotten op de
betalingsbalans blijven investeren via deze fondsen. Door de
investeringen van buitenlandse staatsfondsen in Europese bedrijven en
aandelen wordt de EU sterker afhankelijk van deze landen. Deze
afhankelijkheid is echter wederzijds: voor een goed rendement zijn de
landen met een SWF immers afhankelijk van goedpresterende Europese
economieën en betrouwbare Europese overheden.
Investeringen door SWFs brengen risicos met zich mee op het gebied van
vrije mededinging en publieke belangen in de EU. Voor deze
investeringen geldt dat de huidige regulering ten aanzien van
corporate governance veelal volstaat om vrije mededinging te blijven
garanderen. Veel publieke belangen worden gewaarborgd door bestaande
regulering voor onder meer veiligheid en vervuiling. Waar echter
strategische belangen in het geding zijn, bijvoorbeeld bij overname
van een kerncentrale, zal de EU moeten voorkomen dat deze in handen
van buitenlandse overheden komen. De EU zal sterker staan als deze
strategische belangen op Europees niveau worden afgebakend en
beschermd.
Publieke olie- en gasbedrijven
Meer dan de helft van de huidige olie- en gasproductie is nu al
afkomstig van buitenlandse staatsbedrijven, zoals bijvoorbeeld Gazprom
en Saudi Aramco. Dit aandeel zal in 2030 nog verder zijn toegenomen.
Staatsbedrijven functioneren anders dan private bedrijven. Ze moeten
vaak aan meerdere doelen voldoen en zijn minder efficiënt dan private
bedrijven. Dit tast hun vermogen aan om te investeren in nieuwe
productiecapaciteit, waardoor de voorzieningszekerheid voor de EU in
gevaar kan komen. Dit zal onder andere leiden tot hogere olieprijzen,
wat grote kosten voor de Europese economieën met zich meebrengt. De EU
heeft weinig invloed op het functioneren van staatsbedrijven, maar kan
in internationaal overleg wel inzetten op verbetering van
internationale instituties en aandringen op vrije mededinging in
olieproducerende landen. Andere beleidsopties om de
voorzieningszekerheid te bevorderen, zoals vergroting van het aandeel
duurzame energie, zijn kostbaar.
Olieproducerende landen kunnen hun politieke invloed aanwenden door te
dreigen met staking van de levering van olie en gas. Deze interrupties
veroorzaken niet alleen hoge kosten in de EU, maar hebben ook grote
consequenties voor de begroting van de exporterende landen. De
overheden van deze landen zijn voor hun inkomsten veelal sterk
afhankelijk van de opbrengsten van olie en gas. Deze wederzijdse
afhankelijkheid beperkt de bedreiging van buitenlandse politieke
inmenging.
De publicatie Europese verkenning 7: Strategisch Europa: Markten en
macht in 2030 en de publieke opinie over de Europese Unie, ISBN:
978-90-3770-420-4, is verkrijgbaar bij de boekhandel en vanaf dinsdag
19 mei, 15.00 uur, (gratis) digitaal beschikbaar via de website van
het SCP (www.scp.nl) en als Bijzondere Publicatie 81 via de website
van het CPB (www.cpb.nl).
Inlichtingen bij: Albert van der Horst (CPB, auteur Markten en Macht
in 2030, tel: 070-3383402), Jacqueline Timmerhuis (woordvoerder CPB,
tel: 070-3383477) en Paul Dekker (SCP, auteur De publieke opinie over
Europa, tel: 070-3407434)