4. Resultaten doorlichting subsidies en overzicht subsidies 2009
Resultaten doorlichting subsidies en overzicht subsidies 2009
Kamerstuk, 7 mei 2009
* 1. Doel van de doorlichting
* 2. De VWS-subsidies
* 3. De doorlichting
* 4. Het beoordelingskader
* 5. De huidige doorlichting in relatie tot de vorige doorlichting
* 6. Resultaten
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
FEZ-PVS-U-2921234
Datum 7 mei 2009
Geachte voorzitter,
Met deze brief informeren wij uw Kamer over de resultaten van het
project inzake de doorlichting van het subsidiebeleid en subsidies,
zoals toegezegd bij het voorbereidend onderzoek van de
ontwerpbegroting 2009 . Tevens ontvangt u hierbij de lijst met de
subsidies voor 2009 (zie bijlage 1).
Naar boven
1. Doel van de doorlichting
In het coalitieakkoord zijn voor de Rijksoverheid niet alleen diverse
beleidsvoornemens, maar is ook een personele taakstelling opgenomen.
Voor de Rijksoverheid, en dus voor VWS en JenG, betekent dit dat het
beleid moet worden vormgegeven en uitgevoerd met minder personeel.
Hierbij ontstaat in principe een spanning tussen de gewenste beperking
van inzet van personeel en de gewenste uitvoering van (nieuw) beleid.
De doorlichting van subsidies en subsidiebeleid heeft zich gericht op
een blijvende nieuwe afstemming van gewenste output en personele
middelen op het deel van het beleid dat met subsidies wordt mogelijk
gemaakt. Er is onderzocht welke mogelijkheden er zijn om het aantal
subsidies te verminderen en de uitvoeringslasten van de overblijvende
subsidies te beperken. Daarnaast is de doorlichting gericht geweest op
het duurzaam beperken van de uitvoeringslast van de subsidiepraktijk.
Het uiteindelijke doel is een subsidiepraktijk die effectief bijdraagt
aan de realisatie van de beleidsdoelen en efficiënt is in de
uitvoering.
Met nadruk willen we vermelden dat het project zich heeft gericht op
mogelijkheden om de subsidiepraktijk met inzet van minder personeel
mogelijk te maken. Het bezuinigen op subsidiemiddelen is geen
doelstelling van het project geweest. Niettemin hebben we ook te maken
met een financiële taakstelling en onderzoeken we ook hoe verdere
ombuigingen op subsidiegebied kunnen worden uitgevoerd. De resultaten
van deze ombuigen worden verwerkt in de begroting 2010.
Het project heeft zich gericht op de subsidies die worden uitgevoerd
door het VWS-apparaat. Dat zijn de subsidies van VWS, maar ook de
subsidies van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin, voor zover
die uitgevoerd worden door het VWS-apparaat.
Naar boven
2. De VWS-subsidies
De VWS-subsidies bestaan uit structurele subsidies en
projectsubsidies. Structurele subsidies, die grotendeels bestaan uit
zogeheten instellingssubsidies, worden jaarlijks opnieuw verleend en
na afloop van het jaar vastgesteld. Voor beëindiging van
instellingssubsidies is een expliciete beslissing nodig en meestal een
afbouwregeling.
Projectsubsidies worden verleend voor de duur van een project. Dat
project kan zich over meer dan een kalenderjaar uitstrekken. Na afloop
van het project wordt de subsidie vastgesteld. Een vervolg is er niet,
tenzij opnieuw subsidie wordt verleend voor een volgend project.
Het aantal instellingssubsidies lag in 2008 op 678. Daarnaast zijn er
in 2008 twee nieuwe subsidieregelingen voor structurele subsidies
bijgekomen. Dit betreft de Subsidieregeling Stageplaatsen Zorg
(ongeveer 1500 subsidies) en de Subsidieregeling Vaccinaties
Stageplaatsen Zorg (ongeveer 60 subsidies). In 2007, het meest recente
afgesloten subsidiejaar dat tijdens de doorlichting kon worden
meegenomen, zijn 524 projectsubsidies verleend. Vanaf 2008 kan dit
aantal sterk stijgen, met name door de nieuwe tijdelijke
subsidieregeling Landelijk Schakelpunt, waaronder naar verwachting in
de periode 2008-2011 meer dan 6000 subsidies zullen worden verstrekt.
