Ministerie van Defensie
Ministerie van Defensie
Postbus 20701
2500 ES Den Haag
Telefoon (070) 318 81 88
Fax (070) 318 78 88
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR Den Haag
Datum 27 april 2009
Ons kenmerk DRMV/2009006010
Onderwerp Antwoorden op vragen van de vaste commissies voor
Defensie en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit inzake
voortgang van de evaluatie laagvlieggebieden.
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op vragen van de vaste commissies van Defensie en
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit inzake voortgang van de evaluatie laagvlieggebieden
(ingezonden 26 maart 2009 met kenmerk 31700-XIV-129/2009D14688).
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
drs. J.G. de Vries
Pagina 1/11
Ministerie van Defensie
Antwoorden op de vragen van de vaste commissies van Defensie en Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit inzake voortgang van de evaluatie laagvlieggebieden
(ingezonden 26 maart 2009 met kenmerk 31700-XIV-129/2009D14688).
1.
Herinnert u zich dat u in het tweede Structuurschema Militaire Terreinen (SMT) deel 2/3
heeft aangegeven dat u van plan was in 2005 de laagvliegevaluatie uitgevoerd te
hebben ("Het kabinet gaat er vanuit dat de evaluatie in 2005 uitgevoerd kan zijn. Dan
kan een verantwoorde keuze gemaakt worden over het aantal, de ligging, de omvang
en eventuele aanpassing van de laagvlieggebieden.")? Kunt u beschrijven wat er is
ondernomen om te komen tot een dergelijke evaluatie en waarom deze in 2009 nog
steeds niet afgerond is? Waarom heeft deze belangrijke evaluatie ruim vier jaar
vertraging? Wanneer zult u de evaluatie afronden en welke stappen moet u daartoe
nog nemen? Hoe lang gaat het duren voordat u op basis van deze evaluatie besluiten
neemt over het aantal, de ligging, de omvang en eventuele aanpassing van
laagvlieggebieden?
Bij de evaluatie van de laagvlieggebieden worden twee aspecten beschouwd:
natuuraspecten en mogelijke overlast voor mensen. Door het Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is aan Alterra gevraagd om inzicht te geven in mogelijke
effecten van laagvliegen op natuurwaarden. Het resultaat daarvan is het Alterrarapport 1725
`Quick-scan verstoring fauna door laagvliegen`. Door de Koninklijke Luchtmacht is voor de
evaluatie een overzicht van het gebruik van de laagvlieggebieden en routes opgesteld.
Daarmee zijn de bouwstenen voor de evaluatie van de laagvlieggebieden geleverd. In
overleg met de ministeries van LNV en VROM, medeondertekenaar van het SMT-2, wordt de
uiteindelijke evaluatie vastgesteld. Ik streef ernaar om deze evaluatie dit najaar te voltooien.
Eventuele wijzigingen zullen daarna uitgevoerd worden.
Pagina 2/11
Ministerie van Defensie
Kunt u aangeven in hoeverre de toezegging, gedaan door de staatssecretaris van
Defensie in 1998, dat de Koninklijke Luchtmacht de beschermde natuurgebieden onder
het laagvlieggebied De Peel voortaan zou mijden, wordt nagekomen wanneer in het
tweede SMT deel 2 en 3 het voornemen staat om de omvang en ligging van de
laagvlieggebieden voor helikopters ongewijzigd te laten?
De toenmalig Minister van LNV heeft op 16 februari 1998 in antwoord op de vragen van de
leden Swilders-Rozendaal en Huys gesteld dat, vooruitlopend op een algehele herziening
van de ligging van laagvlieggebieden, nadere afspraken zouden worden gemaakt tussen het
Ministerie van Defensie en de provincies Noord-Brabant en Limburg om de
natuurmonumenten en stiltegebieden binnen laagvlieggebied GLV VIII in gevoelige periodes
zoveel mogelijk te mijden om hiermee met name de kraanvogels te ontzien.
Bij brief van 30 juni 1998 (in afschrift verstuurd aan de colleges van Gedeputeerde Staten
van Noord-Brabant en Limburg) heeft de toenmalige staatssecretaris van Defensie aan de
Bevelhebber der Luchtstrijdkachten verzocht om, tot een herziening van het SMT, het gebruik
van GLV VIII zodanig aan te passen dat de beschermde natuurmonumenten vermeden
worden.
