Uitspraak vastgesteld d.d. 1 mei 2009
door mr. Th. Groeneveld, drs. C.M. Buijs, mw. drs. P.C.J. van
Schaveren, mr. A.H. Schmeink en mr. drs. G.J. Wolffensperger, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.S. van den Berg, secretaris, en mr.
W.S. van Helvoort, plaatsvervangend secretaris.
X / J.D. Bouma, N. Carlier en NRC Handelsblad
Uitspraak: deels gegrond
De klacht betreft berichtgeving over een school te Rotterdam en het
vertrek van klaagster als hoofd van die school. In een artikel van 11
juli 2008 hebben verweerders verslag willen doen van een bijeenkomst
ter afsluiting van het schooljaar 2007-2008 van de school. Aanleiding
om redactionele aandacht te besteden aan deze avond, waren berichten
over bestuurlijke onrust op de school. In het artikel is vermeld dat
op de bijeenkomst door een docent de volgende passage uit een brief is
voorgelezen: `Er heeft zich op onze school de afgelopen jaren een
conflict ontwikkeld tussen een flink deel van het personeel en [het
hoofd]. Door gebrekkige communicatie is ons vertrouwen in haar
ondermijnd.' Dit is echter niet juist en het artikel is derhalve op
dit punt niet waarheidsgetrouw. Verweerders hadden zich ervan moeten
en kunnen vergewissen of deze zin daadwerkelijk werd uitgesproken,
omdat een verslaggeefster van verweerders bij de vergadering aanwezig
was. Dit klemt te meer nu klaagster door het citaat wordt
gediskwalificeerd en zij bovendien partij was in een conflict. Op dit
punt is de klacht gegrond.
Ten aanzien van de overige door klaagster gestelde onjuistheden zijn
deze - voor zover al gesproken kan worden van onjuistheden - niet van
dien aard dat verweerders daarmee grenzen hebben overschreden van
hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid,
maatschappelijk aanvaardbaar is.
Verder overweegt de Raad dat in de inleiding van het artikel
uitdrukkelijk wordt gesteld dat de docenten ruziën met het bestuur én
met het hoofd. In het artikel zelf is verder de hiervoor bedoelde
passage uit de brief aangehaald en is aandacht besteed aan een
conflict tussen een docente en klaagster. Daarnaast is de mening van
een docent weergegeven, dat het nooit heeft geklikt tussen de docenten
en het hoofd. Hiermee was het voor de lezer duidelijk dat het artikel
niet louter over een conflict tussen het schoolbestuur en docenten
ging, maar ook handelde over klaagster persoonlijk. Klaagster is
echter op geen enkele wijze hierover aan het woord gekomen.
Verweerders hebben aldus onzorgvuldig jegens klaagster gehandeld en
een eenzijdig beeld van de situatie geschetst. De klacht is op dit
punt eveneens gegrond.
Met betrekking tot het toepassen van wederhoor voorafgaand aan een
publicatie van 26 juli 2008 overweegt de Raad dat dit
achtergrondartikel minder evenwichtig was dan verweerders doen
voorkomen, zeker in het licht van de eerdere publicatie van 11 juli.
Hoewel ook medestanders van klaagster aan het woord zijn gelaten,
krijgt een docente wederom de ruimte om zich beschuldigend over
klaagster uit te laten; alle reden om klaagster in dit artikel aan het
woord te laten komen. Verder hebben verweerders klaagster - via haar
advocaat - op vrijdagmiddag 25 juli 2008 in de gelegenheid gesteld een
reactie op het concept te geven. Klaagster is er begrijpelijkerwijs
van uitgegaan dat haar de kans werd geboden inhoudelijk te reageren op
het concept-artikel. De Raad acht het aannemelijk dat zij voornemens
was van deze mogelijkheid gebruik te maken. Door het artikel al in de
ochtendeditie van 26 juli te plaatsen hebben verweerders klaagster
onvoldoende gelegenheid gegeven om te reageren. Zij hebben hiermee
wederom het beginsel van wederhoor geschonden (zie punt 2.3.1. van de
Leidraad van de Raad).
Voor het oordeel dat verweerders zich heimelijk toegang hebben
verschaft tot de bijeenkomst en zich ten onrechte niet als journalist
kenbaar hebben gemaakt, bestaat onvoldoende grond. De verslaggeefster
is op uitnodiging van docenten naar de bijeenkomst gekomen. Zij
behoefde redelijkerwijs niet te veronderstellen dat die uitnodiging
onbevoegd was gedaan. Bovendien hebben de verslaggeefster en de
fotograaf duidelijk waarneembaar hun werkzaamheden verricht en werd
daartegen geen actie ondernomen. Overigens hebben verweerders gesteld
dat de verslaggeefster zich heeft geïdentificeerd tegenover degenen
die zij interviewde, hetgeen klaagster niet gemotiveerd heeft
bestreden. Dit onderdeel van de klacht is daarom ongegrond.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor, inzage vooraf,
open vizier/verzwijgen eigen identiteit
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/28
---
Raad voor de Journalistiek