Nederlands Jeugdinstituut
Betere zorg, minder uitval op school
Staatssecretaris Van Bijsterveldt in gesprek met schoolmaatschappelijk
werkster Mariet de Klein
Iedere jongere telt
Betere zorg leidt tot minder uitval in het mbo. Dat is de
belangrijkste conclusie van de werkconferentie Werken aan zorg in het
mbo vandaag in Hotel de Werelt in Lunteren. Staatsecretaris Van
Bijsterveldt beaamt dat: Hoe dichter je bij de jongeren staat, hoe
beter we dit zien. Het doel, onze uiteindelijke visie is helder. Om
deze jongeren met toekomstdromen, maar ook met een rugzak met
problemen, met alles wat we in ons hebben te helpen die dromen waar te
maken.
Onlangs verscheen het WRR-Rapport van Winsemius. Dat focust, aldus de
staatssecretaris, op de relatief kleine groep overbelaste jongeren. En
de staatssecretaris volgt het WRR-rapport in de keuze om structuur en
verbondenheid samen als uitgangspunt te nemen voor alles wat je inzet.
Zon aanpak moeten we kiezen voor alle jongeren in het
beroepsonderwijs. De samenleving is veel complexer geworden dan
vroeger. Met de gevraagde zelfstandigheid die het moderne
beroepsonderwijs verwacht van jongeren kunnen we ervan uitgaan dat het
gros van de jongeren op de ROCs in meer of mindere mate aandacht en
begeleiding nodig heeft. Daarnaast heeft iedere jongere die een
opleiding volgt recht op structuur en goede begeleiding.
Zorg- en adviesteams
De staatssecretaris vindt dat de Zorg- en adviesteams(ZAT) die
zorgstructuur verbeteren. ZATs zijn een inmiddels bewezen succesvolle
formule om bij problemen in de sfeer van schuldhulpverlening,
verslavingszorg, psychische zorg, woonbegeleiding en reclassering op
school afspraken te maken met externe hulpverleners.
Het ministerie wil dat op alle scholen in het primair, voortgezet
onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs in 2011 een ZAT aanwezig is.
Het kabinet ontwerpt wetgeving om de betrokken partijen te verplichten
mee te doen.
Samenwerking
We stellen ook hoge eisen aan de hoeveelheid zorg die een ZAT levert.
De gemeente wordt verantwoordelijk om de dekking en kwaliteit straks
te garanderen. Op dit moment investeert van alle gemeenten slechts
vijftien procent in zorg op scholen in het middelbaar
beroepsonderwijs. Dat is niet voldoende. Meer gemeenten moeten met
geld over de brug komen, hun verantwoordelijkheid nemen en goed
samenwerken om de ZATs en kwaliteit van de zorg in het
beroepsonderwijs te helpen stroomlijnen, aldus mevrouw Van
Bijsterveldt.
Gemeenten, jeugdgezondheidszorg en de geestelijke gezondheidszorg
(GGZ) moeten zich in haar opvatting flexibel opstellen in de
samenwerking in ZATs om jongeren met problemen te helpen. Dit vraagt
inzet van alle betrokkenen instellingen.
Staatssecretaris van Bijsterveldt neemt tot slot nog een aantal tips
mee vanuit de zaal. Fred Voncken, directeur Voortijdig schoolverlaten
bij het ministerie van OCW zegt daarover: De leerling zou zich niet
moeten aanpassen aan de structuur, maar de structuur aan de vraag van
de leerling. Het uitgangspunt moet altijd de leerling zijn. In
financiering, structuur en resultaat.