Bij brief van 13 december 2001 aan het college van Gedeputeerde Staten van Limburg heeft
het ministerie van Defensie een nadere uitleg gegeven van de door Defensie gevolgde
gedragslijn. Daarbij wordt gewezen op het feit dat het aantal beschermde
natuurmonumenten in Nederland zo groot is dat teveel laagvlieggebieden onbruikbaar
zouden worden indien deze gebieden allemaal gemeden zouden moeten worden. Om die
reden is de aandacht met name gericht op het ontzien van kraanvogels. Besloten is een
absoluut vliegverbod in het gebied in te stellen gedurende de tijd dat de aanwezigheid van
kraanvogels mogelijk is.
In de afgelopen jaren is laagvlieggebied GLV VIII ongeveer 50 uren per jaar gebruikt.
Pagina 3/11
Ministerie van Defensie
2.
Wanneer kan de Kamer de passende beoordeling van onderzoeksinstituut Alterra
verwachten?
Het onderzoeksinstituut Alterra heeft in opdracht van het ministerie van LNV een studie
uitgevoerd naar verstoring van natuurwaarden als gevolg van militaire vliegactiviteiten
("Quick-scan verstoring fauna door laagvliegen", Alterrarapport 1725). Dit rapport is geen
passende beoordeling, omdat het slechts in algemene zin ingaat op de mogelijkheid van
verstorende effecten als gevolg van militaire vliegactiviteiten en geen conclusies trekt over de
effecten van militaire vliegactiviteiten in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen en de
staat van instandhouding van de betrokken natuurgebieden.
Ik heb overigens wel het voornemen om voor bepaalde militaire vliegactiviteiten een
passende beoordeling uit te laten voeren, waarbij het geen uitgemaakte zaak is dat Alterra de
opdracht krijgt. Ik heb de Kamer (antwoorden op Kamervragen 2009Z05063 en op vragen
van het lid Van Velzen van 28 januari 2008 met kenmerk 1569) al eerder op de hoogte
gesteld van mijn voornemen om een Natuurbeschermingswetvergunning aan te vragen voor
alle militaire vliegactiviteiten in Nederland, in en rondom Natura 2000 gebieden. Er wordt in
dat kader voor alle militaire vliegactiviteiten een voortoets uitgevoerd. Op basis van de
uitkomsten van de voortoets kan geconcludeerd worden voor welke activiteiten al dan niet
een passende beoordeling noodzakelijk is.
Ik verwacht dat de voortoets en de passende beoordeling, en daarmee de ecologische
onderbouwing voor de vergunningaanvraag, midden 2010 gereed zijn. Deze passende
beoordeling wordt niet afzonderlijk aan de Kamer aangeboden. In aanloop naar de definitieve
vergunningverlening is inspraak mogelijk voor belanghebbenden.
3.
Wat gaat u doen om de beperkingen tegen te gaan van het Alterra rapport zoals u dat
in reactie op de 'Quick-scan verstoring fauna door laagvliegen' (Alterra-rapport 1725)
liet weten
Pagina 4/11
Ministerie van Defensie
("De door Alterra verrichte studie geeft overigens slechts inzicht in de mogelijkheid
van het optreden van verstorende effecten op natuurwaarden in absolute zin, zonder
deze effecten te relateren aan instandhoudingdoelstellingen voor specifieke Natura
2000-gebieden, plaatselijke omstandigheden als milieu- en watercondities of
mogelijkheden om (anders dan met betrekking tot het vliegen zelf) mitigerende
maatregelen te treffen. Het nu voorliggende rapport geeft dan ook geen inzicht in de
noodzaak om de maatregelen die het voorstelt ook daadwerkelijk te treffen." )? Welke
gevolgen heeft deze opmerking voor de voortgang van de laagvliegevaluatie? Wat gaat
u doen om inzicht te krijgen in de mogelijkheid van het optreden van verstorende
effecten op natuurwaarden in niet-absolute zin? Wat gaat u er aan doen om deze
effecten te kunnen relateren aan instandhoudingdoelstellingen voor specifieke Natura
2000-gebieden, aan plaatselijke omstandigheden als milieu- en watercondities of
mogelijkheden om (anders dan met betrekking tot het vliegen zelf) mitigerende
maatregelen te treffen? Wat gaat u doen om inzicht te krijgen in de noodzaak om de
maatregelen die het rapport voorstelt ook daadwerkelijk te treffen? In hoeverre is
bovenstaande geciteerde tekstpassage ook van toepassing op voortoetsen en
passende beoordelingen in het kader van de Natuurbeschermingswet (Nb-wet)?
