4. Antwoorden op kamervragen van Miltenburg over een glasheldere
polis
Antwoorden op kamervragen van Miltenburg over een glasheldere polis
Kamerstuk, 8 mei 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
8 mei 2009
DLZ-K-U-2922808
Antwoorden van staatssecretaris Bussemaker op de vragen van het
Kamerlid van Miltenburg (VVD) over een glasheldere polis (2009Z05606).
Vraag 1
Kent u het artikel `Het ei van Van Miltenburg of hoe krijgen we een
glasheldere polis AWBZ'?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het op dit moment nog steeds uw bedoeling om voor de AWBZ met een
glasheldere AWBZ-polis te komen?
Antwoord 2
Mijn beleid is erop gericht te komen tot een eenduidige uitvoering van
de zorgaanspraken. In eerdere documenten aangeduid als `glasheldere
polis'. Zorg moet beschikbaar blijven voor kwetsbare medeburgers die
langdurig zorg nodig hebben. De kwaliteit van de zorg moet voor nu en
in de toekomst gegarandeerd blijven en de solidariteit moet behouden
blijven. Daarvoor is het nodig om onbedoeld gebruik van en afwenteling
op de AWBZ tegen te gaan. De zorgaanspraken moeten helder zijn
omschreven zodat onbedoeld gebruik tot een minimum wordt beperkt en
verantwoordelijkheden duidelijk zijn.
Vraag 3
Wie gaat die glasheldere polis ontwikkelen?
Antwoord 3
De eenduidige uitvoering van de zorgaanspraken wordt vanuit mijn
ministerie ontwikkeld. Ik betrek daarbij uiteraard alle relevante
organisaties zoals het College voor Zorgverzekeringen, het Centrum
Indicatiestelling Zorg, de brancheorganisaties en de patiënten- en
clientenorganisaties. Zonodig zal ik ook onderzoek laten verrichten.
Vraag 4
Op welke termijn is het uw bedoeling de glasheldere polis voor de AWBZ
te presenteren?
Antwoord 4
Dit pak ik fasegewijs aan. Ik ben begonnen met de pakketmaatregel AWBZ
per 1 januari 2009 om aanspraken duidelijk te maken en onbedoeld
gebruik tegen te gaan. Ik ben bezig met de overheveling van de
reactiveringszorg, de ziekenhuisverplaatste zorg inclusief de
gespecialiseerde kinderdagverblijven en kinderhospices, de invoering
van een eigen bijdrage voor de functie begeleiding, het zuiver pgb en
afbakening met onderwijs en jeugd. Ik neem afbakeningsvraagstukken mee
bij de uitwerking van het Frieslab en Rolab. Niet alleen de
aanspraakomschrijvingen dienen helder te zijn, ook de
indicatiestelling en de bekostiging dienen eenduidig te zijn
ingericht. Immers de vraagstukken rond de ziekenhuisverplaatste zorg
leren dat de aansluiting in de keten goed geregeld moet zijn.
Vraag 5
Kunt u een nauwkeurige definitie geven van een glasheldere polis?
Antwoord 5
Ik spreek in het vervolg liever over helder omschreven zorgaanspraken
en heldere beleidsregels voor de indicatiestelling. De
volksverzekering AWBZ kent naar zijn aard geen verzekeringspolis. Dat
ligt anders bij de Zorgverzekeringswet die de plicht oplegt aan
verzekerden om een zorgverzekering af te sluiten. Voor mij gaat het
erom de zorgaanspraken zodanig te formuleren dat onbedoeld gebruik
wordt tegengegaan, dat de verantwoordelijkheden van de diverse
domeinen duidelijk zijn en afwenteling op de AWBZ wordt tegengegaan.
Dit sluit aan bij het gestelde in de motie Van der Veen c.s. (TK
2006-2007, 30 800 XVI, nr. 55). Voor de cliënt moet duidelijk zijn
waar hij recht op heeft, hoe hij dat recht kan verkrijgen en onder
welke voorwaarden.
