Universiteit Leiden


* Nieuws

`Tijdvakken zijn een erbarmelijk instrument'

Neerlandica Olga van Marion doet vanuit een nieuw perspectief onderzoek naar de literatuur van de Gouden Eeuw. Met haar Veni-beurs kreeg ze erkenning voor haar ideeën. `De middeleeuwen maakten evenals de klassieke oudheid deel uit van de literaire wereld in de vroegmoderne tijd. Hoe weten we nog niet.'

Volgens onderzoeker Olga van Marion hield de populariteit van ridderlijke idealen niet op aan het eind van de middeleeuwen. Proza had echter op dat moment geen grote reputatie. Die was toebedeeld aan de dichtkunst. Maar ondertussen las iedereen die lezen kon prozaromans uit de middeleeuwen.

Gelukkig voorbij
Op school wordt geleerd dat er na de middeleeuwen een breuklijn ligt in de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Aan de andere kant van die breuklijn begint de vroegmoderne tijd (16e, 17e en 18e eeuw) die, volgens de handboeken, in het teken van de renaissance en het classicisme staat. De middeleeuwen worden dan beschouwd als een in cultureel opzicht gebrekkige, gelukkig voorbije tijd waar niet veel aandacht meer voor is. Pas in de negentiende eeuw zouden de middeleeuwse literaire teksten zijn `herontdekt'.

Ander perspectief

Van Marion gaat ervan uit dat de middeleeuwse teksten in de vroegmoderne tijd nog veel werden gelezen, gespeeld en gezongen, bewerkt en in elk geval bewaard. Maar door wie en op welke manieren? Anders dan in de Zuidelijke Nederlanden, Frankrijk en Engeland is daar voor ons gebied weinig over bekend. Hoe is er in de renaissance omgegaan met teksten en thema's uit het nabije verleden? Werd het literaire erfgoed van de voorouders uit de periode die later de `middeleeuwen' is gaan heten, als `anders' opgevat of meer als `eigen'?

Olga van Marion: `Als letterkundigen hebben we ons teveel gericht op wat nieuw was in de vroegmoderne tijd. De `romannetjes' hebben we verwaarloosd.'

Beeldvormingsonderzoek
Om daar achter te komen is zij in januari begonnen met het Veni-project Indigenous roots of the Dutch Renaissance. A study of the conceptions of the medieval in early modern Dutch literature. Concreet zoekt ze naar opvattingen over de middeleeuwse cultuur zoals die te vinden zijn in vroegmoderne literaire teksten, voorredes en traktaten. Het gaat om beeldvormingsonderzoek, gecombineerd met de vragen en verworvenheden uit het internationale vakgebied van de Studies in Medievalism, toegepast op de Noordelijke Nederlanden vanaf het begin van de Republiek. Het algemeen aanvaarde idee dat de nieuwe politieke verhoudingen gepaard gingen met een radicale literaire breuk met het verleden, zal ze uitvoerig ter discussie stellen. Van Marion gaat uit van continuïteit en wil in kaart brengen hoe er tegelijkertijd en niet zelden in contrast met het classicisme en humanisme in de renaissance omgegaan werd met en gedacht werd over het middeleeuwse erfgoed, in poëzie en in proza.

Harde cesuur
De lezers en schrijvers in de vroegmoderne tijd hadden veel waardering voor de middeleeuwse liederen en romans, met name voor de nog lange tijd veelgedrukte, door hoog en laag gezongen en gelezen werken - liederen, de geliefde oude ridderromans, maar ook de avonturenverhalen die in de vroege verlichting populair waren. En het allerhardste `bewijs': de in 1638 geopende nieuwe schouwburg van Amsterdam programmeerde in het eerste seizoen uitsluitend stukken met middeleeuwse personages en politieke intriges, zoals Vondels Gysbreght van Aemstel. Van Marion: `De schouwburg gebruikte dus de middeleeuwen om publiek te trekken. En er zijn veel meer aspecten te onderzoeken: in welke vorm zijn de oude ridderidealen terug te vinden, hoe keek men aan tegen het middeleeuwse taalgebruik in de oude bronnen, welke boeken werden genoemd in de eerste aanzetten tot een literaire canon, een verschijnsel dat in de 17e eeuw de kop op stak en zich in de 18e eeuw verder ontwikkelde? Werden populaire middeleeuwse dichters nog vaak geciteerd?'

Is een harde cesuur eigenlijk wel mogelijk in een literatuurgeschiedenis? `Nee, dat kan ook helemaal niet', zegt Van Marion. `Tijdvakken zijn een erbarmelijk instrument binnen ons vakgebied.'

