Schoolfruitprogramma
29 april 2009 - kamerstuk
Kamerbrief waarin de minister de Tweede Kamer uitgebreid informeert
over de voortgang van het Europese schoolfruitprogramma en de
uitgangspunten die zij hanteert bij de nationale invulling hiervan.
Geachte Voorzitter,
Met deze brief informeer ik u over de voortgang van het Europese Schoolfruitprogramma
en stel ik u op de hoogte van de uitgangspunten die ik hanteer bij de nationale invulling
ervan.
In november 2008 is in de Landbouwraad een politiek akkoord bereikt over de raadverordening
Schoolfruit. In maart jl. is op uitvoeringsniveau een akkoord bereikt. In
december 2008 is de raadsverordening en op 7 april jl. is de uitvoeringsverordening
gepubliceerd. De verordening is onderdeel van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
(GLB). De regie voor het traject ligt daarom bij het ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit (LNV).
Het opstellen van de nationale strategie en de uitvoering van het Schoolfruitprogramma
leg ik in medebewind bij het productschap Tuinbouw. De fruitverstrekking vindt plaats
binnen het basisonderwijs en er is samenhang tussen het Schoolfruitprogramma en de
reeds lopende educatieve programma's Schoolgruiten en Smaaklessen, daarom zal ik
toezien op de wijze waarop de nationale strategie wordt vormgegeven. Uiterlijk 31 mei
2009 moet de nationale strategie in Brussel worden aangemeld om in het schooljaar 2009-
2010 voor cofinanciering in aanmerking te komen.
Het budget aan cofinanciering vanuit Brussel bedraagt ¤ 90 mln. Nederland heeft recht op
maximaal ¤ 2,9 mln. Dit bedrag is gebaseerd op het aantal kinderen tussen 6 en 10 jaar dat
in Nederland woont (bron: cijfers EUROSTAT). De besteding van het bedrag is overigens
niet beperkt tot deze leeftijdsgroep. Nederland telde in 2007, 7214 (speciale) basisscholen
met in totaal 1.663.530 leerlingen in de leeftijd 4-12 jaar (bron: cijfers OCW (ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap). Een lidstaat is vrij om de doelgroep uit te breiden of
in te perken. Ik heb ervoor gekozen om de doelgroep uit te breiden naar 4-12 jaar, zodat
alle kinderen van de basisschool in aanraking kunnen komen met groenten en fruit.
Tegenover het gevraagde budget dient een lidstaat eenzelfde bedrag beschikbaar te
stellen 1. De omvang van het Schoolfruitprogramma is dus in hoge mate afhankelijk van
het budget dat nationaal beschikbaar wordt gesteld. Het is niet verplicht om het totale
budget aan te vragen bij de Commissie. Gelden die door lidstaten niet worden
aangevraagd, worden over de andere lidstaten verdeeld. Het grootste deel van het budget
(90%) dient te worden ingezet voor aankoop, verpakking en distributie van groenten en
fruit. Een klein percentage (10%) kan worden ingezet voor communicatie, evaluatie en
equipment. Naast de verstrekking van groenten en fruit moeten de lidstaten begeleidende
maatregelen aanbieden. Dit zal gebeuren in de vorm van de reeds lopende educatieve
programma's Schoolgruiten en Smaaklessen. Deze begeleidende maatregelen worden
door de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en LNV gefinancierd
(¤ 1,2 mln. in schooljaar 2009-2010).
De private sector staat positief tegenover het Schoolfruitprogramma, maar in hoeverre dat
tot een financiële bijdrage leidt, is nog onzeker. Per brief van 15 oktober 2008 aan de
Tweede Kamer heeft LNV reeds aangegeven dat van de sector een financiële bijdrage
wordt verwacht. Ik hanteer daarom het uitgangspunt dat private partijen het nationaal
budget opbrengen dat voor cofinanciering wordt aangemeld. Enerzijds zodat de
betreffende partijen door een financiële bijdrage hun maatschappelijke verantwoordelijkheid
kunnen nemen, anderzijds omdat het Schoolfruitprogramma bijdraagt aan hun eigen
doelstellingen.
De sector heeft mij toegezegd, uiterlijk 1 mei a.s., haar bijdrage te laten weten. Daarnaast
laat ik op dit moment inventariseren wat de kosten van uitvoering door het Productschap
Tuinbouw zullen bedragen. Op basis van beide uitkomsten zal ik tot een besluit komen
over het al dan niet implementeren van het Schoolfruitprogramma in het schooljaar 2009-
2010. Daarbij hanteer ik het uitgangspunt dat, indien te weinig financiële bijdragen vanuit
de sector of andere marktpartijen worden verzameld en daardoor het totale budget voor
de verstrekking van schoolfruit niet in verhouding staat tot de uitvoeringskosten, de
implementatie te kostbaar is. Voor het schooljaar 2010-2011 zal de situatie opnieuw
worden bekeken en kan alsnog worden besloten om het Schoolfruitprogramma in
Nederland te implementeren. Gezien het belang dat de private sector aan het Schoolfruitprogramma
hecht, ga ik er vanuit dat de sector zich sterk maakt voor een nationale
bijdrage.
Ik zal u nader informeren over het besluit dat ik heb genomen en, indien noodzakelijk, zal
ik bijbehorende stukken meesturen.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
1 Het nationaal budget mag afkomstig zijn van overheden en de private sector (bedrijven en ouders).
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit