Ministerie van Economische Zaken
Verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 3 tot en met 5
mei in Praag
15 mei 2009 | kamerstuk | PDF document, 72 Kb
Mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bied ik u
hierbij het verslag aan van de informele Raad voor
Concurrentievermogen van 3,4 en 5 mei jl. in Praag (Tsjechië). Het
informele karakter van deze Raad betekent dat er een vrije
gedachtewisseling plaats vond zonder besluitvorming.
> Retouradres Postbus 20101 2500 EC Den Haag
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA 's-GRAVENHAGE
Datum 15 mei 2009
Betreft Verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 3 tot en
met 5 mei in Praag
Pagina 1 van 6
Directoraat-Generaal
Economische Politiek
Directie Europa, Mededinging
en Consumenten
Ons kenmerk
EP/EMC / 9084444
Mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bied ik u hierbij
het verslag aan van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 3,4 en 5
mei jl. in Praag (Tsjechië). Het informele karakter van deze Raad betekent dat er
een vrije gedachtewisseling plaats vond zonder besluitvorming.
De bijeenkomst viel uiteen in twee delen: een deel over onderzoek en een deel
over industrie en interne markt. Tijdens het onderzoeksdeel is gesproken over de
kennisdriehoek en de ontwikkeling van menselijk kapitaal in onderzoek en
ontwikkeling.
Tijdens het deel over industrie en interne markt werd gesproken over de interne
markt en de lessen op dit terrein 5 jaar na de uitbreiding, Daarnaast is gesproken
over administratieve lastenreductie met de nadruk op uitwisselen van best
practices en casestudies uit lidstaten. Hieronder vindt u een toelichting op de
bespreking van deze onderwerpen tijdens de Raad.
Onderzoeksdeel
Kennisdriehoek
Minister Ondrej Liska leidde namens het Voorzitterschap de discussie in over het
verbeteren van de "kennisdriehoek" van onderwijs, onderzoek en innovatie. Basis
voor de discussie vormde het hoofdstuk over de kennisdriehoek uit een advies
van het Europees Economisch en Sociaal Comité. Daarin wordt als knelpunten
voor verdere ontwikkeling van de kennisdriehoek met name gewezen op de
geringe belangstelling van jongeren voor een wetenschappelijke loopbaan, de
geringe afstemming tussen kennisinstellingen en bedrijven, en het onbenut laten
van mogelijkheden voor innovatie door de industrie. Ook wordt gewezen op
onvoldoende aandacht voor ondernemerschap in het onderwijs. Als inleiding voor
de discussie had het Voorzitterschap voorzien in een presentatie over de
hervorming van het Tsjechische onderzoeks- en innovatiebestel. Ook waren
vertegenwoordigers van de Europese organisaties van publieke financiers van
wetenschappelijk onderzoek, universiteiten en het bedrijfsleven uitgenodigd om
een bijdrage te geven.
Pagina 2 van 6
Directoraat-Generaal
Economische Politiek
Directie Europa, Mededinging
en Consumenten
Ons Kenmerk
EP/EMC / 9084444
Commissaris Potoènik plaatste de discussie in het teken van de huidige
economische crisis en wees naar de verhoogde investeringen in onderzoek en
innovatie die de Amerikaanse president Obama in het vooruitzicht heeft gesteld.
Daarnaast benadrukte hij de noodzaak van Europese samenwerking op
onderzoeksgebied. Potoènik gaf aan dat hij sinds zijn aantreden consequent
voorstander is geweest van realisering van de kennisdriehoek. Ook ging hij in op
de verschillende eisen die onderzoeksfinanciers stellen aan universiteiten en het
streven van de Commissie om een grotere uniformiteit in eisen te realiseren. Een
continue dialoog met alle belanghebbenden is daarvoor nodig. De Commissaris
noemt dit de overgang van een "ERA 1.0", die vooral bij ingewijden bekend is,
naar een "ERA 2.0", waarin de samenleving en belanghebbenden een veel
nadrukkelijkere rol spelen.
In de discussieronde verwezen veel lidstaten, op expliciete uitnodiging van het
Tsjechische Voorzitterschap, naar een breed scala van nationale initiatieven om
onderwijs, onderzoek en innovatie dichter tot elkaar brengen. Daarbij werd onder
meer benadrukt dat het slechten van de culturele kloof tussen bedrijven en
academia een belangrijke uitdaging is. Enkele lidstaten merkten op dat de
ontwikkeling van de kennisdriehoek een bijdrage vergt van verschillende
ministers. Dit geldt bijvoorbeeld voor het beleid op het gebied van het
intellectueel eigendom, industriebeleid en werkgelegenheidsbeleid. Ook werd
gewezen op de internationale context van de kennisdriehoek. Omdat bijvoorbeeld
in de Verenigde Staten samenwerking tussen universiteiten en bedrijfsleven
intensiever is, kan internationale samenwerking van universiteiten de realisering
van de kennisdriehoek in Europa stimuleren. Wat betreft de acties die nodig zijn
op Europees niveau ondersteunden diverse lidstaten de oproep van Commissaris
Potoènik om juist in tijden van economische crisis de investeringen in kennis en
innovatie in Europa te verhogen. Hiermee zou de juiste basis worden gelegd voor
herstel op lange termijn. Diverse lidstaten onderschreven daarnaast het belang
van een verdere verdieping van het concept kennisdriehoek, ook in de context
van het (post-)Lissabonproces. Ook legde een aantal lidstaten de verbinding met
de ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte en het Europees Instituut
voor Innovatie en Technologie (EIT). Enkele lidstaten, waaronder Nederland,
wezen ook op het belang van de afstemming tussen het Ljubljanaproces gericht
op de Europese onderzoeksruimte en het Bolognaproces. De uitkomsten van de
recente Bolognaconferentie in Leuven/Louvain-La-Neuve kunnen een belangrijke
bijdrage leveren aan de versterking van de kennisdriehoek Veel lidstaten,
waaronder Nederland, drongen aan op een meer horizontale innovatiebenadering
op Europees niveau. In een bredere benadering zou volgens Nederland de
complementariteit en synergie van het instrumentarium voorop moeten staan.
Het aantal instrumenten zou beperkt moeten blijven en elk instrument moet een
duidelijke toegevoegde waarde hebben. Enkele delegaties vroegen aandacht voor
een betere aansluiting van de interne organisatie van de Europese Commissie bij
een dergelijke horizontale benadering.
Menselijke kapitaal
In het middagdeel vormde de ontwikkeling van het menselijk kapitaal in
onderzoek gespreksonderwerp. Basis voor de discussie was een non-paper van de
Portugese en Luxemburgse ministers om concreter invulling te geven aan het
Europese "Onderzoekerspartnerschap". Hierin wordt de nadruk gelegd op het
Pagina 3 van 6
Directoraat-Generaal
Economische Politiek
Directie Europa, Mededinging
en Consumenten
Ons Kenmerk
EP/EMC / 9084444
verhogen van het aantal jongeren dat kiest voor een loopbaan in onderzoek, het
verhogen van het aantal promovendi, het verhogen van de aantrekkingskracht
van Europa op de beste studenten en onderzoekers uit de wereld en het
verzekeren dat er een goed juridisch kader voor de uitvoering van deze acties tot
stand komt. Minister Biltgen (Luxemburg) opperde daarnaast in zijn inleiding de
mogelijkheid te bestuderen van een gezamenlijke Raad, van zowel de Raad voor
Concurrentievermogen en Onderwijs-, Jeugd- en Cultuurraad, als ook een
gecombineerde zitting van de Raad voor Concurrentievermogen met de
Werkgelegenheidsraad. De beide ministers stelden voor hun document te
hanteren als checklist voor de afgesproken nationale actieplannen over het
Onderzoekerspartnerschap.
