Koninklijke Onderscheiding voor elf RUG-medewerkers
Datum: 29 april 2009
Op woensdag 29 april 2009 ontvangen elf personen op voordracht van de
Rijksuniversiteit Groningen een Koninklijke Onderscheiding.
Mr.drs. C.H.M. Bartelds, G. Buter, prof.dr. G.J. van Helden en dr.
R.F. Janz worden gedecoreerd als Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
Tot Officier in de Orde van Oranje Nassau worden benoemd prof.dr. F.R.
Ankersmit, prof.dr.mr. C.A. de Kam, prof.dr. J.M. Koolhaas en prof.dr.
F. Zwarts.
Prof.dr. A.P Buunk, prof.dr. T.A.F Kuipers en prof.dr. M. Veenhuis
worden benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Tijdens de lintjesregen wordt landelijk slechts aan twaalf personen de
onderscheiding van Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw
toegekend. Hiervan zijn er maar liefst drie aan de Rijksuniversiteit
Groningen (RUG) verbonden. De door de RUG voorgedragen decorandi
krijgen hun onderscheiding woensdagochtend uitgereikt in het Stadhuis
of in het Academiegebouw. Met uitzondering van dr. R.F Janz: aangezien
hij momenteel in het buitenland verblijft krijgt hij zijn
onderscheiding op een nader te bepalen moment uitgereikt.
Prof.dr. F.R. Ankersmit
Frank Ankersmit (Diepenveen, 1945) is hoogleraar Intellectuele en
Theoretische Geschiedenis aan de Faculteit der Letteren van de
Rijksuniversiteit Groningen.
Ankersmit is in Nederland de leidende vertegenwoordiger van de
filosofie van de geschiedenis en ook daarbuiten behoort hij tot de
meest prominente geschiedfilosofen. Dankzij Ankersmit is de
geschiedfilosofie vanaf de jaren tachtig van de twintigste eeuw
uitgegroeid tot een volwaardig onderdeel van de historische
wetenschap, dat sindsdien in Nederland ook op internationaal niveau
beoefend wordt. Met zijn proefschrift Narrative logic uit 1981, zette
hij ons land op de wereldkaart en werd hij op afstand de meest bekende
Nederlandse vertegenwoordiger van het vakgebied. Ankersmit is in
binnen- en buitenland dan ook een veelgevraagde spreker en gastdocent.
In het algemeen berust de reputatie van Ankersmit op drie thema's, die
hij achtereenvolgens in Engelstalige boeken en verschillende
Nederlandstalige publicaties heeft uitgewerkt: het narrativisme, de
historische representatie en de historische ervaring.
Wat betreft het narrativisme liet Ankersmit in zijn proefschrift zien
dat het eigenlijke object van de geschiedschrijver bestaat uit
zogenaamde narratieve objecten. Het begrip `Franse Revolutie' is zo'n
type historisch `object', dat als zodanig niet in het verleden heeft
bestaan, maar door de historicus geschapen wordt om zin en samenhang
aan het beschreven verleden te geven. De taak van de historicus
bestaat volgens Ankersmit niet in het opsporen van causale verbanden
of het beschrijven van afzonderlijke toestanden, maar in het
aanbrengen van orde in het verleden door het introduceren van
dergelijke algemene narratieve begrippen. Ook metaforen - zoals
`Abraham Kuyper was de klokkenist der kleine luyden' - die historici
veelvuldig gebruiken, kunnen diezelfde ordenende functie vervullen.
Deze analyse maakte diepe indruk op historici in binnen- en
buitenland, omdat zij zich herkenden in de stellingen van de filosoof,
die de eigenheid van hun werk wist te verwoorden en het vakgebied
ontdeed van het gebruikelijke sociaal-wetenschappelijke keurslijf.
In de loop van de jaren negentig heeft Ankersmit vervolgens geprobeerd
nader te preciseren wat de verhouding is tussen enerzijds historische
begrippen en historische voorstellingen en anderzijds het verleden
zelf. Historische voorstellingen, zo betoogde hij met klem, zijn geen
`mimetische' representaties (waarin naar een zo getrouw mogelijke
weerspiegeling van het verleden in de termen en begrippen van de
historici wordt gestreefd) maar esthetische representaties. Zoals een
portret geen één-op-één afbeelding is van de geportretteerde, maar
juist diens karakter naar voren haalt, zo is een historisch exposé
geen één-op-één afbeelding van het verleden, maar een verhaal waarin
het karakteristieke van het verleden alle nadruk krijgt. Ankersmits
Historical representation uit 2001 handelt hierover.
Ankersmit, behalve geschiedfilosoof ook altijd sterk in politieke
theorie geïnteresseerd geweest, zag bovendien een duidelijke parallel
met de politieke representatie: ook in de politiek vormt de
vertegenwoordiging van het volk niet een nauwkeurige afspiegeling van
dat volk, waarvan alle nuances bij de gerepresenteerden aanwezig
(moeten) zijn. Aesthetic politics uit 1996 is Ankersmits belangrijkste
werk op dit terrein.