Zie ook antwoord op vraag 2. In de genoemde voortoets en passende beoordeling komen de
instandhoudingsdoelstellingen per gebied, evenals de staat van instandhouding en
plaatselijke milieuomstandigheden aan de orde. De effecten worden ook bezien in relatie tot
andere vormen van (bestaand) gebruik dat plaatsvindt in de betreffende gebieden. De
beoordeling is zo breed omdat het denkbaar is dat in bepaalde gebieden problemen met de
staat van instandhouding niets met verstoring te maken hebben, maar met milieuproblemen
(bijvoorbeeld verdroging). Uit deze onderbouwing volgen, indien nodig, mitigerende
maatregelen. Die hebben uiteraard betrekking op de militaire vliegactiviteiten zelf.
4.
Acht u empirisch onderzoek noodzakelijk voor het vaststellen van de mogelijke
effecten op de instandhoudingdoelstellingen van een activiteit in een Natura 2000
gebied?
Pagina 5/11
Ministerie van Defensie
Na de voortoets verwacht ik hier meer duidelijkheid over te kunnen geven. Op dit moment
weet ik dit nog niet.
5.
Kunt u aangeven of de minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit voornemens
is om de aanbevelingen en maatregelen uit het Alterra-rapport (1725) over te nemen?
Zo nee, waarom niet en in welk stadium dan wel?
Het overnemen van de aanbevelingen en maatregelen uit dit rapport is niet op voorhand aan
de orde. Uit de bovengenoemde voortoets en passende beoordeling zal blijken in hoeverre
het treffen van deze maatregelen noodzakelijk is.
6.
Waarom worden sinds 2002 niet meer het aantal vliegbewegingen bij de Vliehors
bekend gemaakt in het Jaarboek Waddenzee? Bent u voornemens om dit met
terugwerkende kracht alsnog te publiceren? Zo nee, waarom niet?
Sinds 2002 verschijnt de informatie van de Waddenoverheden niet meer in het gedrukte
jaarboek Waddenzee, maar in op Interwad (www.waddenzee.nl). Er is geen bijzondere reden
dat daarbij geen aantallen vliegbewegingen op de Vliehors zijn opgenomen.
7.
Deelt u de mening dat militaire activiteiten in het Waddengebied effect kunnen hebben
op de Noordzeekustzone, de Waddenzee en de Waddeneilanden?
Of en in welke mate er sprake is van effecten van (grondgebonden) militaire activiteiten, zal
blijken uit het Natura 2000 beheerplan voor het Waddengebied. De Noordzeekustzone, de
Waddenzee en de Waddeneilanden maken deel uit van dat beheerplan. De toekomstige
vergunning voor militaire vliegactiviteiten zal duidelijkheid geven over de effecten van deze
activiteiten in genoemde gebieden.
Pagina 6/11
Ministerie van Defensie
8.
Waarom is er nog steeds geen consultatiegroep voor militaire activiteiten bij de
totstandkoming van het Natura 2000 beheerplan voor de Waddenzee en
Noordzeekustzone, zoals vooraf wel is aangekondigd? Bent u ook van mening dat een
consultatiegroep, zoals voor elke relevante activiteit in de Waddenzee en
Noordzeekustzone, ook voor militaire activiteiten noodzakelijk is, wanneer deze
militaire activiteiten een invloedssfeer hebben op een enorm groot gebied?
Een consultatiegroep voor militaire activiteiten bleek bij nader inzien niet noodzakelijk, en is
niet bijeengekomen, omdat Defensie als Bevoegd Gezag voor haar eigen terreinen bij het
begin van het project al ver gevorderd was met de uitvoering van effectenanalyses van
bestaand militair gebruik. Dat geldt ook voor natuurtoetsen van militaire activiteiten buiten
eigen terrein.
De resultaten hiervan worden bekend gesteld aan de voortouwnemers
(Rijkswaterstaat/LNV//Provincie Friesland) van het integraal Natura 2000 beheerplan en
vormen het uitgangspunt voor de nog uit voeren cumulatietoets van alle activiteiten binnen de
Waddenzee en de Noordzeekustzone.
Voor de afstemming neemt Defensie deel aan de door LNV ingestelde klankbordgroepen
voor de duinen van Texel en Vlieland.
