Ministerie van Defensie
Ministerie van Defensie
Postbus 20701
2500 ES Den Haag
Telefoon (070) 318 81 88
Fax (070) 318 78 88
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR Den Haag
Datum 29 april 2009
Ons kenmerk D/2009006117
Onderwerp Antwoorden op vragen van het lid Poppe (SP) over het artikel
"Grotere kans op zelfmoord onder jonge ex-militairen"
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen van het lid Poppe (SP) over het artikel
"Grotere kans op zelfmoord onder jonge ex-militairen" (ingezonden 9 maart 2009 met
kenmerk 2009Z04179).
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
drs. J.G. de Vries
Pagina 1/6
Ministerie van Defensie
Vragen van het lid Poppe (SP) aan de staatssecretaris van Defensie over het artikel
"Grotere kans op zelfmoord onder jonge ex-militairen". (Ingezonden 9 maart 2009 met
kenmerk 2009Z04179)
1
Wat is uw mening over het gestelde in het artikel? 1) Welke actie gaat u ondernemen?
2
Bent u bereid een onderzoek in te stellen naar de Nederlandse situatie, vergelijkbaar
met het Britse onderzoek of in samenwerking met het Britse instituut?
3
Zijn er cijfers bekend van militairen en ex-militairen die zelfmoord pleegden of een
poging tot zelfmoord deden en wat is bekend over de achtergrond daarvan? Zo ja, bent
u bereid om die te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om hierin
te investeren?
4
Zijn er in Nederland ook zulke databanken zoals in het Verenigd Koninkrijk? Zo ja,
welke resultaten en uitkomsten geven deze en bent u bereid om die uitkomsten naar de
Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
8
Is ooit onderzocht waarom juist jonge veteranen meer tot zelfmoord neigen? Bent u
bereid om dit te onderzoeken?
Het artikel berust op een gedegen Brits wetenschappelijk onderzoek dat mogelijk was door
verschillende, in het Verenigd Koninkrijk beschikbare gegevensbestanden met elkaar te
vergelijken. Het beschrijft de aantallen, de tijdstippen van en de risicofactoren bij zelfdoding
onder Britse oud-militairen die in de periode 1996 tot 2005 de dienst hadden verlaten. Hierbij
moet worden aangetekend dat deze oud-militaren niet noodzakelijkerwijs een
Pagina 2/6
Ministerie van Defensie
uitzendverleden hadden. De veronderstelling dat jonge veteranen meer tot zelfmoord neigen,
kan op basis van dit onderzoek dan ook niet worden gesteld.
De (negatieve) afwijking in zelfdodingcijfers tussen oud-militairen en burgers van
overeenkomstige leeftijd betreffen vooral de jongste leeftijdsgroepen tot 24 jaar. Het risico op
zelfdoding betrof vooral mannen die hadden gediend bij de Britse landmacht, met een korte
dienstperiode en een lage rang. Een van de bevindingen was dat oud-militairen in de
leeftijdsgroepen met het hoogste risico op zelfdoding het minst vaak in contact waren
geweest met geestelijke gezondheidszorg. De belangrijkste conclusie uit het onderzoek is dat
het risico op zelfdoding veeleer een weerspiegeling is van de kwetsbaarheid die al
voorafgaand aan de dienst bestond, dan dat het gerelateerd zou kunnen zijn aan ervaringen
in de dienst of het ontslag uit de dienst. Het Britse onderzoek adviseert militairen voor te
bereiden op dienstverlating en, zodra zij de dienst hebben verlaten, hulpzoekend gedrag aan
te moedigen.
Uit de beschikbare gegevens over zelfdoding als doodsoorzaak van actief dienende militairen
in Nederland blijkt dat in de periode 2004 tot en met 2008 bij Defensie dertien gevallen van
zelfdoding bekend zijn. Dit aantal is lager dan zou kunnen worden verwacht in vergelijking
met het aantal zelfdodingen onder de Nederlandse bevolking. Dit aantal is sinds jaren stabiel
en bedraagt gemiddeld twaalf per 100.000 per jaar voor personen van 15 jaar en ouder. Er
zijn geen gegevens bekend over aantallen zelfdodingen onder oud-militairen.
Per jaar ondernemen 140 per 100.000 vrouwen en 85 per 100.000 mannen in ons land een
poging tot zelfdoding. Als bekend is dat een actief dienende militair een poging tot zelfdoding
heeft gedaan, volgen begeleiding en behandeling in het militair geneeskundig zorgsysteem
en documentatie in het individuele medische dossier. Een analyse op groepsniveau is niet
beschikbaar, want er zijn geen gegevens bekend over aantallen pogingen tot zelfdoding
onder oud-militairen.