Waar Ankersmit bij zijn behandeling van de historische representatie
de afstand tussen het verleden en de representatie ervan benadrukte,
ging hij ter compensatie de mogelijkheid exploreren om juist buiten
alle representatie om toch rechtstreeks contact te leggen met het
verleden. Hij deed dit door middel van wat hij de historische ervaring
noemde - in navolging van de grote Groningse historicus Johan
Huizinga, die het indertijd had over de historische sensatie. Volgens
Ankersmit komen juist in de meer dramatische momenten in de
geschiedenis (zoals bij de Franse Revolutie) ervaringen van het
verleden voor die voor veel historici de kernmomenten in hun omgang
met het verleden zijn. Waar het verleden breekt, krijgen we
plotseling, door de barsten heen, zicht op het verleden dat anders
schuil gaat achter de talloze representaties die ervan gemaakt zijn.
Omdat het om dramatische of zelfs traumatische momenten in het
verleden gaat, is deze ervaring altijd subliem, dat wil zeggen niet
aan maat en norm gebonden, maar vrij, overweldigend en onbeheersbaar.
Zijn hoofdwerk op dit vlak, De Sublieme Historische Ervaring, kreeg de
Socratesprijs voor het beste filosofische boek uit 2007.
Er is, kortweg gezegd, een beeld van de geschiedschrijving van voor en
na Ankersmit, dankzij diens als zeer origineel ervaren werkwijze en
denkbeelden. Hij heeft een groot aantal publicaties op zijn naam staan
en is redacteur van verschillende tijdschriften op zijn vakgebied,
waaronder het gezaghebbende History and Theory en het in 2007 mede
door hem opgerichte Journal of the Philosophy of History. Al sinds
1986 is hij lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie voor
Wetenschappen, afdeling Letteren.
Daarnaast speelt hij een actieve en zeer gewaardeerde rol in het
publieke debat, waar hij steeds een grote helderheid en gevoel voor
nuance laat zien. Voor de VVD heeft hij jarenlang intellectuele
activiteiten ontwikkeld ten dienste van het liberalisme in Nederland,
onder andere als lid van het curatorium van de prof.mr. B.M.
Teldersstichting.
Frank Ankersmit wordt benoemd tot Officier in de Orde van Oranje
Nassau.
Mr.drs. C.H.M. Bartelds
Chris Bartelds (Haren, 1948) is sinds 1988 secretaris van de Faculteit
Rechtsgeleerdheid. Naast de reguliere taken die bij deze functie horen
zette Chris Bartelds zich vanaf het eerste uur op zeer bijzondere
wijze in voor de internationalisering van onderwijs en onderzoek van
zijn faculteit. In feite is hij één van de universitaire pioniers op
het gebied van de internationalsering.
Bartelds heeft de uitbouw van de internationale contacten van de
faculteit op een buitengewoon goede manier geleid en ook anderen
gestimuleerd om internationale contacten aan te gaan. Dit is van
essentiële betekenis geweest voor de vijf Engelstalige masters en de
Engelstalige bachelor, maar ook voor de vele individuele contacten op
het terrein van het rechtswetenschappelijk onderzoek in het
buitenland. Zonder zijn voortdurende aandacht en stimulerende
werkwijze had de universiteit niet het huidige hoge niveau van
internationale samenwerking kunnen bereiken.
Bartelds leidt het beheer en het beleid van de
uitwisselingsprogramma's met de vele universiteiten waarmee de RUG
samenwerkingsverbanden heeft. Met name op het gebied van de
totstandkoming van de internationale onderzoekssamenwerking met de
universiteit van Uppsala heeft Bartelds een leidende rol gespeeld.
Onder zijn leiding is de samenwerking met Uppsala uitgegroeid tot een
Europees netwerk van Europese juridische faculteiten waarin tevens de
universiteiten van Gent, Turku en Göttingen participeren. Een
samenwerking die van groot belang is voor de faculteit, maar ook voor
de universiteit als geheel.
In Europees regionaal verband vervulde Bartelds een stimulerende rol
bij de oprichting en uitvoering van de Hanse Law School, een
samenwerkingsverband met de universiteiten van Oldenburg en Bremen.
Inmiddels is dit studentenuitwisselingsprogramma verbreed tot een
Europese opleiding onder de naam Law in Europe.
Voordat Bartelds secretaris van de faculteit werd werkte hij als
wetenschappelijk medewerker bij het toenmalige Polemologisch
Instituut. In deze periode (1977-1988) publiceerde hij onder andere
voor het project integratie van vredesonderwijs/mondiale vorming in
het voortgezet onderwijs, en was hij projectleider voor het educatief
project ontwikkelingssamenwerking. Daarmee leverde hij een belangrijke
bijdrage aan het vredesonderwijs op middelbare scholen.
Van 1996 tot 2004 was Chris Bartelds een zeer betrokken lid van de
Raad van Toezicht van de Stichting NOVO. Zijn betrokkenheid gold niet
alleen organisatorische aangelegenheden maar zeker ook de doelgroep
van de stichting: mensen met een verstandelijke beperking. Als jurist
heeft hij voorts regelmatig advies uitgebracht over juridische
aangelegenheden.
Chris Bartelds wordt benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
G. Buter
Guus Buter (Emmen, 1957) is sinds 1993 bij het Centre Culturel
Français te Groningen aangesteld via de Stichting Weerwerk (later DSW)
voor het verrichten van culturele activiteiten in het algemeen. Buter
had totaal geen voorbereiding op deze werkkring: na de Havo had hij
een opleiding tot gymnastiekleraar gevolgd en enige tijd gewerkt bij
Radio-Noord. De Franse taal had hij opgepikt tijdens vrijwilligerswerk
in Parijs.