De regeling is onder andere bedoeld om de implementatie van het
elektronisch patiëntendossier te ondersteunen. De stijging van de
uitvoeringslasten gaat overigens niet gelijk op met de stijging van
het aantal subsidies. Juist bij de vormgeving van de nieuwe regelingen
is rekening gehouden met een eenvoudige uitvoering.
Naar boven
3. De doorlichting
De doorlichting van de huidige subsidies is vooral gericht geweest op
de bestaande instellingssubsidies. Alle instellingssubsidies zijn
beoordeeld op basis van een beoordelingskader (zie paragraaf 4). In de
beoordeling is aangegeven of de subsidie in aanmerking komt voor
beëindiging, voor samenvoeging of voor verplaatsing bijvoorbeeld naar
een ander departement. Subsidies waarvan beëindiging al tijdens de
doorlichting gaande was, zijn buiten de beoordeling gehouden.
De projectsubsidies zijn niet afzonderlijk beoordeeld. Wel is op basis
van een aantal kenmerken een inschatting gemaakt van de mogelijke
ontwikkeling van het aantal projectsubsidies (ceteris paribus) als het
beoordelingskader wordt gehanteerd voor nieuwe projectsubsidies.
Naast het aantal subsidies is ook het interne uitvoeringsproces
bepalend voor de benodigde personele capaciteit. Er is actief gezocht
naar mogelijkheden om deze processen efficiënter in te richten.
Daarnaast is gezocht naar mogelijkheden om de uitvoeringslasten van
subsidies blijvend onder de aandacht te houden.
Naar boven
4. Het beoordelingskader
Wanneer is de inzet van het subsidie-instrument gepast? Om die vraag
te beantwoorden is een beoordelingskader ontwikkeld.
Het beoordelingskader omvat de volgende elementen:
1. Is het een taak van de overheid?
2. Is het een taak van VWS/JENG?
3. Is het instrument subsidie passend?
4. Is de subsidie van landelijk belang?
5. Is de subsidie voldoende doeltreffend en kosteneffectief?
Concreet betekent toepassing van dit beoordelingskader onder andere:
* Van een overheidstaak is alleen sprake als er externe effecten
zijn; activiteiten die voor een partij van belang zijn komen niet
"vanzelf " van de grond. Hierbij spelen vragen als: wat gaat er
mis als we geen subsidie geven, voor wie is dat belangrijk en zijn
wat de gevolgen. Voor zover de aanvrager zichzelf voor de te
subsidiëren activiteiten kan bedruipen, is er van een
overheidstaak geen sprake.
* De te subsidiëren activiteiten moeten op het terrein liggen van
VWS/JenG. Daarnaast is van belang of de activiteiten niet beter op
een ander overheidsniveau (provincie, gemeente) kunnen worden
gesubsidieerd. Dat kan ook samenhangen met het sturingsmodel dat
voor een beleidsonderwerp is gekozen.
* Instrumenten die naast subsidies kunnen worden ingezet zijn onder
andere: opdracht, gemeentefonds, regelgeving en financiering
vanuit premiemiddelen.
* Geen subsidies die niet van landelijk belang zijn. Dat betekent
onder andere dat in beginsel geen subsidies van EUR 25.000 of
minder meer zullen worden verstrekt, omdat deze te klein zijn om
een beslisssende rol te spelen voor het behalen van landelijke
doelstellingen.
* Voor gesubsidieerde activiteiten moet aangegeven worden hoe die
effectief en efficiënt bijdragen aan het realiseren van de
doelstellingen van VWS/JenG.
Het is belangrijk dat de criteria van het beoordelingskader vooraf
duidelijk zijn. Die duidelijkheid moet ertoe bijdragen dat het aantal
aanvragen voor subsidies vermindert. Dan is er ook minder personele
capaciteit nodig.
