kamervragen kamerleden Tang en Depla over het verbod van de AFM op
tophypotheken > Brief aan de Tweede Kamer
Antwoorden op kamervragen kamerlid Irrgang over hypotheken van de DSB Bank
Kamervragen | 18-05-2009 | Kredietcrisis
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Datum 18 mei 2009
Ons kenmerk: FM09-936
Betreft Kamervragen Irrgang
Geachte voorzitter,
Hierbij vindt u de antwoorden op de kamervragen gesteld door het lid
Irrgang (SP) over hypotheken van DSB Bank.
Hoogachtend,
de minister van Financiën,
Wouter Bos
1. Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Tros Radar 1) en het
bericht `AFM: strenger toezicht op hypotheken' 2)?
Ja
2. Wat vindt u ervan dat DSB hypotheken afsluit ver boven de
afgesproken maximaal aanvaardbare financiering van 125 procent
executiewaarde? Kunt u beamen dat DSB daarmee de door haar
ondertekende gedragscode heeft overschreden? Heeft DSB zich daarmee
aan haar zorgplicht gehouden?
Er is geen sprake van schending van de gedragscode, want er hoeft niet
op Loan to Value (LTV), de waarde van de woning, te worden getoetst
volgens de gedragscode. Maar de financier dient de consument wel te
wijzen op de gevaren van een hoge `Loan to Value'. De zorgplicht houdt
in dat DSB Bank in ieder geval verantwoord krediet moet verstrekken.
Dit is een open norm die in de wet is opgenomen. Op dit moment wordt
de open norm ingevuld door de Gedragscode Hypothecaire Financieringen
(GHF). Dit betekent overigens niet dat bij het voldoen aan de
gedragscode de open norm altijd wordt nageleefd. In ieder individueel
geval dient sprake te zijn van verantwoorde kredietverstrekking. Het
ministerie van Financiën beschikt niet over informatie over de
naleving door DSB Bank van de overkrediteringsnorm. Als het ministerie
daar wel over zou beschikken kan die informatie door mij niet bekend
gemaakt worden, voorzover het vertrouwelijke toezichtinformatie
betreft.
3. Wat vindt u ervan dat banken nu nog aan 20 procent van de
huishoudens een te hoge hypotheek verstrekken in verhouding tot het
inkomen?
In de Gedragscode Hypothecaire Financiering is de norm vastgelegd dat
gemiddeld niet meer dan 4,5 keer het jaarinkomen aan financiering
wordt verstrekt (`comply'). In bijzondere gevallen kan hiervan worden
afgeweken (d.m.v. de zogenaamde explain- bepaling in de gedragscode),
maar dan moet er nog steeds sprake zijn van verantwoorde
kredietverstrekking door een hypotheekverstrekker. Dit betekent dat
20% afwijking van de financieringsnormen in de gedragscode niet
betekent dat er in 20% van de gevallen te hoge hypotheken zijn
verstrekt. De AFM houdt toezicht op invulling van de wettelijke norm
door de sector. Als de AFM van mening is dat deze norm onvoldoende
wordt gehandhaafd, kan de AFM bijvoorbeeld boetes opleggen. De AFM
heeft aangegeven van plan te zijn stringenter toezicht te houden op
naleving van deze norm.
4. Erkent u dat een aanpassing van de regelgeving noodzakelijk om
een einde te maken aan deze praktijk?
Op dit moment zien we geen noodzaak om de wet aan te passen. De Wet op
het financieel toezicht (Wft) bevat reeds een verbod op
overkreditering middels een open norm.
Artikel 4:34 bepaalt dat de aanbieder geen kredietovereenkomst aan mag
gaan met een consument indien dit, met het oog op overkreditering van
de consument, onverantwoord is.
Het is in principe aan de aanbieder van krediet om invulling te geven
aan deze norm. In de lagere regelgeving (artikel 115 van het Besluit
gedragstoezicht financiële ondernemingen) is bepaald dat de aanbieder
zijn criteria voor kredietverlening vastlegt en deze toepast bij de
beoordeling van een kredietaanvraag. Dit wijst er op dat de wetgever
het ook in eerste instantie aan de aanbieder heeft over willen laten
de norm in te vullen. In de praktijk heeft de sector hieraan invulling
gegeven met de Gedragscode Hypothecaire Financiering.