Geleidelijk ontwikkelde Buter zich in zijn werkzaamheden. Zo ging hij
zich bezighouden met met de organisatie van de Ciné-Club, een
initiatief dat in 1990 ontstaan was op het Centre om de Franse film
onder de aandacht van het Groningse publiek - en meer speciaal de
studenten - te brengen. Buter werkte dit plan uit door om de twee
weken een filmvoorstelling te brengen in het toenmalige
Universiteitstheater van de Faculteit der Letteren. De Ciné-Club
bestaat nog steeds en is een begrip in Groningen.
In het kader van de jaarlijkse landenweek besloot de gemeente
Groningen dat in 1997 een Franse Week zou worden gehouden. Hiertoe
wendde de gemeente zich tot het Centre Culturel Français, waarna Buter
in dat jaar een Week van de Franse Film voor de stad organiseerde. Hij
kreeg toen de smaak te pakken en ontwikkelde hieruit in 1998 een
eerste bescheiden begin van het jaarlijkse Franse filmfestival Ciné
Premières.
Buter bouwde Ciné Premières met tomeloze inzet en enthousiasme tot
ongekende hoogte uit. Hij breidde het filmgebied uit met Franstalige
films van buiten Frankrijk, zoals films uit Noord Afrika, België en
Québec. In de loop der jaren namen diverse Nederlandse steden contact
op met Buter met het verzoek deel te kunnen nemen aan het festival.
Tegenwoordig vinden edities van dit filmfestival plaats in Groningen,
Leeuwarden, Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Maastricht en nog een
aantal plaatsen in de provincie Groningen.
Buter organiseert het filmfestival naast zijn eigenlijke werk en doet
alles alleen. In de periode voorafgaand aan de jaarlijkse manifestatie
is hij dag en nacht in touw en werkt minstens voor twee. Hierdoor is
hij al jarenlang een grote stimulator van de Frans-Nederlandse
betrekkingen. Hij geeft hiermee ook glans aan de uitstraling op
cultureel gebied van de Rijksuniversiteit Groningen.
Guus Buter wordt Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
Prof.dr. A.P. Buunk
Bram Buunk (Heerlen, 1947), sinds 1990 hoogleraar aan de
Rijksuniversiteit Groningen, is zonder enige twijfel één van de meest
vooraanstaande sociaal psychologen ter wereld. Dit blijkt onder meer
uit zijn benoeming tot Akademiehoogleraar door de Koninklijke
Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).
Akademiehoogleraarschappen zijn bedoeld om een uiterst selecte groep
hoogleraren in staat te stellen zich de rest van hun carrière geheel
aan de wetenschap te wijden, vrijgesteld van bestuurlijke en
onderwijstaken. Het is één van Nederlands meest vooraanstaande
wetenschappelijke onderscheidingen.
Deze zeer bijzondere eer viel Buunk te beurt vanwege zijn invloedrijke
theoretische bijdragen aan de sociale vergelijkingstheorie, zijn
baanbrekend empirisch onderzoek naar sociale vergelijking, en zijn
evolutionair-psychologische benadering van sociaal gedrag. Met zijn
werk levert hij zeer belangrijke bijdragen aan de oplossing van
maatschappelijke problemen op het gebied van werkgerelateerde stress
en burnout, geestelijke gezondheid en levensbedreigende ziekten. Zijn
onderzoek heeft tevens belangrijke conclusies opgeleverd op het
terrein van jaloezie en wederkerigheid in interpersoonlijke relaties.
Als Akademiehoogleraar is Buunk zich sterk gaan toeleggen op de
evolutionaire sociale psychologie. Hij benadert menselijk gedrag - net
als dierlijk gedrag - vanuit een evolutionair perspectief met nadruk
op selectie en survival of the fittest. Hij past deze benadering toe
op thema's als competitie en afgunst tussen vrouwen onderling en
tussen mannen onderling; gearrangeerde huwelijken en eerwraak; het
belang van uiterlijke factoren (als aantrekkelijkheid en lengte) voor
het gedrag; status en dominantie; en conflicten tussen groepen. Hij
deed naar deze processen onder meer onderzoek in organisaties, alsmede
in meerdere landen waaronder Kurdistan en Irak.
Zijn internationale faam en zijn grote invloed op met name de sociale
vergelijkingstheorie blijkt onder meer uit het enorme aantal (meer dan
400) artikelen in internationale tijdschriften, die veelvuldig
geciteerd worden. Hij bekleedt een extreem hoge positie in de
internationale citatie-index van psychologen, wat zijn invloedrijkheid
nog eens onderstreept. Verder blijkt zijn internationale faam uit het
enorm grote aantal "key note lectures" op internationale congressen
waarvoor hij is uitgenodigd en de zeer vele eervolle internationale
benoemingen. Voorts is hij een belangrijk rolmodel voor vele
promovendi geweest, waarvan een aantal inmiddels zelf tot de
internationale wetenschappelijke top van het vakgebied behoort. Gezien
de thema's die hij in zijn onderzoek belicht, is het niet
verwonderlijk dat hij ook een sterk politieke en maatschappelijke
belangstelling heeft. Hij draagt dan ook regelmatig bij aan het
maatschappelijk debat in de media.
