Toespraak bij opening Watersnoodmuseum
Toespraak | 23-04-2009
Minister-president Balkenende heeft een toespraak gehouden bij de
opening van de uitbreiding van het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk,
Zeeland
Mevrouw de Commissaris van de Koningin, beste Karla,
Mevrouw Dwarshuis en mijnheer Hoes,
Burgemeester Rabelink,
Mijnheer Simons, mijnheer Schoof en mevrouw Geluk,
Dames en heren,
Het boek over de Watersnoodramp van 1953 is nooit af. In 2003, vijftig
jaar na dato, werd er nog een aangrijpend hoofdstuk aan toegevoegd
toen bleek dat de Ramp één slachtoffer meer had geëist dan de 1835 die
sinds jaar en dag op de officiële lijst stonden. Nummer 1836 was een
jongetje dat in de rampnacht werd geboren. Hij was het vierde kind in
de familie Van der Straten uit het gehucht Capelle, hier maar een paar
kilometer vandaan. Samen met zijn moeder en de andere kinderen uit het
gezin verdween hij in de vroege ochtend van 1 februari in de golven.
Naamloos en niet geregistreerd. Zonder ooit te mogen proeven van de
belofte van het leven.
Wat mij betreft is het droevige verhaal van deze baby de 1836e reden
waarom het goed is dat dit Watersnoodmuseum er is gekomen. Hier krijgt
het persoonlijke verlies en het verdriet een plaats. Hier krijgen de
slachtoffers een naam en een gezicht. Hier wordt recht gedaan aan de
diepe emoties die velen van u toen voelden en tot op de dag van
vandaag nog steeds voelen.
Dat is en blijft nodig. De pijn en de herinneringen zijn in het
verleden lang genoeg weggedrukt. Te lang. Vandaar dat ik zeg: we mogen
het boek over de dramatische gebeurtenissen tijdens die rampnacht
nooit sluiten.
Tegelijkertijd is het goed te zien dat het Watersnoodmuseum de blik
ook vooruit richt. 'Herinneren, leren en vooruitkijken' - om die drie
woorden draait het vanaf nu. Drie woorden die mij uit het hart zijn
gegrepen. Drie redenen ook waarom ik graag in ben gegaan op de
uitnodiging om hier vandaag te zijn. Of eigenlijk moet ik zeggen: om
hier wéér te zijn, want ik was hier al twee keer eerder.
De eerste keer was op 1 februari 2003, toen ik samen met de Koningin
aanwezig was bij de vijftigste herdenking van de Ramp - een
indrukwekkende dag vanwege alle indringende verhalen van nabestaanden.
De tweede keer was in 2007, toen ik met mijn gezin een privébezoek
bracht aan het museum en ik voor het eerst hoorde over de
uitbreidingsplannen. Daar was ik meteen enthousiast over en ik heb
geen seconde geaarzeld toen ik de uitnodiging kreeg om er vandaag
opnieuw bij te zijn.
Ook deze keer ben ik weer in bijzonder gezelschap. Dubbel bijzonder
zelfs. Allereerst mijn moeder. U begrijpt dat ik er trots op ben dat
zij hier aanwezig is. Ik heb van huis uit heel veel goeds meegekregen,
waaronder stevige Zeeuwse wortels en een grote liefde voor deze
prachtige provincie.
Ik ben zelf van 1956, maar de verhalen van mijn ouders over de Ramp
maakten als kind grote indruk op mij. Opa en oma Sandee, mijn
grootouders van moeders kant, woonden destijds aan de Oudelandseweg in
Oud-Sabbinge, vlak bij Wolphaartsdijk. Ik herinner me hun huis nog als
de dag van gisteren want ik kwam er als kind altijd heel graag. Zij
werden 's nachts op tijd gewaarschuwd dat de dijk was doorgebroken.
Van vaders kant ken ik sommige familieleden helaas alleen van horen
zeggen, net als zoveel andere generatiegenoten uit Zeeland,
West-Brabant en Zuid-Holland. In mijn geval gaat het om oudoom en
oudtante Dirk en Neeltje Balkenende en hun dochter Willy uit
Kruiningen. Zij overleefden de rampnacht niet, maar waren in mijn
jeugd nooit ver weg door de verhalen van mijn ouders. Ik vind het een
ontroerende gedachte dat het persoonlijke relaas van Willy Balkenende
nu onderdeel is van de interactieve opstelling '1835 + 1', hier in dit
museum.
Bij de tweede bijzondere persoon waar ik net op doelde, hoort een heel
ander verhaal. Dat is namelijk mijn collega uit Zuid-Korea, premier
Han Sung-soo. Zijn vliegtuig is vanmorgen geland op Schiphol en hij is
nu op weg naar Ouwerkerk, zodat wij straks samen de tentoonstelling
kunnen bekijken.
