Gezondheidsraad Nederland
Naar een voldoende inname van vitamines en mineralen
De achtergrond van dit advies
Regelgeving en onderzoek zijn volop in ontwikkeling.
Europese wet- en regelgeving en onderzoek op het gebied van vitamines,
mineralen en spoorelementen, de zogenaamde microvoedingsstoffen, zijn
volop in beweging. Daarom heeft de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport de Gezondheidsraad om advies gevraagd bij de
heroverweging van het beleid op dit gebied.
Het doel van dat beleid is dat een zo groot mogelijk deel van de
bevolking voldoende microvoedingsstoffen binnen krijgt. Tegelijkertijd
mogen echter zo min mogelijk mensen het risico lopen op een inname die
hoger is dan de vastgestelde veilige bovengrens.
In dit afsluitende advies geeft de speciaal ingestelde commissie - de
Commissie Microvoedingsstoffen - aan wat daar voor de algemene,
gezonde bevolking voor nodig is. Hierbij betrekt zij ook haar eerdere
adviezen over vitamines A en D, foliumzuur en jodium. De inname van
microvoedingsstoffen door patiënten valt buiten het bestek van dit
advies.
Welke microvoedingsstoffen levert de dagelijkse voeding te weinig of
te veel?
Er zijn bevolkingsgroepen die mogelijk een te lage inname hebben van
bepaalde microvoedingsstoffen, al zijn de consequenties hiervan voor
de gezondheid veelal onduidelijk
De dagelijkse voeding van de meeste kinderen en volwassenen met een
Nederlandse achtergrond levert voldoende thiamine, riboflavine,
vitamines B en C, fosfor, kalium, magnesium, koper en zink.
Over de inname van microvoedingsstoffen door vrouwen die zwanger zijn
of borstvoeding geven, personen met een niet-westerse achtergrond, een
lage energie-inname of een afwijkend voedingspatroon is veel minder
bekend. Wel zijn er aanwijzingen dat:
* de riboflavine- en calciuminname door personen met een Turkse,
Marokkaanse of Surinaamse achtergrond mogelijk te laag is.
* de vitamine B -status* bij 12 tot 25 procent van de ouderen te
laag is,
* de ijzerstatus bij 20 procent van de asielzoekerskinderen, circa
35 procent van de vrouwen in de vruchtbare leeftijd en bijna 50
procent van de vrouwen die zwanger zijn te laag is, en
* de inname van vitamine E en seleen door jonge kinderen mogelijk te
laag is.
Het is onduidelijk of de te lage inname of status gepaard gaat met
nadelige gezondheidseffecten. Een lage status is iets anders dan een
ernstig tekort aan vitamines, mineralen of spoorelementen, dat dient
te worden behandeld.
Verder is er een kleine groep in de bevolking die door het gebruik van
supplementen met zeer hoge doseringen het risico loopt op een inname
van microvoedingsstoffen boven de veilige bovengrens van inname.
Dergelijke niveaus van inname kunnen nadelige gezondheidseffecten
hebben.
Waarmee dient rekening te worden gehouden bij het nemen van maatregelen voor
het realiseren van een voldoende inname van microvoedingsstoffen?
Er is geen standaardbenadering, maar wel een stappenplan, om te
bepalen op welke manier de inname van een microvoedingsstof
gewaarborgd kan worden
Uit de vier eerdere adviezen van de commissie komt naar voren dat er
geen standaardbenadering mogelijk is om de juiste maatregel voor een
microvoedingsstof te selecteren. Elk van de geëvalueerde
microvoedingsstoffen is uniek wat betreft het optreden van een te lage
of te hoge inname en bijbehorende risico's voor de verschillende
bevolkingsgroepen. Wel is het mogelijk een stappenplan te volgen bij
de afweging van maatregelen (figuren 1 en 2).