Buunk studeerde sociale psychologie aan de Rijksuniversiteit in
Groningen. Na zijn studie werkte hij vier jaar aan de RUG, waarna hij
naar de Katholieke Universiteit Nijmegen vertrok en in 1980 aan de
Universiteit Utrecht promoveerde. In 1990 keerde hij terug naar
Groningen als hoogleraar Sociale Psychologie en vanaf 2005
Akademiehoogleraar.
Bram Buunk wordt benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse
Leeuw.
Prof.dr. G.J. van Helden
Jan van Helden (Enschede, 1948) is sinds 1991 hoogleraar Management
Accounting aan de Rijksuniversiteit Groningen. Aanvankelijk richtte
hij zich op marketing, later op management accounting en het
financieel management van overheids- en non-profit-organisaties.
De wetenschapper Van Helden heeft het contact met de praktijk altijd
erg belangrijk gevonden. Dit blijkt ook in zijn onderzoek, dat vaak
direct bijdraagt aan de oplossing van praktijkproblemen van
organisaties. Hij werkte mee aan onderzoek voor externe organisaties
als de Informatie Beheer Groep, en recentelijk onderzocht hij voor de
provincie Groningen de mogelijkheden voor verbetering van de
programmabegroting. Voor deze en andere projecten werd hij onder meer
benaderd vanwege zijn uitstekende reputatie als deskundige op het
gebied van management accounting van overheids- en
non-profit-organisaties. Die reputatie is mede ontstaan door zijn
regelmatig optreden tijdens congressen en praktijkcursussen en de vele
publicaties in vakbladen. Met zijn onderzoek en publicaties over de
innovatieve ontwikkelingen in de publieke sector leverde hij
internationaal een grote bijdrage aan het vakgebied van management
accounting in de publieke sector.
Van Helden heeft daarbij een uitstekend internationaal netwerk.
Van Helden leverde een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de
vakgroep accounting en schonk veel aandacht aan het versterken van de
wetenschappelijke kwaliteit en reputatie ervan. Door zijn grote inzet
is de internationale positie en gerichtheid van de vakgroep sterk
gegroeid. Op het gebied van onderwijs wist hij collega's te stimuleren
tot regelmatige vernieuwing en kwaliteitsverhoging. Zelf gaf hij
daarbij vaak het goede voorbeeld.
Van Helden leverde tevens gedurende meer dan 25 jaar een belangrijke
bijdrage aan de ontwikkeling van de Faculteit der Economische
Wetenschappen. Hij was vice-decaan van 2001 tot 2005 en nauw betrokken
bij de voorbereiding van de fusie met de Faculteit Bedrijfskunde.
Daarbij trad hij zeer stimulerend en probleemoplossend op. Naar
studenten en promovendi toe is Van Helden altijd zeer betrokken,
meedenkend, stimulerend en geduldig. Hij toont een grote inzet om goed
onderwijs te geven en complexe problemen op een rustige en duidelijke
manier uit te leggen. Dit blijkt ook uit de zeer goede waarderingen
die hij in onderwijsevaluaties altijd van studenten krijgt.
Niet alleen op zijn vakgebied profileerde Van Helden zich. Hij is
dertien jaar actief geweest in de provinciale politiek in Groningen.
Eerst als Statenlid en van 1982 - 1991 als gedeputeerde, op het gebied
van Financiën en Beheer. Hij was recht door zee en een harde werker,
die bekend stond om zijn gedegen kennis en eerlijkheid. Ook elders
toonde Van Helden zijn maatschappelijke betrokkenheid, via
bestuurlijke functies bij onder meer het Energiebedrijf Groningen en
Drenthe, de Provinciale Bibliotheekcentrale en de stichting NOVO, die
huisvesting en dagbesteding van verstandelijk gehandicapten verzorgt.
Jan van Helden wordt benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
Dr. R.F. Janz
Robert F. Janz (Djakarta, 1953) zet zijn grote deskundigheid op het
gebied van ICT niet alleen voor de universiteit in, maar ook ver daar
buiten. Hij stond aan de wieg van Draadloos Groningen, een
gemeenschappelijk initiatief van RUG, Hanzehogeschool Groningen en
gemeente Groningen om de stad te voorzien van een staddekkend
draadloos computernetwerk.
In samenwerking met de NUFFIC voerde hij in Afrikaanse landen als
Burkina Fasso, Eritrea, Oeganda, Zambia en Mozambique met veel succes
ICT-projecten uit. Met het NATO Science for Peace Panel werkt hij in
Centraal-Azië.
Janz beschikt over een buitengewoon grote werkkracht en een enorm
doorzettingsvermogen. In het ontwikkelingswerk en in de ICT-wereld is
samenwerken niet altijd even gebruikelijk. Janz vormt daar in
positieve zin een uitzondering op. Hij heeft een oprechte behoefte aan
samenwerking, zowel in nationaal als in internationaal verband.
Bij de projecten die Janz in Afrika uitvoerde, zijn mensen ter plekke
opgeleid en begeleid. Janz weet daarbij uitstekend rekening te houden
met culturele verschillen. De netwerken die hij hielp aanleggen,
verbinden niet alleen computers, maar vooral ook mensen. Ze zorgen
voor het ontstaan van een hechte internationale academische familie
van onderzoekers en studenten. Dankzij de inspanningen van Janz maken
ook mensen in ontwikkelingslanden deel uit van die netwerken.
Vanaf 1999 is Janz als ICT-consultant voor het NATO Science for Peace
Panel on Computer Networks betrokken bij internationale projecten in
Centraal-Azië. Doel is de kennisinfrastructuur in landen in die regio
te intensiveren en de communicatie van wetenschappers in Oost en West
te stimuleren. Immers: een open dialoog tussen wetenschappers
wereldwijd versterkt de democratie. Janz is met name betrokken bij het
SILK-project (de virtuele zijderoute), dat Oezbekistan, Kyrgystan,
Kazachstan, Tadjikistan, Turkmenistan, Georgië, Armenië en
Azerbeidzjan van internettoegang voorziet. Bij de ingebruikname in
2003 van de internetverbinding naar Kyrgystan dankte de Kyrgyzische
Academie van Wetenschappen hem voor zijn inspanningen met een
eredoctoraat. Een zeldzame eer, want een dergelijk eredoctoraat, dat
werd uitgereikt door de toenmalige president van het land, is nog maar
slechts enkele malen toegekend. Verschillende keren zette Janz zich
persoonlijk in voor het welslagen van projecten, hoewel duidelijk was
dat dit een grote inspanning zou vergen. Met die grote persoonlijke
inzet wist hij, ondanks bureaucratische obstakels en grote politieke
geschillen tussen landen, de projecten toch tot een goed einde te
brengen.
In 2004 is het SILK Virtual Highway project onder leiding van Janz
uitgebreid naar de Universiteit van Kabul (Afghanistan). Zo wordt een
bijdrage geleverd aan een succesvolle implementatie van het NATO
Science & Peace programma om de veiligheid en economische ontwikkeling
van Afghanistan - na jaren van conflict, verwoesting en armoede - te
verbeteren. Door zijn inzet is Janz hét gezicht geworden van NATO's
Civil Science Programme in de universiteiten en Academies van
Wetenschap in Centraal-Azië en Afghanistan. Dankzij hem is het imago
van de NAVO als agressieve militaire organisatie in `zijn' regio deels
doorbroken. Bij Janz gaan vakkennis en gedrevenheid hand in hand met
interculturele mensenkennis en maatschappelijke betrokkenheid.
Robert Janz wordt benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
(Omdat hij momenteel in het buitenland verblijft wordt de
onderscheiding aan hem uitgereikt op een nader te bepalen datum).
Prof.dr.mr. C.A. de Kam
Flip de Kam (Sassenheim, 1946), hoogleraar Economie van de Publieke
Sector, begon zijn carrière als adjunct-inspecteur van 's Rijks
Belastingen. Vervolgens werkte hij als wetenschappelijk medewerker bij
de universiteiten van Amsterdam en Leiden, als afdelingshoofd bij het
Sociaal en Cultureel Planbureau in Rijswijk en bij de OECD. In de
jaren 70 was hij fractiemedewerker van de PvdA en lid van de Tweede
Kamer (1977-1978). De Kam maakte tijdens zijn loopbaan deel uit van
talloze raden en adviescommissies, met name op het gebied van
belastingherziening en overheiduitgaven. Naast een groot aantal
wetenschappelijke artikelen en boeken, waaronder het standaardwerk
`Overheidsfinanciën', schreef hij meer dan 600 columns en
krantenartikelen. De Kam heeft zich altijd zeer ingespannen om
wetenschappelijke inzichten ook voor een groot publiek in eenvoudige
taal helder uit te leggen. Hij heeft een grote hoeveelheid boeken
geschreven waarin de ingewikkelde vraagstukken van de Economie van de
Publieke Sector op zeer toegankelijke wijze worden besproken. Zijn
meest recente boeken zijn: Polderlasten (2006), Wie betaalt de staat
(2007) en Sociale zekerheid: twee toekomstbeelden (2007). De Kam wordt
alom geprezen voor de tomeloze energie waarmee hij zich heeft ingezet
voor de publieke zaak en voor zijn speciale aandacht voor de minder
bedeelden in de samenleving. Hij wordt geroemd om zijn scherpe geest,
educatieve gaven en intellectuele pen.
De Kam was tijdens de afgelopen twintig jaar van zijn hoogleraarschap
aan de Groningse universiteit een zeer betrokken docent en een
actieve, vernieuwende onderzoeker. De Kam is nog steeds zeer actief
als onderzoeker, met speciale focus op de relatie tussen wetenschap en
economische politiek. Zijn onderzoek richt zich steeds op vraagstukken
met een grote maatschappelijke relevantie.
Voor zijn medewerkers was De Kam een inspirerende leidinggevende met
een zeer grote inzet en betrokkenheid, die prestaties verwacht en
stimuleert tot goede prestaties, maar die daarnaast geïnteresseerd is
in het wel en wee van de medewerkers en voor hen als `praatpaal'
fungeert, omdat hij vrijwel altijd een luisterend oor heeft als
medewerkers bepaalde vragen of problemen hebben, of plannen willen
bespreken.