Vraag 6
Deelt u de mening dat een glasheldere polis met name van belang is
voor de rechtszekerheid van de cliënt?
Antwoord 6
Ja, helder omschreven zorgaanspraken en op grond daarvan helder
omschreven beleidsregels voor de indicatiestelling zijn van belang
voor de rechtszekerheid van de cliënt.
Vraag 7
Bent u van mening dat binnen de toekomstige glasheldere polis er
ruimte moet blijven om de verschillen in de persoonlijke
omstandigheden van een cliënt mee te laten wegen bij de indicatie? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel ruimte moet een indicatiesteller
volgens u krijgen om die persoonlijke omstandigheden te laten vertalen
naar zorguren?
Antwoord 7
Het helder omschrijven van de zorgaanspraken moet niet verward worden
met de indicatiestelling. Wat een cliënt uiteindelijk geïndiceerd
krijgt aan zorg, wordt beoordeeld aan de hand van de ernst van zijn
aandoening of beperkingen en de belemmeringen die hij daarvan
ondervindt. Zo maakt het bij een ziekte als leukemie bijvoorbeeld uit
of je in het beginstadium van de ziekte bent of in de terminale fase.
Ook andere persoonlijke omstandigheden worden beoordeeld, zoals de
sociale omgeving (aanwezigheid van mantelzorg) en de
woonomstandigheden van betrokkenen. Ook hiervoor geldt echter dat van
tevoren helder moet zijn welke omstandigheden meewegen. Die helderheid
wordt verstrekt in de door mij vastgestelde Beleidsregels
indicatiestelling AWBZ. Het is het CIZ die verantwoordelijk is voor
deze afweging en op basis daarvan een indicatiebesluit neemt. De
cliënt wendt zich vervolgens met zijn indicatiebesluit tot een
zorgaanbieder en maakt afspraken over de te leveren zorg die binnen de
ruimte die daarvoor is, voldoet aan zijn wensen. Uitgangspunt bij de
AWBZ is immers cliëntgerichte zorg en kwaliteit van leven.
Vraag 8
Moet de glasheldere polis `werkelijk zover gaan dat je per aandoening
of per ziekte jouw rechten op zorg vanuit de AWBZ kunt bepalen?' Zo
nee, hoe verhoudt dit antwoord zich dan tot de door u gewenste
glasheldere polis? Zo ja, betekent het feit dat de manager van het
Expertisecentrum van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) dit
bestrijdt, dat er sprake is van een wezenlijk verschil van inzicht
tussen enerzijds u en uw beleidsdoelstellingen, en anderzijds de
organisatie die de beleidsdoelstellingen moet gaan realiseren, zijnde
het CIZ?
Antwoord 8
Nee, de bij wettelijk voorschrift omschreven heldere zorgaanspraken
gaan niet zover dat een individu daaruit onmiddellijk kan aflezen
hoeveel zorg hij voor rekening van de AWBZ kan ontvangen. Zoals ik in
het antwoord op vraag 7 heb aangegeven, hangt dat af van de ernst van
zijn aandoening of beperkingen, de belemmeringen die hij daarvan
ondervindt en andere persoonlijke omstandigheden. Of hij zijn rechten
tot gelding kan brengen en in welke omvang wordt beoordeeld door een
professionele indicatiesteller van het CIZ. Er is dan ook geen geen
verschil in inzicht tussen het CIZ en mij.
Vraag 9
Hoe verhoudt het streven naar een glasheldere polis zich tot het
uitgangspunt van de AWBZ dat de cliënt centraal moet staan?
Antwoord 9
Dit verhoudt zich uitstekend tot elkaar, immers helder omschreven
zorgaanspraken hebben tot doel inzicht te geven in het recht op zorg,
zowel aan de cliënt als aan de professional/zorgaanbieder. Helder
omschreven zorgaanspraken beknotten niet de rechten van de cliënt of
zijn positie, integendeel. Zij geven juist duidelijkheid en leiden tot
een eenduidige uitvoering.
