ChristenUnie
Plasterk moet scholenbrief ophelderen
Plasterk moet scholenbrief ophelderen
woensdag 29 april 2009 12:00 Minister Plasterk heeft met een brief aan
alle scholen in Nederland onduidelijkheid geschapen over het
personeelsbeleid dat bijzondere scholen mogen voeren binnen de kaders
van de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb). Kamerlid Ed Anker
heeft de onderwijsminister en zijn collega's van Binnenlandse Zaken,
Justitie en Sociale Zaken door middel van schriftelijke vragen om
opheldering gevraagd.
In een brief aan alle scholen erkent de minister dat scholen voor
bijzonder onderwijs van hun (aspirant)medewerkers kunnen vragen dat
zij, door middel van het ondertekenen van een verklaring, de grondslag
van de onderwijsinstelling onderschrijven. 'Voor de uitwerking van de
grondslag kan in de verklaring worden verwezen naar de statuten of
andere documenten van de onderwijsinstelling. Wanneer in de uitwerking
echter is opgenomen dat de grondslag onder meer inhoudt dat ongehuwd
samenwonen of het hebben van een homoseksuele relatie niet past binnen
deze opvattingen, dan maakt de onderwijsinstelling onderscheid op
grond van burgerlijke staat en homoseksuele gerichtheid', aldus
Plasterk; dit zou in strijd zijn met de Awgb. Een persbericht van het
ministerie wekt daarentegen de indruk dat scholen wél gedragsregels
mogen stellen met betrekking tot ongehuwd samenwonen of
buitenechtelijke relaties, mits deze regels voor iedereen
gelijkluidend zijn: 'Als een school gedragsregels stelt, gelden die
voor homo's en hetero's in gelijke mate.'
Plasterk heeft met zijn brief onduidelijkheid geschapen over de
betekenis van de Awgb voor personeelsbeleid van bijzondere scholen,
concludeert Kamerlid Ed Anker. Bovendien lijkt de minister zich een
oordeel aan te matigen dat slechts de Commissie Gelijke behandeling
danwel de rechter toekomt. Anker heeft daarom opheldering gevraagd aan
de ministers van Binnenlandse Zaken, de minister van Justitie, de
minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van
Sociale Zaken, door middel van de volgende schriftelijke vragen:
1. Bent u op de hoogte van de brief die de minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschappen op 27 april jl. heeft gestuurd aan alle
schoolbesturen, waarin hij een handreiking inzake homoseksualiteit
aankondigt, met daarin een volgende passage over het personeelsbeleid
van scholen: 'Wanneer in de uitwerking (..) is opgenomen dat de
grondslag onder meer inhoudt dat ongehuwd samenwonen of het hebben van
een homoseksuele relatie niet past binnen deze opvattingen, dan maakt
de onderwijsinstelling onderscheid op grond van burgerlijke staat en
homoseksuele gerichtheid. Dit onderscheid kan niet met een beroep op
de uitzondering van artikel 5 , tweede lid, onderdeel c, Algemene Wet
Gelijke Behandeling (Awgb) worden gerechtvaardigd. Deze eis leidt
immers tot onderscheid op grond van het enkele feit van burgerlijke
staat en homoseksuele gerichtheid.'
2. Bent u het met mij eens dat deze gevolgtrekking die in de bedoelde
passage wordt gemaakt, niet in zijn algemeenheid uit de systematiek
van de Awgb voortvloeit, aangezien slechts op grond van individuele
feiten en omstandigheden vastgesteld kan worden of sprake is van
onderscheid, en of dit al of niet gerechtvaardigd is op grond van de
uitzondering van artikel 5, tweede lid, onderdeel c?
3. Bent u het met mij eens dat een dergelijk oordeel in een
individueel geval toekomt aan de Commissie Gelijke behandeling danwel
de rechter?
4. In hoeverre raakt deze uitspraak aan het tweede deel van het
kabinetsstandpunt inzake de evaluatie Awgb, en de nadere reactie op de
ingebrekestelling van de Europese Commissie, waarover het kabinet
heeft aangekondigd bij brief van de minister van Binnenlandse Zaken
d.d. 19 december dat het advies heeft gevraagd aan de Raad van State?
5. Bent u bereid nadere verduidelijking te verschaffen aan de
schoolbesturen over wat de Awgb impliceert voor hun personeelsbeleid?