De Kam liet ook via de media zeer regelmatig zijn licht schijnen op
actuele vraagstukken van economische politiek. Momenteel is hij als
columnist van het economiekatern verbonden aan NRC-Handelsblad. Zijn
grote kracht schuilt, zowel in de krant als in de collegezaal, in het
in heldere taal duidelijk uitleg geven over ingewikkelde economische
vraagstukken. De Kam is een onafhankelijk en kritisch denker, die het
publieke belang altijd centraal stelt. Hij heeft een grote liefde voor
het vakgebied en hij weet die hartstocht met veel succes over te
brengen aan zijn studenten en promovendi.
Flip de Kam wordt Officier in de Orde van Oranje Nassau.
Prof.dr. J.M. Koolhaas
Jaap Koolhaas (Vlissingen, 1948) is hoogleraar Gedragsfysiologie bij
de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen. Sinds hij in 1975 aan de
RUG promoveerde, heeft hij zich gemanifesteerd als wetenschappelijk
expert op het gebied van gedragsbiologisch onderzoek. Zijn
wetenschappelijke werk is niet alleen van grote betekenis voor de
wetenschap, maar ook voor de maatschappij.
In zijn werk wist hij verschillende onderzoeksbenaderingen vruchtbaar
en op originele wijze te integreren: van neurowetenschappen,
endocrinologie en farmacologie tot en met de ethologie, psychologie en
evolutiebiologie. Naast `agressie en geweld' is een ander belangrijk
thema in het onderzoek van Koolhaas `individuele verschillen in het
omgaan met stress en gerelateerde persoonlijkheden bij dieren',
waarmee hij wereldfaam heeft verworven.
Gebaseerd op eerder werk aan genetische selectie heeft Koolhaas
overtuigend aangetoond dat agressie niet op zichzelf staat, maar
onderdeel uitmaakt van een heel syndroom van eigenschappen waarin
dieren (en mensen) als individuen van elkaar verschillen. Dit inzicht
heeft ertoe geleid dat individuele variatie in gedrag en fysiologie
sindsdien niet meer wordt gezien als statistische ruis, maar als
belangrijke biologische informatie. Ook was het een doorbraak in het
begrijpen van individuele verschillen in gevoeligheid voor stress,
ziektes en medicijnen.
Het hoofdredacteurschap dat Koolhaas sinds 1995 voert over Physiology
and Behaviour - het wetenschappelijke vaktijdschrift bij uitstek op
dit onderzoeksgebied - was in de eerste plaats een belangrijke
internationale erkenning. Bovendien heeft het Koolhaas in staat
gesteld een belangrijke bijdrage te leveren aan de internationale
ontwikkelingen binnen de gedragsfysiologie en aan de nationale en
internationale zichtbaarheid van het gedragsbiologisch onderzoek aan
de RUG.
Daarnaast heeft Koolhaas zich inspirerend ingezet voor de groei van
het onderwijs in de natuur- en levenswetenschappen van de faculteit
Wiskunde en Natuurwetenschappen, aanvankelijk als directeur onderwijs
van de afdeling Biologie, later in het bestuur van de hele faculteit.
Als facultair portefeuillehouder onderwijs ontwikkelde hij belangrijke
initiatieven die mede hebben geleid tot een nieuw, modern en
veelzijdig onderwijscurriculum en een opvallende groei in het aantal
nieuwe studenten van de faculteit. Zijn geesteskind, de RUG Discovery
truck, waarmee voorlichting gegeven wordt aan scholieren over de
bètawetenschappen, is een groot succes. Alleen al in de periode
2005/2008 zijn ruim 350 scholen bezocht en hebben meer dan 70.000
scholieren in de truck een practicum gedaan of een les gevolgd.
Koolhaas heeft altijd veel belang gehecht aan de vertaling van
resultaten van fundamenteel onderzoek naar de maatschappij, onder
andere blijkend uit zijn talrijke bijdragen voor het brede publiek.
Ook hield hij zich bezig met onderzoek naar het welzijn van
landbouwhuisdieren en naar de relatie tussen persoonlijkheid en
gedragspathologieën zoals depressie. In de moeizame maatschappelijke
discussie over het gebruik van diermodellen voor wetenschappelijke
doeleinden nam hij het voortouw. Landelijk speelde hij een belangrijke
rol in de ontwikkeling van ethisch bewustzijn rondom dit thema en was
hij betrokken bij de oprichting van de universitaire ethische
toetsingscommissie voor experimenten met dieren.
Jaap Koolhaas wordt benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau.
Prof.dr. T.A.F Kuipers
Theo Kuipers (Horst, 1947) is sinds 1988 hoogleraar
Wetenschapsfilosofie aan de RUG. Sinds 1975 verbonden aan de Faculteit
Wijsbegeerte, is hij uitgegroeid tot een internationaal
gezichtsbepalend persoon in de algemene wetenschapsfilosofie en één
van de belangrijkste wetenschapsfilosofen ter wereld. Zijn interesse
en werk beslaan niet alleen de filosofie, maar ook wetenschapsgebieden
als economie, psychologie, kunstmatige intelligentie en natuurkunde.
Nevenbenoemingen aan de faculteiten Wiskunde en Natuurwetenschappen en
Letteren onderstrepen dit.
Kuipers' onderzoek richt zich op de formele, logisch-wiskundige
analyse van wetenschappelijke kennis, met name de wijze waarop
wetenschappelijke kennis is gestructureerd. De grootste bekendheid
kreeg hij met zijn analyses van het begrip `waarheidsbenadering'.
