Wageningen Universiteit en Researchcentrum
agenda > nieuws > antibioticumresistentie in dieren neemt toe
Antibioticumresistentie in dieren
neemt toe
28 apr 2009
Het gebruik van antibiotica in dieren en antibioticumresistentie in
bacteriën in dieren neemt nog steeds toe. Dat concluderen
onderzoekers*) in het vandaag verschenen rapport MARAN 2007
(Monitoring of Antimicrobial Resistance and Antibiotic Usage in
Animals in the Netherlands). Het onderzoek is gedaan onder leiding van
Prof. Dr. Dik Mevius, hoofd van het nationaal referentielaboratorium
voor antimicrobiële resistentie in dieren van het Centraal Veterinair
Instituut van Wageningen UR. Â
Het antibioticumgebruik op voorschrift van een dierenarts in
voedselproducerende dieren in Nederland is in het afgelopen decennium
bijna verdubbeld. Waarschijnlijke oorzaken voor deze toename zijn het
verbod op het gebruik van antibiotica als groeibevorderaar en de
schaalvergroting van de veehouderijbedrijven. De kwaliteit van het
diervoer staat bovendien onder druk door hoge prijzen van grondstoffen
op de wereldmarkt en het verbod om dierlijk eiwit in het diervoer toe
te voegen. Dit kan de verteerbaarheid van het voedsel in de darm
negatief beïnvloeden, wat gecompenseerd wordt door gebruik van
antibiotica. De continue toename van gebruik is des te opvallender
omdat er momenteel een intensief debat plaatsvindt over de negatieve
effecten en volksgezondheidsrisicoâs van het antibioticumgebruik in de
dierlijke productie. De resistentieniveaus nemen tegelijkertijd toe,
zowel voor individuele antibiotica als multiresistentie. Â
Naast het veelvuldig voorkomen van MRSA (een bacterie die resistent is
tegen meerdere soorten antibiotica) in Nederlandse voedselproducerende
dieren, is vooral de snelle toename van Extended Spectrum
Beta-Lactamase producerende bacteriën (ESBLâs), vooral in pluimvee en
pluimveevlees, een reden voor zorg. Ook bij de mens wordt een toename
van ESBLâs gezien bij bijvoorbeeld urineweginfecties, maar ook in het
ziekenhuis. Deze ESBLâs zijn ongevoelig voor heel belangrijke
antibiotica, waardoor tijdens een infectie de kans op goed herstel
kleiner wordt. Deze toename wordt zowel gezien in de darmflora van
vleeskuikens, in Salmonella uit vleeskuikens en in mindere mate ook in
Salmonella uit de mens. In vergelijking met de diergerelateerde MRSA
is er een verschil in het risico van het verkrijgen van ESBLâs. MRSA
wordt voornamelijk overgedragen naar de mens via direct contact,
terwijl voor de ESBLâs de voedselketen waarschijnlijk een rol speelt
in de verspreiding: de genen liggen op mobiele genetische elementen
die overdraagbaar zijn binnen en tussen bacteriespecies.
Projecten die de genetische verwantschap van ESBLâs uit dieren en
mensen onderzoeken zijn inmiddels gestart. Â
*) Aan het rapport hebben verschillende organisaties meegewerkt: het
Centraal Veterinair Instituut van Wageningen UR, het RIVM, de VWA, het
LEI van Wageningen UR, de Faculteit Diergeneeskunde van de
Universiteit Utrecht en de Gezondheidsdienst voor Dieren. Het
onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit (BAS-nummer: WOT-01-002-03.02).
Het volledige rapport is hier te vinden. Â