Vraag 10
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van M. de K., manager van het
Expertisecentrum van het CIZ, dat per individuele cliënt vastgesteld
moet kunnen worden welke zorg in welke omvang nodig is? Zo ja, bent u
het met deze uitspraak eens? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Ja, ik ben het hiermee eens. Het gaat in de AWBZ nog altijd om een
individueel recht op zorg. Zoals ik bij mijn antwoord op vraag 7 en 8
al heb aangegeven wordt de zorg die de client uiteindelijk krijgt
geïndiceerd, beoordeeld aan de hand van de ernst van zijn aandoening
of beperkingen, de belemmeringen die hij daarvan ondervindt en andere
persoonlijke omstandigheden. Dit recht op zorg wordt per cliënt
vastgesteld binnen de daarvoor door de wetgever vastgestelde
wettelijke kaders en vervolgens in het zorgplan in samenspraak met de
professional/zorgaanbieder nader uitgewerkt.
Vraag 11
Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de invoering van
zorgzwaartepakketten (ZZP's), en het indiceren in ZZP's, waarbij
cliënten in eerste instantie in categorieën worden onderverdeeld en
pas daarna wordt gekeken of er op individueel niveau er nog iets
extra's noodzakelijk is?
Antwoord 11
Ik zie geen contradictie als het gaat om het vaststellen van de omvang
van de behoefte aan zorg in termen van een zorgzwaartepakket en de
uitspraak dat per individuele cliënt vastgesteld wordt welke zorg in
welke omvang nodig is. Ook een indicatiebesluit in termen van functies
en zzp's is immers gebaseerd op een onderzoek van het CIZ naar de
zorgbehoefte van de cliënt. Dat vervolgens de resultaten van het
onderzoek worden vertaald naar een cliëntprofiel om de omvang van een
aanspraak in termen van een zzp te kunnen bepalen, laat onverlet dat
er ook dan per individuele cliënt is vastgesteld welke zorg in welke
omvang nodig is. In het zorgplan wordt hieraan nadere invulling
gegeven door de professional/zorgaanbieder in samenspraak met de
cliënt.
Vraag 12
Kunt u uitleggen hoe de organisatorische en gezagsverhoudingen liggen
tussen u en het CIZ, zijnde een privaatrechtelijke stichting?
Antwoord 12
Het CIZ is een privaatrechtelijke rechtspersoon, een stichting. In de
statuten van de Stichting CIZ is vastgelegd dat er een tweetal
colleges zijn: de raad van bestuur (artikel 5) en een raad van
toezicht (artikel 16). De voorzitter en leden van de raad van bestuur
worden benoemd, geschorst of ontslagen door de raad van toezicht. De
raad van bestuur "is belast met het besturen van de stichting". Daarop
wordt toegezien door de raad van toezicht, waarvan de voorzitter en de
leden door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden
benoemd, geschorst en ontslagen. In lijn met het standpunt van het
kabinet op het SER-advies over de toekomst van de AWBZ, zoals verwoord
in mijn brief aan de Tweede Kamer van 13 juni 2008, zal de positie van
het CIZ een "stevige wettelijke en publieke verankering" krijgen. Een
wetsvoorstel is daartoe in voorbereiding en zal naar verwachting nog
dit jaar bij de Tweede Kamer worden ingediend.
Vraag 13
Herinnert u uw uitspraken op 19 maart jl. tijdens de plenaire
afronding van het debat over de evaluatie van het groot project
modernisering AWBZ dat u de resultaten van het onderzoek van Zorgdesk
Nederland direct na afloop van het Algemeen Overleg op 5 maart van mij
had ontvangen? Kent u de opmerking van de heer De K. op de website van
Zorg en Welzijn dat hij het betreffende onderzoek niet kent? Is het
waar dat VWS de resultaten van het onderzoek niet heeft gedeeld met
het CIZ? Zo ja, waarom niet? Zo nee, hoe verklaart u dat de heer De K.
dit namens het CIZ ontkent?