Kuipers geldt als één van de twee werelddeskundigen op het gebied van
de waarheidsgelijkenis. Zijn ideeën zijn enorm invloedrijk: al een
kwart eeuw vormen ze de toetssteen voor alle theorieën op dit terrein.
Theorieën over waarheidsbenadering gaan over de vraag wat
wetenschappers bedoelen wanneer zij zeggen dat de ene empirische
theorie, bijvoorbeeld Einsteins relativiteitstheorie, beter is dan een
andere, bijvoorbeeld Newtons mechanica. Kuipers heeft niet alleen een
uiterst ingenieuze definitie van het begrip `waarheidsbenadering'
aangereikt, maar ook een buitengewoon inventieve definitie gegeven van
het concept `empirisch succes'. Negen jaar geleden formuleerde hij
zijn idee over waarheidsbenadering in het boek `From Instrumentalism
to Constructive Realism', dat wereldwijd lovend werd ontvangen. In
2001 zag zijn boek `Structures in Science' het licht. Tezamen geven
deze uitgaven een goed beeld van Kuipers' rijke en veelzijdige
bijdragen aan de wetenschapsfilosofie. De intensieve discussie die de
boeken mondiaal op gang brachten was aanleiding om twee delen van een
belangrijke wetenschapsfilosofische boekserie te wijden aan Kuipers'
werk: de `Essays in Debate with Theo Kuipers'. Recentelijk publiceerde
Kuipers ook over computationele benaderingen van abductie, en over de
rol die esthetische overwegingen spelen wanneer wetenschappers de ene
theorie verkiezen boven de andere.
Kuipers is dé persoon die het gezicht bepaalde van de Nederlandse
wetenschapsfilosofie. Het is aan zijn niet aflatende inzet te danken
dat wetenschapsfilosofie in Nederland van de grond kwam en later
uitgroeide tot een wereldwijd gerespecteerde discipline. Zijn werk is
van zeer hoog niveau, zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin.
Hij heeft aan de faculteit Wijsbegeerte en daarbuiten vele
bestuurlijke functies bekleed. Onder zijn vijf decanaat-periodes is de
faculteit tot grote bloei gekomen. Mede door zijn toedoen hebben
visitatiecommissies de Groningse filosofiefaculteit herhaaldelijk tot
de beste van Nederland uitgeroepen. Daarnaast was Kuipers initiator,
voorzitter, secretaris en lid van uiteenlopende nationale en
internationale wetenschappelijke commissies, waarbij hij zich een
uitzonderlijk goed manager van wetenschapsfilosofisch onderzoek
betoonde. Maar hij was ook de drijvende kracht achter de allereerste
filosofie-werkgemeenschap van NWO, waarvan de oprichting een enorme
impuls voor het wetenschapsfilosofische onderzoek in Nederland
betekende.
Kuipers' internationale netwerk is immens. Hij is `invited speaker' op
de belangrijkste congressen op zijn gebied, zeer actief in
verschillende commissies en besturen van de European Science
Foundation en zetelt al jaren in de redacties en redactieraden van
toptijdschriften. Zijn ruimdenkendheid en creativiteit maken van hem
een zeer geschikte promotor en co-promotor. Onder zijn leiding kwam
een groot aantal wetenschapsfilosofische proefschriften tot stand op
uiteenlopende gebieden zoals natuurkunde, biologie, psychologie,
economie, en rechtswetenschap. Hij is een uiterst warme, bescheiden
man. Een luisteraar, constructief in zijn ideeën en opmerkingen,
anderen stimulerend. Menig academisch en buitenacademisch
meningsverschil wist hij met succes te beslechten.
Theo Kuipers wordt benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse
Leeuw.
Prof.dr. M. Veenhuis
Marten Veenhuis (Hoogeveen, 1943), hoogleraar Eukaryote Microbiologie,
maakt sinds 1992 deel uit van het Groningen Biomolecular Sciences and
Biotechnology Institute (GBB), het grootste onderzoekinstituut binnen
de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen. Al eerder, vanaf 1968,
was Veenhuis betrokken bij taxonomisch onderzoek aan schimmels en
gisten. Dit onderzoek was zo succesvol dat het na enkele jaren in de
groep Microbiële Fysiologie uitmondde in een eigen onderzoeksprogramma
op het terrein van gist- en schimmelperoxisomen. Naast dit onderzoek
gaf Veenhuis leiding aan de faciliteit voor elektronenmicroscopie bij
Biologie. In 1995 werd het onderzoeksprogramma van Veenhuis als
zelfstandige basiseenheid Eukaryote Microbiologie opgenomen binnen het
GBB. Veenhuis werd in 2000 benoemd tot hoogleraar van deze groep.
Veenhuis heeft tijdens zijn wetenschappelijke carrière meerdere malen
de allerhoogste waarderingen voor fundamenteel onderzoek weten te
behalen. Verschillende publicaties van zijn hand zijn `klassiekers',
artikelen waarin onderzoek wordt beschreven dat tot vandaag van groot
belang is om taxonomische en evolutionaire verwantschappen te
verklaren en te begrijpen. Dat het werk van Veenhuis van bijzondere
waarde is voor wetenschappers op het terrein van de mycologie wordt
geïllustreerd door het feit dat in 2000 de nieuwe gistsoort
Trichosporon veenhuisii naar hem werd vernoemd.
Ook was Veenhuis een onderzoeker met open oog voor de praktijk, die
met veel succes zijn fundamentele expertise wist in te zetten in
samenwerkingsprojecten met bedrijven als DSM en Unilever. Bij DSM
(voorheen Gist-Brocades) ging het om onderzoek op het terrein van de
productie van penicilline en andere antibiotica door schimmels. Voor
Unilever is industriële toepassing van gisten en met name de soort
Hansenula polymorpha - een modelorganisme waaraan Veenhuis veel studie
heeft verricht - van enorm belang geweest voor de grootschalige
productie van eiwitten en enzymen die óf door de gist zelf
geproduceerd werden óf via genoverdracht uit een ander organisme
werden ingebracht. De kennis en vaardigheden van Veenhuis om de
productiecapaciteiten van deze gist optimaal te benutten, heeft de
samenwerking met Unilever bijzonder vruchtbaar gemaakt.
Nadat Veenhuis in 2005 gebruik maakte van de regeling om met vervroegd
pensioen te gaan, bleef hij actief binnen de onderzoeksgroep in een
adviserende en ondersteunende rol. Op basis van zijn expertise levert
hij concrete bijdragen aan de werving van additionele externe
financiering, bedoeld om het peroxisoomonderzoek verder uit te bouwen.
Als emeritus-hoogleraar is Veenhuis de vakgroep en het GBB een warm en
fanatiek kloppend onderzoekshart blijven toedragen.
Marten Veenhuis wordt benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse
Leeuw.
Prof.dr. F. Zwarts
Frans Zwarts (Den Haag, 1949) speelt sinds 2002 als Rector Magnificus
van de RUG een creatieve en bindende bestuurlijke rol binnen en buiten
de universiteit. Zwarts heeft als Rector Magnificus de ambitie van de
Groningse universiteit aangescherpt en het kwaliteitsbewustzijn van
onderwijs en onderzoek verhoogd. Na de invoering van het Bachelor
Master Model heeft hij het Major Minor model in de bachelorfase van de
studie ingevoerd. Onder zijn leiding is het interne kwaliteitsbeleid
structureel vorm gegeven. Hij is een groot voorstander van een actieve
inbreng van studenten in onderwijs en bestuur van de universiteit en
bewaakt de continuïteit in de omgang daarmee.
Verder speelde hij een beslissende rol in het internationaal
positioneren van de RUG. Hij heeft grote universitaire delegaties
geleid naar China, Indonesië, Mexico, Brazilië en Argentinië. Ook
realiseerde hij een sterke en intensieve relatie met de Universiteit
Uppsala (Zweden), gericht op het samen organiseren van onderwijs en
het gezamenlijk deelnemen aan onderzoekprogramma's. Onlangs werd die
samenwerking uitgebreid met de Universität Göttingen (Duitsland) en de
Universiteit Gent (België).
Het zijn de persoonlijke initiatieven en contacten van Zwarts als
Rector Magnificus die de basis leggen voor de ontwikkeling van deze
samenwerking. Zijn persoonlijke kwaliteiten maken hem een bijzonder
bestuurder, zijn communicatieve gaven betrekken grote groepen
medewerkers en studenten bij het wel en wee van de universiteit. Het
feit dat de Raad van Toezicht in 2006 besloot hem voor een tweede
periode te benoemen duidt op het grote draagvlak dat hij als
bestuurder geniet.
Zwarts is een eminent wetenschapper en is ook op dat gebied een
stimulerende persoonlijkheid. Hij beperkt zijn blik niet tot zijn
eigen vakgebied, maar zoekt actief en nieuwsgierig naar dwarsverbanden
met andere vakgebieden. Hij is niet alleen geïnteresseerd in de
fundamentele inzichten, maar ook in de toepassing van die kennis in de
samenleving. Het is zijn verdienste dat de taalkunde aan de
Rijksuniversiteit Groningen, nationaal en internationaal, een zeer
vooraanstaande plek heeft. Zwarts, vanaf 1987 hoogleraar aan de RUG,
maakte naam in de syntactische theorie en de semantiek; de
betekenistheorie van het Nederlands.
Vanuit die basis heeft hij zich verbreed in de samenwerking met andere
groepen binnen de universiteit waar de taalkunde mee te maken heeft,
c.q. kan hebben. Deze activiteiten hebben zich uitgebreid richting
psycholinguïstiek, neurologie en dyslexie.
Het NWO-project dyslexie, gestart in 1997, bevat een langlopend
onderzoek naar oorzaken en behandelmethoden van dyslexie. Zwarts heeft
een cruciale initiërende rol gespeeld bij de opzet en de start van dit
project.
Vanuit zijn brede invalshoek is het logisch dat Zwarts van 1999 tot
2002 wetenschappelijk directeur was van één van de grootste en zeker
de meest multi disciplinaire onderzoekschool van de Rijksuniversiteit
Groningen: de Graduate School for Behavioral and Cognitive
Neurosciences (BCN). In die hoedanigheid werd de bemoeienis met de
activiteiten van de medische faculteit versterkt. Dat heeft ertoe
geleid dat hij initiator en trekker was van de totstandkoming van het
Neuro Imaging Centre van de RUG/UMCG.
Frans Zwarts wordt Officier in de Orde van Oranje Nassau.
Laatst gewijzigd: 29 april 2009 12:07
Rijksuniversiteit Groningen