Theodore Rodenburgh publiceerde in 1638 het toneelstuk Vrou Iacoba, Erf-Gravinne van Hollandt. Jacoba van Beieren was een middeleeuwse figuur maar het toneelstuk is door Rodenburgh op moderne leest geschoeid. Het bevat elementen van een historiestuk, treurspel en blijspel. Modern was dat met een draaibaar decor werd gewerkt, getuige deze aanwijzing tussen twee scènes: Het Toonneel wert binnen verciert met willegen... en tegen dat Vrou Iacoba uyt sal komen alleen met van Borsele so keert het Toonneel. Vrou Iacoba ging op 23 maart 1638 in de nieuwe schouwburg in Amsterdam in première. Het toneelstuk werd meteen ook in druk uitgebracht bij Dirck Cornelisz. Houthaeck, de huisuitgever van de schouwburg. In het onderzoek van Van Marion zal de aanpassing van middeleeuwse graven en gravinnen aan de vroegmoderne tijd en literaire modes een belangrijk thema zijn.

Deelnemers aan de cultuur
Met haar Veni-subsidie wil Van Marion in de literatuur van de vroegmoderne tijd gaan bekijken hoe men toen tegen de middeleeuwen aankeek. Hierbij wil ze verbanden leggen met de resultaten van internationaal onderzoek. `Literaire teksten zijn "actieve deelnemers" aan de cultuur waaruit ze voortkomen', zegt Van Marion. `Ze beïnvloeden de maatschappelijke, politieke en poëticale opvattingen van hun tijd en worden daar op hun beurt ook weer door beïnvloed. Literaire teksten nemen ook positie in ten opzichte van de literaire erfenis. Zo werden in de vroegmoderne tijd middeleeuwse figuren de ene keer neergezet als strijders voor politieke vrijheid en de andere keer als tirannen. Oude teksten zijn soms verworpen als bijgelovig of `te katholiek', dan weer als voorbeeldig beschouwd vanwege het beschreven zedelijk gedrag of het zuivere taalgebruik. En: hoe ging de waardering van de middeleeuwen samen met het humanisme en classicisme?'

Weerstand
Is het niet opmerkelijk dat er zo weinig is gekeken naar de middeleeuwse aspecten van de vroegmoderne literatuur? `Dat is het zeker', zegt Van Marion. `Vooral ook omdat er van alle kanten onderzoeksresultaten beschikbaar zijn - van de kant van historici en boekwetenschappers tot anglisten, romanisten, kunsthistorici en godsdienstwetenschappers. Er kan veel internationaal vergelijkend onderzoek worden gedaan. Maar er bestaat onder letterkundigen nog weerstand tegen publiceren in het Engels, waardoor de aansluiting met onderzoekers in het buitenland niet volledig is. Een andere oorzaak is dat we ons als letterkundigen teveel hebben gericht op wat nieuw was in de vroegmoderne tijd en de `romannetjes' verwaarloosd hebben. Er gaat meer aantrekkingskracht uit van de elitecultuur. En: dit is maar een klein vakgebied met weinig onderzoekers, we hebben meer menskracht nodig'.

De Historie van Floris ende Blancefleur is een verkorte prozabewerking van een middeleeuws gedicht. Het boek werd tot ver in de vroegmoderne tijd verslonden en herdrukt, onder meer door de Amsterdamse drukker Ot Barentsz Smient die veel middeleeuwse verhalen in zijn fonds had. De afbeelding toont de titelpagina van een uitgave uit 1642. Ridderlijke idealen die in de roman weerspiegeld worden zijn onder meer beschaafde omgangsvormen en respect voor de vrouw.

Vernieuwingsimpuls werkt
Van Marion is niet alleen blij met haar Veni-subsidie, ze omarmt het fenomeen `vernieuwingsimpuls': `Ik vind het helemaal niet zo gek om geld af te scheiden en dat toe te kennen aan vernieuwend onderzoek', zegt ze. `Op mijn gebied is sprake geweest van een beperkte visie. Met die subsidie kan ik nieuwe hypotheses onderzoeken.'

Van Marion, en met haar een flink aantal collega's, wil de ramen van de Nederlandse literatuurgeschiedenis open gooien. En samenwerken. Met Engels, Frans, Geschiedenis, Boekwetenschap, Mediëvistiek, Neolatijn. Met verschillende andere literatuurhistorici is ze begonnen aan een Vondelproject. In het Engels, voor een internationaal publiek. En een bundel met werk van Nederlandstalige dichteressen, in het Engels vertaald. En er loopt een onderzoeksproject voor de vroegmoderne roman, ook voor de internationale markt. Haar ogen glimmen. En dan is ze door de lezingen en media-optredens waarvoor ze sinds de toekenning van de Veni in binnen- en buitenland wordt gevraagd, nog maar mondjesmaat aan haar onderzoek toegekomen.

(28 april 2009/CH)

Webredactie - 28/04/2009