9.
Hoe worden de nadere analyses voor de militaire activiteiten uitgevoerd ten behoeve
van de Natura 2000 beheerplannen Waddenzee en Noordzeekustzone? Zijn deze al
klaar? Indien deze al klaar zijn, kunt u deze delen met de Kamer? Wanneer kan de
Kamer deze beheerplannen verwachten? Hoe gaat u verder aan de slag met de nadere
analyse? Wordt de methodiek voor de nadere analyse die u gebruikt afgestemd met de
aanpak die het consortium aan onderzoekbureaus gebruikt die de nadere analyses
voor alle andere sectoren uit gaat voeren?
Pagina 7/11
Ministerie van Defensie
In het kader van de Natura 2000 beheerplannen voor de Waddenzee en Noordzeekustzone
wordt al het bestaand gebruik getoetst aan de voor dat gebied aangewezen
instandhoudingsdoelstellingen. Het tijdspad waarin dat gebeurt, is mede afhankelijk van de
planning die is opgesteld voor de betreffende Natura 2000 beheerplannen. Voor beide Natura
2000 beheerplannen is het Ministerie van Verkeer en Waterstaat voortouwnemer en is
daarmee procesverantwoordelijk voor de totstandkoming van de desbetreffende
beheerplannen. Door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is in samenwerking met het
Ministerie van LNV een nadere analyse van het bestaand gebruik in deze gebieden
uitbesteed aan een consortium van onderzoekbureaus. Voor een goede afstemming neemt
het Ministerie van Defensie deel aan de landelijke projectgroep die dit project begeleidt. Zoals
gezegd worden militaire vliegactiviteiten apart getoetst in aanloop naar een
vergunningaanvraag hiervoor.
10.
Levert u alle relevante informatie over mogelijke effecten op de instandhoudingdoelen
van de Waddenzee en Noordzeekustzone op tijd aan in het proces van de
totstandkoming van het beheerplan, zodat het kan mee worden gewogen in de
cumulatietoets?
Het Ministerie van Defensie is mede bevoegd gezag voor het Natura 2000 beheerplan
Waddenzee. Het bestaande (grondgebonden) militaire gebruik in het Waddengebied, en de
Noordzeekustzone, wordt meegenomen in het proces voor de totstandkoming van dat
beheerplan. Het Ministerie van Defensie werkt hierbij samen met de voortouwnemers en zal
de benodigde relevante informatie voor de totstandkoming van het beheerplan aanleveren.
Kunt u garanderen dat ook de effecten van de vliegbewegingen op de Waddenzee en
Noordzeekustzone die vallen onder de Nb-wetvergunning voor militair
vliegbewegingen op tijd worden aangeleverd, zodat ze kunnen worden meegenomen in
de totale cumulatietoets? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Defensie heeft besloten om voor alle militaire vliegactiviteiten een
landelijke Natuurbeschermingswetvergunning aan te vragen.
Pagina 8/11
Ministerie van Defensie
Dit betekent dat deze vliegactiviteiten niet in het kader van de Natura 2000 beheerplannen
worden getoetst. Beide trajecten hebben een eigen tijdspad. Met de voortouwnemer van
beide Natura 2000 beheerplannen wordt over de inhoud en het proces overlegd. Over
uitwisseling van gegevens in het kader van de nadere effectenanalyse heb ik reeds
afspraken gemaakt met de voortouwnemer. De effecten van militaire vliegactiviteiten op de
instandhoudingsdoelstellingen in het Waddengebied en de Noordzeekustzone zullen in
cumulatie met de andere activiteiten getoetst worden. Dat kan in het kader van de Natura
2000 beheerplannen, maar ook in het kader van de Natuurbeschermingswetvergunning,
afhankelijk van de volgorde waarin beide producten gereedkomen.
11.
Waarom zijn de stukken van uw ministerie over de voortoetsen of passende
beoordelingen, die in uw beantwoording op de Kamervragen worden genoemd
betreffende een passende beoordeling voor de Vliehors en de Marnewaard, nog steeds
niet openbaar?
Van de betreffende voortoetsen en passende beoordelingen zijn slechts nog conceptversies.