Bovenstaande gegevens geven geen aanleiding om nader onderzoek te doen naar
zelfdoding. Bovendien zou dergelijk onderzoek in Nederland niet goed mogelijk zijn omdat
niet alle benodigde data beschikbaar zijn. In Nederland is er bijvoorbeeld geen landelijke
database met gegevens over het gebruik van geestelijke gezondheidszorg die tot personen
Pagina 3/6
Ministerie van Defensie
herleidbaar zijn. Daarnaast is de registratie van doodsoorzaken in het Verenigd Koninkrijk
niet goed vergelijkbaar met sterftegegevens in Nederland zoals het Centraal Bureau voor de
Statistiek (CBS) deze registreert. In het Britse onderzoek worden overlijdensgevallen met
onbekende doodsoorzaak in de groep zelfdoding opgenomen. Ook zijn de statistische
gegevens van het CBS niet zonder meer te koppelen aan gegevens van (oud-)militairen. Het
Veteranenregistratiesysteem bevat een groot deel van de veteranen (echter niet alle oud-
militairen) en mag alleen worden gebruikt voor doeleinden waarvoor het databestand
ingericht. Zondermeer koppelen aan andere databestanden behoort daar niet toe.
5
Wordt er binnen uw ministerie aandacht besteed aan gronden en gevolgen van
(pogingen tot) zelfmoord? Zo nee, waarom niet?
6
Op welke wijze bent u omgegaan met eerdere gevallen van zelfmoord binnen de
krijgsmacht en tijdens uitzendingen en wat heeft u hiervan geleerd? Welke actie is
ondernomen om toekomstige gevallen te voorkomen? Hebben reconstruerende
gesprekken plaatsgevonden met nabestaanden en betrokken collega's? Zo nee,
waarom niet?
In Nederland wordt bij de psychologische selectie van kandidaten voor een militaire functie
onder meer aandacht besteed aan de kwetsbaarheid van kandidaten. Als kandidaten niet
voldoen aan het voor de militaire functie vereiste profiel, volgt een negatief advies. Bij de
aanstellingskeuring van militairen kunnen psychische klachten of een psychiatrische
voorgeschiedenis aanleiding zijn voor een direct negatief advies of een verwijzing naar een
gespecialiseerd psychiater. Bij een negatief advies volgt geen aanstelling als militair.
Zelfdoding wordt vaak voorafgegaan door een lange periode van psychisch en/of lichamelijk
lijden. Landelijk gezien ontving de helft van de personen die zelfdoding pleegden eerder hulp
van de GGZ. Bij pogingen tot zelfdoding door actief dienende militairen wordt het eigen
zorgsysteem van Defensie bij de behandeling en begeleiding betrokken. Hulpverlening wordt
bovendien ook aan naasten en collega's aangeboden. Bij overlijden wordt contact gelegd en
is opvang beschikbaar voor nabestaanden, maar ook voor commandant en collega's.
Pagina 4/6
Ministerie van Defensie
Desgewenst kan een reconstructiegesprek worden gevoerd. Bij Defensie zijn er
handleidingen over wat te doen bij overlijden van personeelsleden in actieve dienst. De
afstand tussen de professionele hulpverlener en de militair die psychische problemen
ondervindt kan betrekkelijk groot zijn. Vooral collegiale netwerken kunnen tijdig signalen
opvangen, zodat militairen die hulpverlening nodig hebben snel kunnen worden doorgeleid
naar professionele hulpverlening.
7
Worden (jonge) ex-militairen gemonitord op zelfmoordrisico's na verlaten van de
dienst? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier en wat zijn hiervan de resultaten?
Bij dienstverlating is er een gesprek met de arts over de medische voorgeschiedenis en
verwerkingsaspecten. Daarbij worden ook afspraken gemaakt over de verzending van
medische informatie naar de toekomstige huisarts. Zelfdodingpreventie kan een groot aantal
multidisciplinaire activiteiten omvatten, maar is in Nederland tot op heden vooral een zaak
van de gezondheidszorg. Nederland kent geen nationaal zelfdodingpreventieprogramma. Na
dienstverlating wordt de (geestelijke) gezondheid van oud-militairen niet gevolgd. Wel wordt,
als de oud-militair onlangs is uitgezonden nog een nazorgvragenlijst toegezonden.
9
Wordt in de zorg tijdens en na een uitzending aandacht besteed aan psychologische
aspecten zoals zelfmoordrisico's? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en wat
levert dit op?
Militairen worden ook in psychologisch opzicht goed op de missie voorbereid. Bovendien is er
tijdens en na de uitzending zorgverlening gericht op de verwerking van bijzondere
gebeurtenissen en de hervatting van het normale bestaan in Nederland.
10
Is de situatie in het Verenigd Koninkrijk, zoals in het artikel gesteld, dat de overgang
van de dienst naar de burgermaatschappij als erg groot wordt ervaren in Nederland
ook aan de orde? Is dit ooit onderzocht? Wat doet u om die overgang zo soepel
mogelijk te laten verlopen?
Pagina 5/6
Ministerie van Defensie
Het wegvallen van de gestructureerde omgeving van de militaire dienst is een risico voor de
oud-militair. In het exitgesprek bij het dienstverlaten komt de overgang van de actieve dienst
naar de burgermaatschappij dan ook uitgebreid aan de orde. Daarnaast zijn er initiatieven
genomen om oud-militairen meer bij de onderdelen te blijven betrekken door hen uit te
nodigen voor reünies en door contacten met hen te blijven onderhouden vanuit bijvoorbeeld
regimenten en dienstonderdelen.
1) de Volkskrant, 2 maart 2009: "Grotere kans op zelfmoord onder jonge ex-militairen"
Pagina 6/6
---- --