Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
Postbus 20018 2500 BJ Den Haag
2500 EA DEN HAAG www.minocw.nl
Onze referentie
HO&S/CBV/117822
Datum 27 april 2009
Betreft Collegegeldvrij besturen en het profileringsfonds
In het wetgevingsoverleg van 8 december 2008 is door de leden Dibi en Van der
Ham een motie inzake collegegeldvrij studeren ingediend (Tweede Kamer, 2008-
2009, 31 700 VIII, nr. 70). De stemming over de motie is aangehouden gelet op
mijn toezegging om met de studentenorganisaties te spreken over wezenlijke
belemmeringen om bestuursfuncties te vervullen. Met ISO, LSVb en LKkV heb ik
vervolgens diverse gesprekken gevoerd over de idee achter collegegeldvrij
besturen en mogelijke maatregelen in dat verband. In het wetgevingsoverleg heb
ik in deze context aangegeven dat met studentenorganisaties over eventuele
onnodige belemmeringen in relatie tot het profileringsfonds te zullen spreken.
Over de uitkomsten van deze gesprekken informeer ik u in deze brief.
De studentenorganisaties merken op dat de laatste jaren het aantal studenten dat
in een fulltime bestuursjaar geïnteresseerd is, sterk terugloopt. Tevens hebben zij
erop gewezen dat een substantieel aantal studenten bestuursfuncties vervult en
daarbij een aanzienlijk deel van het studiejaar waarin zij deze functie vervullen
niet of nauwelijks in de gelegenheid is daadwerkelijk gebruik te maken van de
onderwijsvoorzieningen van een instelling.
Met de studentenorganisaties onderschrijf ik het belang van bestuursfuncties. Het
zijn functies die van groot belang zijn voor de ontwikkeling en ontplooiing van de
betrokken personen, terwijl tegelijkertijd het hoger onderwijs hiermee is gediend.
De actieve studentbestuurder draagt in belangrijke mate bij aan (verbetering van)
het onderwijsklimaat en aan de binding tussen studenten en de instelling. Het
gaat daarbij om bestuurders van studentenbonden actief in de medezeggenschap,
studieverenigingen, studentengezelligheidsverenigingen, en verenigingen
anderszins gericht op het hoger onderwijs (zoals studentensport).
ISO en LKkV stellen voor dat de studentbestuurder via een landelijk
beurzenarrangement het collegegeld gecompenseerd krijgt dat is verschuldigd
aan de instelling. Deze vergoeding zou moeten worden uitgekeerd naast de
financiële ondersteuning op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 én
instellingsspecifieke beurzen voor studentbestuurders.
a
na 1 van 3
Pagi
In hun voorstel gaan deze organisaties uit van ruim 700 bestuurders aan wie een Datum
landelijke beurs zou moeten worden verstrekt. Zij vinden deze extra voorziening 24 april 2009
nodig, omdat instellingen de mogelijkheden die de wetgeving nu biedt Onze referentie
onvoldoende benutten. Daardoor is er van substantiële instellingsspecifieke HO&S/CBV/117822
ondersteuning van bestuursfuncties onvoldoende sprake. Bovendien is het
studenten een doorn in het oog dat zij collegegeld moeten betalen voor diensten
die zij niet of nauwelijks afnemen.
In het overleg met ISO, LKkV en LSVb heb ik aangegeven het belang van
studentbestuurders te onderschrijven. Een nieuw landelijk beurzenarrangement
om het volledige collegegeld te compenseren vind ik echter geen goed middel. Ik
heb hiervoor een aantal argumenten. Ten eerste acht ik het bij uitstek een
aangelegenheid voor de instellingen om te beoordelen welke bestuurders in
aanmerking kunnen komen voor een beurs. Een dergelijke beoordeling is op
landelijk niveau moeilijk. Dat zou immers een landelijke, kwalitatieve beoordeling
vereisen ten aanzien van (tenminste) de vraag welke functies dienen te worden
ondersteund en of sprake is van een fulltime functie. Met een uniform landelijk
beurzenarrangement wordt onnodig getreden in de keuzevrijheid van instellingen
om te beslissen welke verenigingen wel en welke geen ondersteuning verdienen
ten laste van het instellingsspecifieke profileringsfonds. Bovendien verdraagt
volledige compensatie van het collegegeld zich niet met het volgen van het
onderwijs. Dit is op landelijk niveau niet te controleren. Daarbij hecht ik eraan te
benadrukken dat ook bij bestuursfuncties die een zeer wezenlijk deel van de
beschikbare tijd opslokken het voor studenten van belang kan zijn om gedurende
het studiejaar gebruik te kunnen blijven maken van de voorzieningen die de
instelling biedt en om onderwijs te kunnen volgen: inschrijving blijft daartoe
noodzakelijk inclusief de collegegeldverplichting die daarbij hoort.
Tot slot heb ik bij de idee van ISO en LKkV aarzelingen vanwege het extra
financieel beslag van ruim 1 miljoen, dat ten laste zou moeten gaan van de
middelen die universiteiten en hogescholen nu ontvangen. Daarnaast zou sprake
zijn van een stevige extra uitvoeringslast voor de Dienst uitvoering onderwijs,
met bijbehorende kosten.
Samenvattend: de aarzelingen betreffen het middel dat studentenorganisaties
voorstaan, niet het doel dat zij willen bereiken.
Om studentbestuurders beter dan nu het geval is te ondersteunen en waar nodig
financieel te compenseren, wil ik het volgende doen om het functioneren van het
huidige landelijke en instellingspecifieke stelsel van beurzen te verbeteren. Bij
onderstaande maatregelen heb ik mij laten inspireren door de bijdrage die ISO,
LSVb en LKkV in de afgelopen periode in het bedoelde overleg hebben geleverd.
a. In het wetsvoorstel Versterking besturing krijgen instellingen méér
mogelijkheden om aan studentbestuurders beurzen te verstrekken. Instellingen
kunnen uit het profileringsfonds net als nu al mogelijk is aan studenten die een
bestuursfunctie vervullen en daaraan een wezenlijk deel van hun studietijd
besteden, een tegemoetkoming verstrekken. Nieuw is dat instellingen een
compensatie ter hoogte van het collegegeld uit het profileringsfonds beschikbaar
kunnen stellen. De medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht op de
regeling, i.c. op de criteria en procedure van het profileringsfonds.
Pagina 2 van 3
b. Van instellingen verwacht ik dat zij op een transparante wijze beleid vormen Datum
over het verstrekken van betekenisvolle beurzen en daarbij open overleg voeren 24 april 2009
met medezeggenschapsraden. Daarbij dient helder gemotiveerd te zijn waarom Onze referentie
instellingen specifieke organisaties wel of niet ondersteunen, gerelateerd aan HO&S/CBV/117822
profiel en missie van de instellingen. Bij het bepalen van de omvang van de beurs
mag rekening worden gehouden met het verzette werk en de bijdrage ten gunste
van de instelling: een student zou er financieel niet op achteruit moeten gaan
wanneer hij of zij kiest voor een bestuursfunctie.
c. Om ook instellingen een beeld voor te houden van de keuzemogelijkheden
die er zijn, zal ik de Inspectie van het Onderwijs vragen in kaart te brengen welke
keuzes instellingen maken inzake te ondersteunen bestuursfuncties en de omvang
van de beschikbaar gestelde middelen. Aan de hand van de resultaten van het
inspectieonderzoek zal ik bezien of er aanleiding is nadere maatregelen te treffen.
Om deze maatregelen inzake de beurzen via het profileringsfonds te realiseren is
wijziging van regelgeving noodzakelijk, maar vooral bestuurlijk handelen. Daartoe
zal ik op korte termijn de nodige stappen zetten.
d. Het aantal landelijke beurzen, verstrekt op basis van artikel 7.51 van de
WHW wordt van 20 naar 40 beurzen verhoogd.
e. In de nota van wijziging bij het wetsvoorstel Versterking besturing is
voorzien dat deze beurzen bestemd worden voor bestuurders van voor het hoger
onderwijs relevante organisaties en politieke jongerenorganisaties. Ik beraad mij
nog nader op de wijze waarop besluitvorming over de toekenning aan specifieke
organisaties invulling zal krijgen.
f. De bestuursbeurzen worden meerjarig toegekend opdat de continuïteit van
de organisaties waar deze bestuurders functioneren verstevigd wordt.
g. Deze bestuursbeurzen worden op verzoek van studentenorganisaties
verstrekt aan betreffende organisaties, in plaats van aan een persoon, zodat
bestuurswisselingen niet tot verlies van deze bijdrage leiden.
Om de maatregelen inzake de landelijke beurzen te realiseren is wijziging van
regelgeving noodzakelijk. Deze zal op korte termijn in gang worden gezet.
dr. Ronald H.A. Plasterk
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Pagina 3 van 3