Het uitgangspunt bij dit stappenplan is dat een voeding volgens de
Richtlijnen Goede Voeding voor de bevolking in het algemeen voldoende
microvoedingsstoffen levert. Wel is hierop een aantal uitzonderingen:
vrouwen hebben extra foliumzuur nodig rond de conceptie; jonge
kinderen, mensen die onvoldoende buitenkomen of een donkere huidskleur
hebben, vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven, vrouwen die
een sluier dragen, vrouwen vanaf 50 jaar en mannen vanaf 70 jaar extra
vitamine D; pasgeborenen extra vitamine K; en veganisten extra
vitamine B (tabellen 5 en 6).
Verder vindt de commissie dat maatregelen als een suppletieadvies of
verrijking alleen zouden moeten worden toegepast als deze
gezondheidswinst opleveren.
Een inname hoger dan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid levert geen
gezondheidswinst.
Met de nieuwe Europese regelgeving is het mogelijk dat door het
gebruik van verrijkte voedingsmiddelen en supplementen personen een
inname krijgen die in sommige gevallen ver boven de aanbevolen inname
ligt. Er zijn geen aanwijzingen dat een dergelijke inname
gezondheidswinst oplevert ten opzichte van de aanbevolen inname.
De huidige Europese regelgeving over vrijwillige verrijking kan een
beperkende factor zijn bij de verrijking van basisvoedingsmiddelen
In de adviezen over foliumzuur en vitamine D is verrijking van slechts
een beperkt aantal basisvoedingsmiddelen als maatregel in overweging
gegeven aan de minister. De Europese regelgeving op het gebied van
vrijwillige verrijking is een mogelijke beperking bij de verrijking
van basisvoedingsmiddelen met deze en andere microvoedingsstoffen
waarvan de aanbevolen inname en de veilige bovengrens relatief dicht
bij elkaar liggen: vitamine A, jodium, seleen, koper, zink. Het is op
dit moment namelijk niet mogelijk vrijwillig verrijkte
voedingsmiddelen van de markt te weren. Bij microvoedingsstoffen met
een dergelijke kleine marge verhoogt de combinatie van verrijkte
basisvoedingsmiddelen met vrijwillig verrijkte producten echter het
risico op overschrijding van de veilige bovengrens van inname.
Aan welke maatregelen moet prioriteit worden gegeven?
Geef in voorlichting aan welke risicogroepen extra
microvoedingsstoffen nodig hebben in aanvulling op een gevarieerde
voeding
De commissie adviseert om bij voorlichting uit te gaan van een voeding
volgens de Richtlijnen Goede Voeding en daarbij aan te geven welke
bevolkingsgroepen in aanvulling hierop extra vitamines en mineralen
nodig hebben.
Voorkom een te hoge inname van microvoedingsstoffen
De commissie adviseert mensen die supplementen of verrijkte
voedingsmiddelen willen gebruiken, uit deze producten maximaal eenmaal
de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid van microvoedingsstoffen per dag
in te nemen in aanvulling op de uit de voeding verkregen
microvoedingsstoffen. Een hogere inname levert tot het niveau van de
veilige bovengrens geen gezondheidswinst op en een langdurige inname
boven de veilige bovengrens kan zelfs schadelijk zijn.
Verder zou idealiter het aantal producten waaraan microvoedingsstoffen
met een kleine marge - vitamines A en D, foliumzuur, jodium, seleen,
koper, zink - mag worden toegevoegd, op Europees niveau beperkt moeten
worden.
Aan welke monitoring moet prioriteit worden gegeven?
Verleen hoge prioriteit aan het bepalen van de
microvoedingsstoffeninname door kinderenen volwassenen met een Turkse,
Marokkaanse of Surinaamse achtergrond
De commissie beveelt aan hoge prioriteit te verlenen aan het bepalen
van de microvoedingsstoffeninname en status van kinderen en
volwassenen met een Turkse, Marokkaanse of Surinaamse achtergrond. Een
van de onderwerpen die hierbij specifiek aandacht verdient is de
ijzerinname en ijzerstatus van jonge kinderen.