De AFM kan als toezichthouder daar waar zij een wettelijke bevoegdheid
heeft, bijvoorbeeld boetes opleggen bij het niet naleven van
voorschriften en een open norm invullen via een beleidsregel.
Feitelijk heeft de AFM dit tot nu toe gedaan door de zelfregulering
van de sector als invulling van de norm te hanteren.
De AFM kan (alsnog) een beleidsregel publiceren, waarin de open norm
wordt ingevuld. Het is dan wenselijk dat dit in overleg met het
ministerie en de sector gebeurt. De beleidregel kan nooit de werking
van een algemeen verbindend voorschrift (regelgeving) hebben. Een
beleidregel is niet 100% dwingend; een onder toezicht staande
instelling kan op een ander manier invulling geven aan de open norm
van verantwoorde kredietverstrekking.
Wij zijn geen voorstander van het wettelijk invullen van de open norm.
Een open norm biedt flexibiliteit aan de sector en toezichthouder om
met veranderende marktomstandigheden om te gaan. Wel is het bij een
nadere invulling van de open norm van belang dat dit op een
zorgvuldige manier gebeurt en er dus draagvlak is voor de wijze van
invulling.
5. Vindt u net als de AFM dat zelfregulering in de kapitaalmarkten
ter discussie staat?
Zie antwoord op vraag 4.
6. Gaat u in navolging van de aanbeveling van het AFM de maximale
waarde van een tophypotheek beperken tot 100 procent van de waarde van
het huis?
Het huidige voorstel van de AFM zou een aanscherping van het
toezichtbeleid betekenen. In de regel komt dit beleid tot stand in
nauw contact met het ministerie van Financiën, De Nederlandsche Bank
en de sector. De AFM is voornemens om in mei het voorstel te
concretiseren en nader te onderbouwen met onderzoek. Het ministerie
van Financiën zal in samenspraak met de ministers voor WWI en EZ het
voorstel van de AFM bestuderen en hierbij letten op de
maatschappelijke en economische gevolgen, en in het bijzonder op het
voorkomen van ongewenste gevolgen voor de woningmarkt (zoals
startersproblematiek, belemmering doorstroming en stagnatie in de
woningbouw). Zoals de voorzitter van de AFM ook al meldde liggen in de
huidige economische omstandigheden abrupte maatregelen niet voor de
hand.
7. Vindt u dat de consumenten bij verkopen van hypotheken zoals die
van DSB goed geïnformeerd zijn over alle kosten? Zorgt het verpakken
van de koopsompolis in de hypotheken niet voor een hoop
onduidelijkheid over het kostenverloop bij consumenten? Geeft de
gekozen constructie consumenten nog wel een eerlijke kans om over te
stappen naar een andere hypotheekverstrekker?
Een hypotheekverstrekker dient de consument juist en volledig te
informeren zodat de consument weloverwogen een keuze kan maken voor
een bepaald product of een combinatie van producten; ook hieromtrent
zijn regels vastgelegd in de Gedragscode Hypothecaire Financieringen.
De hypotheekverstrekker mag de consument niet misleiden en in geen
geval onder druk zetten om een bepaalde verzekering af te sluiten.
Indien de hypotheekverstrekker de consument adviseert dient hij zich
te verdiepen in de financiële positie, kennis, ervaring,
doelstellingen en risicobereidheid van de consument. Het advies om een
bepaalde verzekering af te sluiten dient te zijn gebaseerd op deze
gegevens en te passen bij de cliënt, zijn specifieke belangen en
financiële mogelijkheden. Een hypotheekverstrekker mag geen onnodige
of niet bij het cliëntprofiel passende overlijdensrisicoverzekeringen
adviseren. Indien de cliënt reeds afdoende is verzekerd voor inkomen
bij werkloosheid, zal een nieuwe verzekering niet voor de hand liggen.