De resultaten van de toetsing zullen voor iedere nieuwe
subsidieaanvraag in de subsidiebeschikking worden vastgelegd. Ook bij
afwijzingen wordt de toetsing gebruikt in de motivering. Voor de
uitzonderlijke situatie dat een subsidie technisch niet voldoet aan
het beoordelingskader, maar subsidiëring wel van essentieel belang
wordt geacht voor VWS/JenG, zal een hardheidsclausule gelden.
Naar boven
5. De huidige doorlichting in relatie tot de vorige doorlichting
In 2003 vond de vorige doorlichting van de instellingssubsidies
plaats. Op basis van de nota "Kennis, Innovatie, Meedoen; beleid
begrotingssubsidies VWS" zijn keuzes gemaakt met betrekking tot de
instellingssubsidies van dat moment.
De toenmalige subsidietaakstelling van EUR 127 miljoen was een van de
voornaamste aanleidingen van de doorlichting. Grofweg de helft van dat
bedrag is gerealiseerd door zo'n 130 instellingssubsidies te
beëindigen en andere instellingssubsidies een korting op te leggen.
Een ongeveer even groot bedrag is bezuinigd door minder geld voor
(nieuwe) projectsubsidies beschikbaar te stellen.
Het belangrijkste verschil tussen de vorige doorlichting en de huidige
is de beoogde opbrengst. De vorige doorlichting was vooral gericht op
het realiseren van een financiële subsidietaakstelling, terwijl de
huidige doorlichting gericht is op het mogelijk maken van effectief
subsidiebeleid, terwijl minder personele capaciteit beschikbaar is.
Overigens zal ook de huidige doorlichting gebruikt kunnen worden bij
de komende ombuigingen op de begrotingen van VWS en JenG
Bij de vorige doorlichting zijn uitgangspunten van een nieuw
subsidiebeleid geformuleerd, waarbinnen prioriteiten zijn gesteld om
keuzes te kunnen maken die nodig waren door de beperkte budgettaire
ruimte. De algemene uitgangspunten vinden hun opvolger in bovenstaand
beoordelingskader. De prioritering van de thema's kennis, innovatie en
meedoen komt daar niet in terug. Die thema's zijn nuttig geweest bij
de keuze die destijds moest worden gemaakt. Sindsdien is gebeleken dat
voor de beoordeling van nieuwe subsidies die thema's te ruim zijn om
onderscheidend te zijn. Ook is de keuze van de thema's geënt geweest
op de speerpunten van het toenmalige kabinet. Voor de beoordeling van
nieuwe subsidies willen we volstaan met de prioriteiten die in de
begrotingen van VWS en JenG in de vorm van operationele doelstellingen
zijn geformuleerd.
Naar boven
6. Resultaten
* Instellingssubsidies
Tijdens de huidige doorlichting bleek de beëindiging van 49 subsidies
al gaande, terwijl 19 subsidies in aanmerking komen om verplaatst te
worden. Voorts lijkt het raadzaam bij 234 subsidies te onderzoeken
welke mogelijkheden er zijn voor samenvoeging en of de
uitvoeringslasten op deze of op andere wijze kunnen worden verminderd.
Van deze subsidies worden bijna 200 subsidies verstrekt in de
subsidieregeling terminale en palliatieve zorg. De mogelijkheden voor
het verlagen van de uitvoeringskosten binnen de geldende
organisatorische en juridische grenzen zullen we dan ook grondig
onderzoeken. In de uiteindelijke afweging zullen we ook de
vermindering van de uitvoeringslasten betrekken van mogelijke
verregaande vereenvoudigingen van de huidige subsidieregeling.
Het aantal instellingssubsidies dat daarnaast in aanmerking komt voor
beëindiging, hangt vooral af van de eisen die we stellen aan het
effect op de operationele doelstellingen en de beschikbare financiële
middelen. Voor het verminderen van de uitvoeringslasten tot het
gewenste niveau, lijkt het vooralsnog niet nodig bovenop de
bovenvermelde vermindering van de subsidies ook nog een aantal
instellingssubsidies te beëindigen. Het is wel aannemelijk dat bij de
invulling van de nieuwe ombuigingen gekozen zal moeten worden voor het
beëindigen (dan wel korten) van een aantal instellingssubsidies. De
resultaten worden opgenomen in de begroting van 2010.