Commissaris Potoènik wees op de urgentie om nu te werken aan de
aantrekkelijkheid van het beroep van onderzoeker, ook tegen de achtergrond van
de economische crisis en de reactie van andere landen daarop. Hij benadrukte dat
ook sterke bedrijven vooruit kijken en juist nu investeren. Hij riep de
onderzoeksministers dan ook op een duidelijke boodschap af te geven aan hun
regeringsleiders om de huidige crisis te benutten om noodzakelijke hervormingen
te realiseren. Potoènik verwees ook, net als Nederland, naar de voor dit thema
belangrijke uitkomsten van de recente Bolognaconferentie in Leuven/Louvain-La-
Neuve. In het slotcommuniqué van die conferentie is nadrukkelijk ook melding
gemaakt van het belang van aantrekkelijke onderzoekersloopbanen. De
Commissie zal het Zevende Kaderprogramma maximaal inzetten ter
ondersteuning van het Onderzoekerspartnerschap met de lidstaten. Verder
onderstreepte Commissaris Potoènik dat sinds de oprichting van de EU niet alleen
Europa, maar ook de wereld, sterk is veranderd. In de nieuwe wereld is een sterk
Europa nodig, dat subsidiariteit respecteert, maar beter gecoördineerd de wereld
tegemoet treedt.
Veel lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan het non-paper van beide
ministers te zien als prima vertrekpunt voor de nationale actieprogramma's.
Daarbij moeten de nationale bevoegdheden en de autonomie van
onderzoeksinstellingen en bedrijven op het gebied van het loopbaanbeleid worden
gerespecteerd. Nederland onderstreepte daarbij dat het nu vooral aankomt op het
boeken van concrete vooruitgang en zich nu dan ook vooral te willen concentreren
op het nationale actieplan eind dit jaar. De discussie spitste zich verder toe op het
in veel lidstaten ontbreken van een arbeidscontract voor onderzoekers die werken
in het kader van tijdelijke onderzoeksprojecten. Dit schrikt jongeren af om te
kiezen voor een loopbaan als onderzoeker. Veel lidstaten toonden zich
voorstander van het verbeteren van deze situatie en bereiden ook al maatregelen
ter verbetering voor. Een tweede aspect dat veel lidstaten noemden betrof de
meeneembaarheid van sociale zekerheid- en pensioenrechten. Sommige lidstaten
vroegen zich daarbij af of het hier wel om specifieke problemen ging voor
onderzoekers. Algemene maatregelen voor mobiele werknemers zouden wat hen
betreft een beter aangrijpingspunt bieden. Nederland wees er in dit verband op
dat relatief snel verbetering valt te realiseren door een betere
informatievoorziening over rechten die onderzoekers nu al hebben. Daarnaast
kijkt Nederland uit naar de resultaten van een haalbaarheidsstudie voor een
Europees pensioenfonds voor onderzoekers. Ook noemde Nederland de ideeën
voor een nationale regeling die de gevolgen van de economische crisis voor de
Pagina 4 van 6
Directoraat-Generaal
Economische Politiek
Directie Europa, Mededinging
en Consumenten
Ons Kenmerk
EP/EMC / 9084444
loopbanen van kenniswerkers moet helpen verzachten. Veel lidstaten noemden
tenslotte de noodzaak voor beleid gericht op duale banen en kinderopvang om de
deelname van vrouwen in de wetenschap en innovatie te vergroten.
Het voorzitterschap concludeerde dat er breed draagvlak is voor het verbeteren
van de arbeidspositie van onderzoekers. Hij hechtte hierbij aan een stevige
betrokkenheid van stakeholders, en deed tenslotte de suggestie aan inkomende
voorzitterschappen om gecombineerde raadszittingen te overwegen.
Industrie en interne marktdeel
Interne Markt en uitbreiding
Minister Øíman gaf namens het EU-Voorzitterschap ter inleiding een overzicht van
de huidige uitdagingen en mogelijke toekomstige oplossingen. De interne markt
vormt één van de belangrijkste motoren voor groei in Europa. Juist in de huidige
economische crisis kan Europa het zich niet veroorloven de principes van de
interne markt los te laten. De belangrijkste uitdagingen voor verdere ontwikkeling
van de interne markt zijn het versterken van het vrij verkeer van diensten met
een tijdige en correcte implementatie van dienstenrichtlijn, een goed
functionerend systeem voor bescherming van octrooien en het vergroten van de
inter-connectie in netwerksectoren zoals telecom en energie. Het Voorzitterschap
vroeg ook aandacht voor verdere versterking interne markt diensten na
implementatiefase dienstenrichtlijn. Dit zou moeten gebeuren op basis van de
analyse van de Commissie van de werking van markten in specifieke sectoren.
Commissaris Verheugen onderstreepte dat de huidige economische crisis geen
link heeft met de laatste uitbreiding van 2004. De crisis heeft andere oorzaken en
deze zaken moeten niet door elkaar worden gehaald. De uitbreiding heeft juist
economische voordelen met zich mee gebracht. De uitbreiding betekende een
impuls voor de Europese economie, de Raad voor Concurrentievermogen heeft
een sterkere focus gekregen op het belang van open markten en de positieve
effecten van de interne markt zijn toegenomen. Belangrijke stap ten aanzien van
het laatste was de besluitvorming over het vrij verkeer van goederen waarmee
wederzijdse erkenning nog sterker verankerd is en zo barrières voor handel nog
verder worden teruggedrongen. Naast regelgeving moet ook aandacht zijn voor
de implementatie en wijze van handhaven. Vandaar dat de Commissie nog deze
zomer een mededeling zal publiceren over de toepassing van interne markt regels
in de praktijk.
De heer Mario Monti, als professor verbonden aan de universiteit Bocconi, blikte
vervolgens o.a. terug op de conferentie "vijf jaar na de uitbreiding" die op 2 maart
in Praag werd gehouden. Algemene notie tijdens die conferentie was dat de
laatste uitbreiding van 2004 de interne markt heeft versterkt. Tegelijkertijd zijn er
volgens de heer Monti nog steeds belangrijke uitdagingen ter versterking van de
interne markt, met name bij het versterken van interne markt voor diensten en
bij intellectueel eigendom.
Bijna alle lidstaten onderstreepten, net als Nederland, het belang van de interne
markt voor economische groei. Het bewaken van de principes van de interne
markt is van groot belang om uit de huidige crisis te komen. Protectionisme moet
Pagina 5 van 6
Directoraat-Generaal
Economische Politiek
Directie Europa, Mededinging
en Consumenten
Ons Kenmerk
EP/EMC / 9084444
te allen tijden worden voorkomen. Veel lidstaten wezen, net als Nederland, op het
belang van concrete maatregelen in de komende tijd met name waar het gaat om
een tijdige en correcte implementatie van de dienstenrichtlijn. Diverse landen
gaven daarbij aan dat na implementatie dienstenrichtlijn ook gekeken moet
worden naar verdere versterking van de dienstenmarkt. Hierbij kan de markt
monitoring, zoals nu wordt opgepakt door de Commissie, een belangrijke rol
vervullen. Daarnaast gaven veel landen aan dat het van groot belang is voor de
geloofwaardigheid van de Raad voor Concurrentievermogen om snel tot
overeenkomst te komen over zowel het gemeenschapsoctrooi als over de
geschilbeslechting. Enkele lidstaten onderstreepten dat alleen het opstellen van
Europese regels niet voldoende is om daadwerkelijk de versnippering van markten
tegen te gaan. Deze landen kijken dan ook uit naar de mededeling over het
toepassen van interne marktregels in de praktijk die de Commissie nog deze
zomer beoogt te publiceren. Een aantal landen, waaronder Nederland, wees op de
centrale rol die de Raad voor Concurrentievermogen heeft bij het bewaken van de
voortgang van versterking van de interne markt. Daarom zou regelmatig tijdens
de Raad over de belangrijkste elementen ervan gesproken moeten, bijvoorbeeld
over de implementatie van de dienstenrichtlijn.
Administratieve lastenreductie
Ter inleiding benadrukte Minister Øíman namens het EU-voorzitterschap dat het
een plicht is richting bedrijven om ze te helpen bij het naleven van wet- en
regelgeving. Daarnaast moet hinderlijke regelgeving worden verminderd als deze
niet zinvol is, ook om het bedrijfsleven te dienen. Vervolgens nodigde minister
Øíman de lidstaten uit tot het uitwisselen van best practices en toekomstige
uitdagingen.
Commissaris Verheugen leidde de discussie in met een toelichting op het EUprogramma
Betere Regelgeving. Dat kent drie onderdelen. Zo is er een onderdeel
ter verbetering van de methodologie van wetgeving via de Impact Assessments.
Commissaris Verheugen meent dat de Commissie zich zou moeten beraden op
verdergaande stappen om dit systeem te verbeteren. Een ander onderdeel is
vereenvoudiging en modernisering van het bestaande recht. Ook het verminderen
van hinderlijke wet en regelgeving voor het bedrijfsleven is onderdeel van het
programma Betere Regelgeving. De Commissie streeft hierbij naar vermindering
van de kosten voor het bedrijfsleven zonder het gewenste politieke doel in gevaar
te brengen. Dit kan ook de relatie van bedrijven tot de staat verbeteren. Het
verheugde Commissaris Verheugen dat inmiddels 24 lidstaten het Standaard
Kostenmodel gebruiken. Hij noemde de reductieprogramma's van het Verenigd
Koninkrijk, Denemarken en Nederland goede voorbeelden.
De heer Jan Mühlfeit, directeur Microsoft Europe, benadrukte dat de EU in de
wereldwijde concurrentie niet kan winnen op basis van getal, maar op basis van
kennis en vaardigheden. Daarom moet, volgens de heer Mühlfeit, meer worden
geïnvesteerd in onderzoek, ondernemers en hoog opgeleide ingenieurs en moet
hinderlijke regelgeving worden aangepakt.
Vervolgens lichtten de lidstaten best practices toe op uitnodiging van het
Voorzitterschap. Daarnaast gaf een aantal lidstaten, waaronder Nederland, aan
sterk te hechten aan spoedige voortgang en verdere tastbare reductievoorstellen
Pagina 6 van 6
Directoraat-Generaal
Economische Politiek
Directie Europa, Mededinging
en Consumenten
Ons Kenmerk
EP/EMC / 9084444
van de Commissie op de 13 prioritaire domeinen. Ook benadrukte een aantal
lidstaten het belang van goede impact assessments ten behoeve van het
verbeteren van inzicht in eventuele nieuwe lasten en om deze te voorkomen. Een
aantal lidstaten, waaronder Nederland, wees erop dat moet worden gewaakt voor
nieuwe lasten die behaalde reducties teniet doen. Een netto reductiedoelstelling
en jaarlijkse monitoring werden hierbij als instrumenten genoemd. Sommige
lidstaten pleitten voor het ontlasten van het MKB bij regelgeving. Het komend
Zweeds Voorzitterschap gaf tenslotte aan haar uiterste best te zullen doen om
reductievoorstellen van de huidige Commissie aangenomen te krijgen. Ze zal zich
ook volledig inzetten voor het initiëren van nieuwe voorstellen.
Nederland gaf als belangrijke aandachtspunten voor de toekomst: jaarlijkse
rapportage van de ontwikkelingen van administratieve lasten en specifieke
administratieve lasten-doelstellingen per prioritair domein. Nederland verwees in
haar interventie naar de brief van minister-president Balkenende aan
Commissievoorzitter Barroso met suggesties voor 62 concrete reductievoorstellen
op 14 prioritaire domeinen ter voeding van het EU-actieprogramma. Als
Nederlandse best practices bracht Nederland de kwantitatieve en meetbare
reductiedoelstellingen en ACTAL naar voren.
(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven
Minister van Economische Zaken