Deze worden waar mogelijk opgenomen in Natura 2000 beheerplannen. Als mede bevoegd
gezag van de beheerplannen levert het Ministerie van Defensie relevante informatie over het
militair gebruik aan de voortouwnemer aan. Deze informatie wordt opgenomen in het
beheerplan en zal in het proces van de opstelling van de beheerplannen ook worden gedeeld
met de voor het desbetreffende beheerplanproces relevante partijen.
12.
Loopt er voor het schietterrein in de Marnewaard een procedure voor een Nb-
wetvergunning? Zo ja, wanneer is de aanvraag om vergunning met de passende
beoordeling openbaar? Zo nee, waarom niet, en vanaf welk moment is de passende
beoordeling wel openbaar?
Voor het schietterrein Marnewaard is een aanvraag ingediend voor een integrale herziening
van de milieuvergunning vanwege een aanpassing van het gebruik.
Pagina 9/11
Ministerie van Defensie
Omdat dit in het kader van de Natuurbeschermingswet een nieuw toetsingsmoment zou zijn,
is een concept passende beoordeling opgesteld. De herziening van de milieuvergunning is
echter aangehouden, omdat de voorziene wijziging in het gebruik van de Marnewaard
uitgesteld is. Er is dan ook nog geen nieuw toetsingsmoment.
13.
Valt onder de grondgebonden activiteiten op de Schietrange de Vliehors ook het
gebruik van scherpe munitie, waaronder de jaarlijks gebruikte 70 vijfhonderdponders?
Zo ja, wat wordt er over het effect van deze scherpe munitie in de door
onderzoeksinstituut Alterra opgestelde passende beoordeling geconcludeerd? Zo nee,
waar wordt het gebruik van de scherpe munitie en bommen op de Vliehors wel getoetst
aan de Nb-wet?
Het gebruik van scherpe munitie, waaronder de jaarlijks gebruikte 70 vijfhonderdponders, valt
niet onder de grondgebonden activiteiten zoals worden opgenomen in het Natura 2000
beheerplan. Het gebruik van de scherpe munitie en bommen op de Vliehors, voorzover het
wordt gebruikt door of in directe relatie met militaire vliegtuigen of helikopters, wordt getoetst
aan de Nb-wet in de landelijke Nb-wetvergunning voor militaire vliegactiviteiten.
14.
Is het beheerplan van de Joost Dourlein Kazerne gereed? Zo ja, deelt u die met de
Kamer? Wanneer kan de Kamer dit verwachten?
Het Natura 2000 beheerplan voor de Joost Dourleinkazerne is in concept gereed. Het betreft
echter een deelbeheerplan, dat alleen betrekking heeft op de Joost Dourleinkazerne en de
directe omgeving. Dit deelbeheerplan zal onderdeel gaan uitmaken van het Natura 2000
beheerplan Waddenzee en zal in die hoedanigheid ook door Defensie ingebracht worden in
het gebiedsproces. Op het uiteindelijke beheerplan is inspraak mogelijk voor
belanghebbenden. Het is in het algemeen, en specifiek in dit geval, niet gebruikelijk om
Natura 2000 deelbeheerplannen aan de Kamer aan te bieden.
Pagina 10/11
Ministerie van Defensie
15.
Heeft u inmiddels de Nb-wetvergunning aangevraagd voor uw landelijke militaire
activiteiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe staat het met de vergunningaanvraag of
vergunningafwikkeling?
Het ministerie van Defensie bereidt samen met het ministerie van LNV de aanvraag voor een
Natuurbeschermingswetvergunning voor. Op dit moment wordt gewerkt aan de zogeheten
voortoets. Die leidt tot het opstellen van een ecologische onderbouwing van de mogelijke
effecten van militaire vliegactiviteiten op natuurwaarden waarvoor de gebieden zijn
aangewezen. Deze moet worden opgesteld vóór een vergunningaanvraag wordt gedaan.
Zonder deze onderbouwing is besluitvorming onmogelijk en heeft de vergunningaanvraag
geen zin.
In de voorbereiding van de aanvraag voor de Natuurbeschermingswetvergunning wordt door
beide ministeries veel aandacht besteed aan consultatie van diverse organisaties, waaronder
de Waddenvereniging. Deze consultaties hebben als doel in goed overleg gezamenlijk tot
een goede afstemming van de uiteindelijke vergunningaanvraag te komen. De
desbetreffende organisaties hebben tot nu toe steeds laten weten deze afstemming en de
betrokkenheid bij de vergunningsaanvraag als constructief te ervaren.
Pagina 11/11
---- --