Stadsdeel ZuiderAmstel Amsterdam
Speech Adema tijdens dodenherdenking
19-mei-2009
Stadsdeelvoorzitter Duco Adema sprak tijdens de dodenherdenking op 4
mei bij fusilladeplaats Rozenoord in de Rivierenbuurt de volgende
woorden.
Jongens en meisjes, dames en heren,
Vanavond staan wij, hier, stil bij de fusilladeplaats waar meer dan
honderd mensen het leven lieten. Wij herdenken hen en de vele, vele
anderen die slachtoffer zijn van de Tweede Wereldoorlog, alsook
degenen die nadien zijn omgekomen. Het is al bijna zeventig jaar
geleden, 1 september 1939, dat de tweede Wereldoorlog met de Duitse
invasie van Polen begon. Dat doet ons beseffen dat de kring van hen
die persoonlijk getuige zijn geweest van die tijd steeds kleiner
wordt.
Dat de Tweede Wereldoorlog verder achter ons ligt, maakt het niet
minder waardevol diegenen te herdenken die slachtoffer zijn geweest,
en ons respect te betonen aan hen die voor onze vrijheid hebben
gevochten. Juist het feit dat wij, velen van ons van na de oorlog, zo
bevoorrecht zijn om zo lang in vrede en vrijheid te mogen leven,
verplicht ons om zowel dankbaar te zijn aan de generatie voor ons,
alsook waakzaam te blijven voor het behoud van vrede en vrijheid voor
ons en onze kinderen.
Bovendien zijn vele getuigenissen uit die tijd zo indringend aan ons
overgedragen dat ze in ons geheugen gegrift staan. Zo ook van mijn
moeder Mary die twee maanden geleden overleed. Als veertienjarig
meisje maakte zij het begin van de oorlog mee in het Haagse
Bezuidenhout. Van de eerste oorlogsdag, 10 mei 1940 staat mij het
volgende bij.
Mary werd s ochtends vroeg gewekt door haar vader. Een zwaar gebrom
was van buiten te horen. Door het raam van haar slaapkamer zagen ze
vele vliegtuigen overvliegen. Verbaasd bleven Mary, haar broer, en
haar ouders staan kijken. Af en toe werd er geschoten. Opeens hoorden
ze: ttrrrrr. Stokstijf van schrik bleven ze staan. Een moment dachten
ze dat hun huis was geraakt. Toen realiseerden ze zich dat het Marys
wekker was die vroeg afging, omdat ze die dag een proefwerk had op
school, en nog wilde leren. Op weg naar school bleek bij de
Bezuidenhoutseweg een Duits toestel neergeschoten te zijn. Ik zie, zei
Mary zo vaak, nog altijd de lichamen van de vliegers op een rijtje,
met een dekentje erover, maar hun bruine laarsjes kwamen eronder uit.
De leerlingen werden snel weer naar huis gestuurd. Haar moeder was bij
de buurvrouw, omdat Marys vader als vrijwillig officier van het het
Rode kruis naar vliegveld Ypenburg was gegaan waar zwaar werd
gevochten. Bij één van de vele keren dat het luchtalarm klonk,
schuilde een voorbijganger in hun portiek. Marys buurvrouw zag het, en
vroeg de man boven. Toen ze aan tafel zaten en over de oorlog
praatten, zei hij opeens: nu is het vast afgelopen met de Joden. Een
pijnlijke stilte viel. Want wat hij niet wist was dat Marys buurvrouw
Joods was.
De Joodse buren, de familie Metzger, hebben mede dankzij mijn opa
kunnen onderduiken, en de oorlog overleefd. Ook het gezin van mijn
moeder is de oorlog redelijk doorgekomen. Nou ja, de hongerwinter was
zwaar, en vlak voor het einde, op 3 maart 1945, werd het grootste deel
van het Bezuidenhout verwoest door een bombardement dat een vergissing
was. Door een verkeerde berekening werden niet de V1 en V2
installaties geraakt waarmee de Duitsers Engeland en Antwerpen
bestookten, maar de woonwijk. Ook de woning van mijn opa en oma ging
in vlammen op. Toen mijn moeder het afgelopen jaar geestelijk
aftakelde was het nog steeds een gemis dat er vrijwel geen tastbare
dingen zoals fotos van haar jeugd waren, want die waren verbrand.
Het is een verhaal zoals er vele zijn. Maar juist nu het aantal
tijdgenoten kleiner wordt, is het waardevol deze verhalen door te
geven. Niet eens zozeer om de gebeurtenissen zelf. Maar des te meer
omdat mijn moeder keer op keer heeft herhaald hoe argeloos en naïef
zij, en naar haar mening, de meeste mensen waren toen de oorlog hen
van de ene op de andere dag overviel. Ze wist ook niet precies wat de
voorbijganger bedoelde met: nu is het vast afgelopen met de Joden.
Ondanks het feit dat er in haar omgeving, net zoals in de
Rivierenbuurt, duizenden Joodse buurtgenoten woonden. En ondanks het
feit dat er bij haar Joodse buren in de jaren voor de oorlog tal van
bezoekers uit Duitsland kwamen logeren, die vervolgens in Rotterdam
met de boot naar Amerika gingen. Voor haar was het een les die ze mij
keer op keer heeft ingeprent, namelijk om waakzaam te blijven.
Waakzaam om niet sluipenderwijs opnieuw te komen in een situatie waar
mensen tegenover elkaar komen te staan, noch dat we een groep
uitsluiten, alleen omdat ze bijvoorbeeld Joods of moslim zijn.
Ik voeg er aan toe dat mijn moeder aan het einde van de oorlog er echt
van overtuigd was dat er nooit meer oorlog zou komen.Ik hoef niet veel
te zeggen. Dat is helaas niet uitgekomen. Maar altijd is mij
bijgebracht dat vrede en vrijheid dus niet vanzelfsprekend zijn, dat
we er ons dag in dag uit voor moeten inzetten.
Ook in onze stad ervoeren we begin dit jaar als gevolg van het
conflict in Gaza spanningen tussen groepen Amsterdammers. In onze
buurt,de Rivierenbuurt, vond een naar incident plaats bij de synagoge
in de Lekstraat, en er werden buurtbewoners bedreigd.
Juist daarom biedt vanavond ons de gelegenheid om zowel respect te
betonen aan hen die voor onze vrede en vrijheid hebben gevochten,
alsook om zelf onze verantwoordelijkheid te nemen waakzaam te blijven
en onze vrijheid te behouden. Het is dan om het even hoe lang geleden
de oorlog is geweest.