Antwoord 13
Tijdens het VAO Modernisering AWBZ op 19 maart 2009, in vervolg op het
AO van 5 maart 2009, heb ik gezegd dat "de gegevens die wij die dag
hebben gekregen, slechts één A-4 betroffen, en niet een heel
uitgebreid onderzoek" en dat deze gegevens "buitengewoon summier"
waren.
Het bedoelde "onderzoek" van Zorgdesk Nederland bestond vooralsnog
niet uit meer dan een A-4 (bijlage) met een tabel met de uitkomst van
een tiental indicatiebesluiten die zijn voorzien van een kostenniveau.
Het onderzoeksrapport dat kennelijk aan de in de tabel opgenomen
uitkomsten ten grondslag ligt, is bij het CIZ noch mij vooralsnog
bekend.
Het gesprek dat ondertussen met de onderzoekers heeft plaatsgevonden,
was bedoeld om helder te krijgen of de behoeften c.q. de beperkingen
van de klanten, alsmede de persoonlijke omstandigheden c.q. de
gezinssituatie uiteenlopen. De indicatiesteller moet hiermee bij de
indicatiestelling rekening houden. Het CIZ heeft deze informatie nodig
om de uitkomsten van de indicaties te kunnen duiden en de aard en
inhoud van de rapportage te kunnen beoordelen. Ik heb ondertussen
begrepen dat de onderzoekers, ondanks herhaald verzoek, niet bereid
zijn de gegevens aan het CIZ te overleggen. Het CIZ is daardoor niet
in staat deze naast die van haar te leggen en een verklaring te geven
voor de verschillen in indicatieuitkomst, zoals ik de Kamer had
toegezegd. Ik vind het van belang dat er duidelijkheid komt rond dit
onderzoek. Mijn ministerie is daarom in overleg met Zorgdesk Nederland
omdat wij hun hulp nodig hebben om één en ander te kunnen verifiëren.
Vraag 14
Kent u de stelling in de laatste twee alinea's van het artikel in Zorg
en Welzijn van de heer De K. dat het streven naar een glasheldere
polis op gespannen voet staat met de solidariteitsgedachte van ons
Nederlands Zorgstelsel? Zo ja, bent u het met die stelling eens?
Antwoord 14
Het gaat in die uitspraken om een glasheldere polis waarin geen
rekening meer wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de
cliënt. Zoals eerder vermeld, interpreteer ik de glasheldere polis
niet zo. Ik streef juist naar eenduidige aanspraken. Daarin wordt door
de wetgever zichtbaar gemaakt op welke zorg in welke omvang, vanuit
het collectief, door mensen een beroep kan worden gedaan. Voor mij,
zoals reeds geantwoord, gaat het om een zodanige omschrijving van de
aanspraken dat voor de cliënt "glashelder" is waarop hij recht heeft,
hoe hij dat recht kan verkrijgen en onder welke voorwaarden.
Tegelijkertijd kan daardoor onbedoeld gebruik worden tegengegaan,
worden de verantwoordelijkheden van de diverse domeinen duidelijk en
kan afwenteling op de AWBZ wordt tegengegaan. Vervolgens zal er bij de
indicatiestelling, binnen de daarvoor gegeven wettelijke kaders, ook
altijd gekeken worden naar de persoonlijke omstandigheden van de
cliënt. Immers geen enkele cliënt is hetzelfde noch zijn persoonlijke
omstandigheden.
Vraag 15
Heeft de stellingname over de glasheldere AWBZ-polis van de manager
van het Expertisecentrum van het CIZ, zoals door hem verwoord in het
artikel op de website van Zorgvisie, consequenties voor de verhouding
tussen u en het CIZ?
Antwoord 15
Nee, we zijn het eens met elkaar.
Vraag 16
Heeft u na de uitspraken van de manager van het expertisecentrum CIZ
nog voldoende vertrouwen in de uitvoering door het CIZ van het door u
voorgestelde beleid?
Antwoord 16
Ja.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport