Uitspraken vastgesteld d.d. 17 april 2009
door mr. A. Herstel, voorzitter, mr. T.E. Klein, mw. drs. J.X.
Nabibaks, mw. E.H.C. Salomons, mr. A.H. Schmeink, leden, in
tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. F.G.
Jansma, plaatsvervangend secretaris.
X / M. de Vocht en het Brabants Dagblad
Uitspraak: gegrond
De klacht betreft het artikel "Udens College weert jongen", dat gaat
over een civielrechtelijke procedure die de ouders van klager hebben
aangespannen tegen een school die klager heeft geweigerd toe te laten.
In het artikel wordt de volledige naam van klager vermeld en is
persoonlijke informatie opgenomen.
De Raad overweegt dat in het algemeen geen bezwaar bestaat tegen
vermelding van de namen van de betrokken partijen in verslagen van een
openbare terechtzitting in een civielrechtelijke of
bestuursrechtelijke procedure. Toch kan het belang van een partij om
zoveel mogelijk onherkenbaar te blijven zo zwaar wegen dat van het
vermelden van de (volledige) naam moet worden afgezien. (zie punten
2.4.1. en 2.4.8. van de Leidraad van de Raad en vgl. onder meer: RvdJ
2005/7)
In de kort gedingprocedure waarvan verslag is gedaan, ging het erom
dat klager niet is toegelaten tot een school, omdat hij aan een
gedragsstoornis zou lijden en de school niet de juiste deskundigheid
in huis zou hebben om hem te kunnen begeleiden. Daarbij is tevens aan
de orde geweest dat de school een psychologisch onderzoek heeft
ingesteld, waaruit bleek dat klager mogelijk een oppositionele
gedragsstoornis heeft.
De vermelding van klagers psychologische (gedrags)gegevens acht de
Raad in dit geval journalistiek relevant. Echter, verweerders hadden
zich behoren te realiseren dat de herkenbaarheid van klager voor hem
onevenredig veel nadeel met zich zou kunnen brengen. Niet is gebleken
dat met de vermelding van klagers volledige naam een maatschappelijk
belang is gediend, dat bovendien zwaarder weegt dan het individuele
belang van klager. En voor zover al sprake zou zijn van een dergelijk
maatschappelijk belang, is niet gebleken dat verweerders op
verantwoorde wijze dat belang hebben afgewogen tegen het belang van
klager bij de bescherming van diens privacy. Het artikel had voor wat
betreft de aanduiding van klager geanonimiseerd kunnen worden, zonder
dat afbreuk zou zijn gedaan aan de inhoud en nieuwswaarde ervan. Dat
de volledige naam van klager reeds in een zodanig brede kring bekend
zou zijn geweest, dat het niet vermelden van die naam wegens de
algemene bekendheid van klager geen doel zou dienen - zoals
verweerders hebben betoogd - is niet aannemelijk geworden. Aldus is de
privacy van klager verder aangetast dan voor de berichtgeving
redelijkerwijs noodzakelijk was.
Trefwoorden:
· Privacy: vermelding persoonlijke gegevens
· Aard van de publicatie: verslaggeving rechtszaken
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/24
X / A. Stegeman (Noordkaap TV Producties B.V.)
Uitspraak: ongegrond
Klager maakt bezwaar tegen een aflevering van het televisieprogramma
`Undercover in Nederland' waarin aandacht is besteed aan hulpverleners
die via internet (gratis) zorg aanbieden aan ouders en kinderen met
problemen, zonder dat hun werk op enigerlei wijze wordt gecontroleerd.
In de uitzending zijn delen van telefoongesprekken en
e-mailcorrespondentie tussen klager en een fictief meisje (`Iris')
weergegeven en is een gesprek tussen klager en Stegeman uitgezonden.
Allereerst heeft klager gesteld dat ongefundeerde ernstige
beschuldigingen aan zijn adres zijn geuit, zonder voldoende toepassing
van wederhoor. Anders dan klager heeft betoogd, is in de uitzending
niet gesuggereerd dat klager een veroordeelde pedofiel is dan wel dat
hij in het bezit zou zijn van kinderporno. Van onjuiste berichtgeving
ter zake is derhalve geen sprake. Wel is in de uitzending aandacht
besteed aan de handelwijze van klager als hulpverlener. Daarbij is aan
de orde gesteld dat klager gesprekken voert met een minderjarige
hulpzoekende waarbij hij naakt voor zijn webcamera zit en dat hij
heeft aangedrongen op een persoonlijke ontmoeting met die
minderjarige. In dat verband overweegt de Raad dat het maatschappelijk
relevant en journalistiek geboden kan zijn om journalistiek onderzoek
te verrichten naar de mogelijke betrokkenheid van klager bij onoorbare
praktijken. Het is immers een taak van de pers om misstanden aan de
kaak te stellen. Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de
uitzending is gebaseerd op eigen onderzoek, dat hij naar aanleiding
van waarschuwingen van anonieme bronnen heeft verricht. Hij heeft
bovendien voorafgaand aan de uitzending contact met klager gehad en
deze daarbij geconfronteerd met de door hem verkregen informatie. De
reactie van klager is ook in de uitzending verwerkt. Aldus bestaat
geen grond voor het oordeel dat verweerder op dit punt journalistiek
ontoelaatbaar heeft gehandeld. (zie punt 2.3.1. van de Leidraad van de
Raad)
Verder overweegt de Raad dat klager in de uitzending is aangeduid als
`hulpverlener'. Zijn naam en woonplaats zijn niet vermeld, hij is niet
herkenbaar in beeld gebracht, zijn stem is vervormd en de beelden van
zijn camper en woning zijn onherkenbaar gemaakt door zogeheten
`wipes'. Het is dan ook niet aannemelijk dat klager, door de wijze
waarop hij in beeld is gebracht, voor het grote publiek herkenbaar is.
Er bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder het belang van
klager bij de bescherming van zijn privacy onvoldoende heeft afgewogen
tegen het maatschappelijk belang dat met de publicatie is gediend.
Aldus kan niet worden geconcludeerd dat klagers privacy door de
uitzending disproportioneel is geschaad. Dat klager wellicht door een
beperkte groep uit zijn directe omgeving in de uitzending is herkend,
kan daaraan niet afdoen. (zie punt 2.4.1. van de Leidraad en vgl.
onder meer RvdJ 2009/14)
Klager heeft voorts gesteld dat verweerder onzorgvuldig heeft
gehandeld door delen van telefoongesprekken tussen klager en `Iris'
uit te zenden, beelden te gebruiken die met verborgen
opname-apparatuur zijn opgenomen en beelden van zijn webcamera uit te
zenden. Verweerder heeft met de uitzending kennelijk beoogd de kijker
te informeren omtrent vermeende misstanden in (gratis) hulpverlening
die op internet wordt aangeboden. De Raad acht het aannemelijk dat
verweerder zonder toepassing van de gevolgde werkwijze niet aan het
licht had kunnen brengen of bedoelde misstand al dan niet bestaat. Dat
neemt niet weg dat bij uitzending van het materiaal dat op deze basis
is verkregen, zeer zorgvuldig te werk dient te worden gegaan. Voordat
tot openbaarmaking wordt besloten, moeten degenen die daarvoor
journalistiek verantwoordelijk zijn, een zorgvuldige afweging maken
tussen het belang van vrijheid van meningsuiting en het recht op
privacy. Een besluit om gebruik te maken van verborgen
opname-apparatuur en de opnamen vervolgens uit te zenden is slechts
voldoende verantwoord, als de belangen die daarbij gediend zijn in
ruime mate opwegen tegen de inbreuk die door de opnamen wordt gemaakt
op rechten en rechtmatige belangen van de betrokkenen. Zoals de Raad
hiervoor heeft overwogen, is klagers naam niet vermeld en is zijn stem
vervormd. Voorts zijn de uitgezonden beelden grotendeels onscherp en
is klager niet herkenbaar in beeld gebracht. Bovendien heeft
verweerder klager geconfronteerd met het verzamelde materiaal en hem
in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Ook op dit punt is de
klacht ongegrond. (zie punten 2.1.5., 2.1.6. en 2.4.3. van de
Leidraad)
Ten slotte heeft klager gesteld dat verweerder ten behoeve van de
uitzending een incident heeft uitgelokt. Verweerder heeft naar
aanleiding van waarschuwingen van verschillende bronnen eigen
onderzoek verricht naar de handelwijze van klager. Om zich een zo
volledig mogelijk en controleerbaar beeld te kunnen vormen van dit -
reeds aanwezige - nieuwsfeit, heeft verweerder via de zogenaamd
hulpzoekende `Iris' contact gelegd met klager in zijn rol als
hulpverlener. Aldus kan niet worden geconcludeerd dat verweerder met
zijn handelwijze een incident heeft uitgelokt met de kennelijke
bedoeling nieuws te creëren. Voor zover juist zou zijn dat klager
eerder bekend was met het feit dat `Iris' niet bestond, heeft hij er
kennelijk zelf voor gekozen `het spel mee te spelen'.
Een en ander leidt tot de slotsom dat verweerder geen grenzen heeft
overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van de journalistieke
verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: bandopnames, hoor en wederhoor,
verborgen camera-techniek
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Privacy: televisie, vermelding persoonlijke gegevens
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/25
---
Raad voor de Journalistiek