Dergelijke verzekeringen vielen tot 1 juli 2008 niet onder de
reikwijdte van de adviesregels indien zij in combinatie met een
krediet werden afgesloten. Sinds 1 juli 2008 gelden de strengere eisen
voor advies ook voor dit soort verzekeringen. Controle op de naleving
van deze nieuwe regels is een speerpunt in het toezicht van de AFM in
2009. Daarnaast gelden bij het aangaan van krediet regels die beogen
om overkreditering te voorkomen. Een hypotheekverstrekker dient
informatie in te winnen over de financiële positie van de consument en
te beoordelen of de hoogte van de lening - inclusief de te financieren
koopsom - voor de consument verantwoord is. Ook hierop is toezicht van
de AFM van toepassing.
Op grond van de Mededingingswet is het de hypotheekverstrekker met een
economische machtspositie niet toegestaan om een specifieke
overlijdensrisicoverzekering te verkopen indien daarmee misbruik wordt
gemaakt van die economische machtspositie. De NMa houdt toezicht
hierop.
Doorgaans worden door een hypotheekverstrekker per hypotheek maximaal
twee overlijdensrisicoverzekeringen verkocht. Indien sprake is van een
tweede hypotheek is het denkbaar dat er voor dat deel opnieuw twee
verzekeringen worden afgesloten.
8. Wat vindt u van het feit dat er hypotheken zijn verkocht met een
provisie van 85% van de koopsompolis?
Er zijn provisies van 80 tot 85 % genoemd voor de verkoop van een
verzekering. De huidige provisieregels gelden per 1 januari 2009 voor
hypotheken en complexe producten. Op grond hiervan dient de provisie
in verband met hypotheken vooraf transparant te worden gemaakt aan de
klant. Verder moet deze provisie voldoen aan een inhoudelijke norm
(inducement-norm). De provisie mag op grond daarvan niet te hoog zijn.
De AFM houdt toezicht op deze nieuwe regels.
9. Deelt u de mening dat een gegarandeerde winstuitkering ook
gewoon een provisie is?
Ja. Binnen de provisieregelgeving worden alle betalingen van een
aanbieder aan een tussenpersoon geregeld. Daarbij maakt de naam die op
een dergelijke betaling wordt geplakt niet uit.
10. In welke gevallen stelt de Gedragscode Hypothecaire
Financieringen een maximum aan de vergoeding voor vervroegd aflossen?
Is dat alleen bij een verhuizing of bij een executoriale verkoop? Bent
u bereid de maximum vergoeding voor vervroegd aflossen door middel van
een wettelijke regeling breder te implementeren en niet meer slechts
aan deze specifieke gevallen te koppelen?
Op grond van de Gedragscode Hypothecaire Financieringen (GHF) is het
in beginsel toegestaan om bij het vervroegd aflossen van een hypotheek
een vergoeding in rekening te brengen. Deze vergoeding is in beginsel
niet aan een maximum onderworpen en kan onafhankelijk van de
rentevastperiode in rekening worden gebracht. De GHF stelt in een
aantal gevallen een maximum aan de hoogte van de vergoeding. Indien
sprake is van een verhuizing kan de hypotheekverstrekker een boete in
rekening brengen die gelijk is aan vier maanden rente over het
vervroegd af te lossen bedrag of drie procent van het vervroegd af te
lossen bedrag. Ingeval van executoriale verkoop gelden dezelfde maxima
op voorwaarde dat de verkoop het gevolg is van een handelen of nalaten
dat de consument in redelijkheid te verwijten is. De cliënt krijgt aan
het eind van de rentevastperiode doorgaans een voorstel voor een
nieuwe rente. De cliënt behoeft niet akkoord te gaan met het voorstel
en kan ervoor kiezen om de hypotheek elders onder te brengen. De
cliënt is in dat geval geen vergoeding verschuldigd. De Gedragscode is
wat ons betreft momenteel adequaat.
1) Tros Radar, 13 april 2009
2) NRC Handelsblad, 21 april 2009
Meer informatie
* Brief aan de Tweede Kamer
18-05-2009 | PDF bestand, 34 Kb
Zie het origineel
Verwante dossiers
* Kredietcrisis
Ministerie van Financiën