* Projectsubsidies
Het aantal projectsubsidies zou in de toekomst met zo'n 40 tot 60 %
gereduceerd kunnen worden. Dat blijkt uit toepassing van het
doorlichtingskader voor nieuwe projectsubsidies, rekening houdend met
bundeling van activiteiten en met verwachte ontwikkelingen ten gevolge
van bijvoorbeeld programma's die aflopen. Daarbij is geen rekening
gehouden met nieuwe subsidies ten gevolge van nieuw beleid. Een
belangrijk deel van de mogelijke reductie is het gevolg van het niet
meer (of slechts bij uitzondering) verlenen van subsidies kleiner dan
EUR 25.000. Dit betreft al bijna 25% van de subsidies.
* Nieuwe subsidieregelingen
De nieuwe subsidieregelingen zijn van beperkte duur of er is een
evaluatiemoment over enkele jaren voorzien. Bij evaluatie zal ook aan
het beoordelingskader getoetst worden. Het betreft een groot aantal
subsidies met meestal relatief lage uitvoeringslasten.
* Efficiënte uitvoering
Een belangrijk deel van de beoogde vermindering van de
uitvoeringslasten is te behalen door de efficiency van de uitvoering
te verbeteren. Binnen de bedrijfsvoering van VWS liggen mogelijkheden
om de processen te vereenvoudigen door middel van automatisering. In
het bijzonder zien we mogelijkheden om te besparen op de
uitvoeringslasten voor het ministerie en de administratieve lasten
voor de aanvragers door het elektronisch aanvragen van subsidies te
stimuleren. Daarbij willen we ook aandacht besteden aan het duidelijk
maken onder welke voorwaarden besloten zal worden tot het verlenen van
een subsidie, onder andere door deze informatie gemakkelijk
toegankelijk aan te bieden vanaf dezelfde plaats waar subsidies kunnen
worden aangevraagd. Op deze wijze hopen we, in het belang van
aanvragers en ministerie, het aantal af te wijzen aanvragen sterk te
verminderen. Bovendien draagt deze werkwijze bij aan een beter
subsidiebeheer.
Ook in de toekomst moet de VWS-organisatie erop gericht blijven de
begrotingsmiddelen efficiënt, effectief en rechtmatig in te zetten.
Daar kan het gebruik van het beoordelingskader aan bijdragen. Meer in
algemene zin moeten we ons er steeds van bewust zijn dat als we nieuw
beleid willen uitvoeren, die uitvoering niet alleen geld, maar ook de
inzet van personele capaciteit vereist. Nu de personele capaciteit op
zichzelf door het kabinetsbeleid beperkt is, zullen we bij de
vormgeving van beleid niet alleen moeten zoeken naar budgettaire
dekking, maar ook naar "personele dekking". Daarbij is het
noodzakelijk dat we steeds zoeken naar methoden om de uitvoering
zodanig vorm te geven dat dit kan gebeuren met minder personeel. De
vormgeving van de meest recente subsidieregelingen laat zien dat de
kennis daarvoor binnen de VWS-organisatie aanwezig is. We vinden het
van belang dat die kennis ook benut wordt en dat op alle niveaus in de
organisatie de aandacht voor de uitvoeringslasten van subsidies
vergroot wordt. Om dat te bereiken heeft het project een aantal
praktische voorstellen gedaan voor interne werkwijzen, die we graag
willen implementeren.
* Kader financieel beheer rijkssubsidies
Ten slotte moet de invoering van het Kader financieel beheer
rijkssubsidies vermeld worden. Hiervan wordt eveneens een gunstig
effect verwacht op de uitvoeringslasten. Dit betreft het
vaststellingsproces van de subsidies. Over dit Kader wordt u
geïnformeerd door de minister van Financiën.
We vertrouwen erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Hoogachtend,
de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
de minister voor Jeugd en Gezin,
mr. A. Rouvoet
de staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Naar boven
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport