Rechtbank Utrecht
Overlijdensrisicopremie Koersplan moet fors verlaagd
Aegon Spaarkas NV moet de premie van de overlijdensrisicoverzekering
die in de periode 1991-1998 in rekening zijn gebracht voor
Koersplanovereenkomsten fors verlagen. Dat heeft de rechtbank in
Utrecht woensdag geoordeeld in het eindvonnis van een civiele
procedure tussen de stichting Koersplandewegkwijt en Aegon Spaarkas
NV. Het product Koersplan staat bekend als een woekerpolis.
Aegon Spaarkas is het voormalige Spaarbeleg. De stichting
Koersplandewegkwijt startte in 2005 namens een grote groep deelnemers
in het product een procedure tegen Spaarbeleg. De stichting vond dat
Spaarbeleg onterecht een (te hoge) overlijdensrisicopremie in
mindering heeft gebracht op de ingelegde bedragen in het
Spaarkasproduct Koersplan. Ook vond de stichting dat deelnemers door
een foutieve voorstelling van het product door Spaarbeleg waren
misleid.
De rechtbank oordeelde eerder al in een tussenvonnis dat ten aanzien
van de Koersplanovereenkomsten die zijn aangevangen tussen 1991-1998
er geen wilsovereenstemming bestond over de hoogte van de premie van
de overlijdensrisicoverzekering. Op dat punt vertoonde de
overeenkomsten dus een hiaat. De rechtbank heeft die leemte nu
opgevuld door op verzoek van beide partijen de hoogte van de premie
alsnog vast te stellen.
Hierbij hebben de uitgangspunten uit de Aanbeveling van maart 2008 van
de Ombudsman Financiële Dienstverlening een rol gespeeld. Volgens de
Aanbeveling mag de premie niet hoger zijn dan de premie voor een
vergelijkbaar risico bij een zelfstandige risicoverzekering.
Koersplandewegkwijt heeft vervolgens in de procedure een voorbeeld
aangevoerd van een andere commerciële verzekering, waarbij de premie
1,66% bedroeg in plaats van de 11,19% van het Koersplan. Dit voorbeeld
is door Spaarbeleg in onvoldoende mate weersproken. Ook heeft
Spaarbeleg onvoldoende inzicht gegeven in de inrichting van het
product Koersplan. Dit betekent dat Spaarbeleg de
Koersplanovereenkomsten uit die periode moet herberekenen waarbij als
uitgangspunt heeft te gelden dat de door Spaarbeleg gehanteerde
premies moeten worden vermenigvuldigd met een factor 1,66/11,19.
De vordering inzake misleiding is door de rechtbank afgewezen omdat
door de premievaststelling door de rechtbank een mogelijke misleiding
is weggenomen.
De rechtbank wijst erop dat het vonnis uitsluitend geldt tussen
stichting Koersplandwegkwijt en Spaarbeleg omdat het om een
collectieve actie gaat. De individuele deelnemers kunnen zich dus niet
rechtstreeks op het vonnis beroepen. Ook is het vonnis niet
uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De partijen hebben drie maanden de tijd om tegen dit vonnis in hoger
beroep te gaan.
LJ Nummer
BI3568
Bron: Rechtbank Utrecht
Datum actualiteit: 13 mei 2009 Naar boven