Andere groepen waarvan de microvoedingsstoffeninname dient te worden
onderzocht
De commissie vindt het verder wenselijk dat er meer gegevens komen
over de inname van microvoedingsstoffen door vrouwen die zwanger zijn
of borstvoeding geven, waar nodig aangevuld met statusonderzoek. Dit
geldt eveneens voor personen met een lage energie-inname, met name
ouderen, en personen met een afwijkend voedingspatroon. Het
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) zal de komende
jaren voedselconsumptieonderzoeken uitvoeren bij ondermeer mensen met
een niet-westerse achtergrond, vrouwen die zwanger zijn of
borstvoeding geven en ouderen, eventueel gevolgd door statusonderzoek.
Monitor de inname van microvoedingsstoffen en de samenstelling van
verrijkte voedingsmiddelen doorlopend
Verder beveelt de commissie aan de microvoedingsstoffeninname en, waar
nodig de -status, doorlopend te evalueren, waarbij rekening wordt
gehouden met nieuwe ontwikkelingen in wetenschap en regelgeving. Het
is hiervoor van belang dat wordt onderzocht in welke mate verrijkte
producten en supplementen aan de inname van deze microvoedingsstoffen
bijdragen. Hiertoe is het noodzakelijk dat er een registratie komt van
de samenstelling van verrijkte voedingsmiddelen en het gebruik ervan.
Aan welk aanvullend onderzoek moet prioriteit worden gegeven?
Verleen hoge prioriteit aan onderzoek naar de effecten van de lage
ijzerstatus bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd op de gezondheid
De commissie beveelt aan hoge prioriteit te verlenen aan het
onderzoeken of de lage ijzerstatus bij tienermeisjes en vrouwen in de
vruchtbare leeftijd, die al dan niet zwanger zijn, samenhangt met
gezondheidsklachten.
Verder onderzoek
Andere zaken waarvan de commissie adviseert deze op de
onderzoeksagenda te zetten:
* Onderzoek naar: of de lage vitamine B status bij volwassenen
en ouderen ook gepaard gaat met gezondheidsklachten.
* Onderzoek naar: of een lage ijzerstatus bij kinderen ook gepaard
gaat met gezondheidsklachten.
* Onderzoek naar: of de mogelijk te lage inname van riboflavine en
calcium door personen met een Turkse, Marokkaanse of Surinaamse
achtergrond en vitamine E en seleen door kinderen in het algemeen
wordt bevestigd door statusonderzoek en, waar nodig, door
onderzoek naar eventuele gezondheidseffecten.
* Uitbreiding van het Nederlandse voedingsmiddelenbestand met
gegevens over het vitamine K-gehalte van voedingsmiddelen.
* Onderzoek naar de veilige bovengrenzen van microvoedingstoffen
voor kinderen (hierover is tot nu toe geen of weinig onderzoek
uitgevoerd).
* Evaluatie van de Nederlandse voedingsnormen voor
microvoedingsstoffen door de huidige te vergelijken met de
Amerikaanse, Australische en Nieuw-Zeelandse en met nieuwe
voedingsnormen die mogelijk tegen die tijd zijn vastgesteld binnen
de Europese Unie en Scandinavië. In dit advies is hierop al een
voorschot genomen door meer recente Amerikaanse, Australische en
Nieuw-Zeelandse normen te hanteren voor de microvoedingsstoffen
waarvan de Nederlandse voedingsnormen uit 1989 stammen; ook zijn
in dit advies de veilige bovengrenzen gebruikt die in 2006 op
Europees niveau zijn vastgesteld.
* Bijvoorbeeld de concentratie van een microvoedingsstof in bloed.
27 april 2009
---
Samenvatting | Persbericht PDF | PDF | Citeertitel
---