De vraag is natuurlijk: waarom wil de premier van Zuid Korea zo graag
naar Ouwerkerk komen? Dat zal ik u uitleggen. Onderschat namelijk niet
de internationale naam en faam die Nederland heeft opgebouwd op
watergebied. Tijdens een gesprek dat ik vorig jaar september met
premier Han had, bleek dat hij zeer geïnteresseerd is in de
Watersnoodramp, de Deltawerken en de manier waarop wij in Nederland
naar de toekomst kijken. Ook Zuid-Korea moet zich voorbereiden op een
stijgende zeespiegel als gevolg van de klimaatverandering. Vandaag
laat ik premier Han mijn Zeeland zien. Vandaag laat ik hem zien waar
wij in deze Zuidwestelijke Delta en in Nederland toe in staat zijn.
En zo, dames en heren, blijft het verhaal over de Ramp actueel. In de
harten van de nabestaanden, in het collectieve bewustzijn van
Nederland en zelfs op het internationale podium. Verleden, heden en
toekomst zijn via het water nauw met elkaar verbonden. Of om in de
terminologie van het Watersnoodmuseum te blijven: herinneren, leren en
vooruitkijken horen bij elkaar.
Het beste bewijs daarvan levert het advies van de Tweede
Deltacommissie. Cees Veerman, de voorzitter van de commissie, heeft in
zijn rapport de woorden herinneren, leren en vooruitkijken als het
ware in praktijk gebracht door expliciet het verband te leggen tussen
de Ramp van 1953 en de klimaatverandering die op ons afkomt. U weet
het: de komende eeuw stijgt de zeespiegel en krijgen onze grote
rivieren meer extreem hoge en lage waterstanden te verwerken. Daar
moeten we oplossingen voor vinden. Niet voor ons onszelf. Niet voor
vandaag of morgen. Maar voor de generaties na ons. Ook zij moeten
veilig in dit mooie land kunnen leven, werken en wonen.
Het uitstekende advies van de Tweede Deltacommissie geeft antwoord op
de vraag hoe we in de 21e eeuw en daarna het beste met het water
kunnen omgaan. Het grote verschil met de Eerste Deltacommissie en de
Deltawerken is dat we nu niet de vorige ramp bestrijden, maar een
volgende willen voorkomen. Dat is uniek, zelfs voor een wereldkampioen
waterbeheer als Nederland. Nooit eerder in onze bewogen
watergeschiedenis keken we zover vooruit. Maar het was misschien ook
nooit eerder zo hard nodig.
Het belangrijkste is dat er een speciale Deltawet komt en dat het
kabinet heeft besloten om vanaf 2020 elk jaar een miljard euro in een
Deltafonds te storten - crisis of niet. Dat geeft wel aan dat het ons
ernst is. Water trekt zich nu eenmaal niets aan van de economische
conjunctuur of de waan van de dag. Dus daar kunnen en mogen we de
veiligheid van Nederland niet van afhankelijk maken. Ook dat is een
les van 1953.
Dames en heren,
Bij gelegenheid van de officiële sluiting van het laatste dijkgat in
november 1953 hier in Ouwerkerk hield Koningin Juliana een toespraak
waaruit ik, tot slot, graag de volgende passage citeer:
'Hoe klein is de mens tegenover de krachten der natuur wanneer die hem
even iets van hun volle kracht mogen tonen. (...) Maar ook, hoe groot
kan hij zijn, wanneer het beste in hem wordt opgeroepen; wanneer hij
in tegenspoed zich weet schrap te zetten en te strijden (...).'
Het zijn inspirerende woorden die tot op de dag van vandaag niets aan
geldigheid hebben verloren. Het verhaal van de Ramp zal voor altijd
beginnen met de herinnering aan die 'kleine mens tegenover de kracht
van de natuur'. Dat zijn we verplicht aan alle 1836 slachtoffers en
aan iedereen die door de ramp getroffen werd.
Tegelijkertijd zijn we het aan onze kinderen, kleinkinderen en
achterkleinkinderen verschuldigd om te leren en vooruit te kijken. Om
- in de woorden van Koningin Juliana - het beste in onszelf op te
roepen en ons schrap te zetten voor een veilige toekomst. Het is goed
dat het Watersnoodmuseum deze boodschappen met elkaar verbindt en
doorgeeft. Goed, maar ook nodig.
Het vernieuwde Watersnoodmuseum is in mijn ogen van vitale betekenis,
omdat het ons helpt te herinneren, te leren en vooruit te kijken.
Omdat het de afschuwelijke gebeurtenissen uit die Rampnacht verbindt
met een hoopvolle boodschap voor de toekomst.
Daarvoor mijn grote complimenten aan iedereen die bij het museum is
betrokken: directie en medewerkers, sponsoren en bestuurders, en niet
in de laatste plaats de vele vrijwilligers die zich met hart en ziel
voor museum inzetten. U verricht al jaren belangrijk werk en u laat
zich vandaag opnieuw van uw beste kant zien. Ik hoop en verwacht dat
wij op u mogen blijven rekenen, want zoals ik aan het begin van mijn
verhaal al zei: het boek over de Ramp mag niet dicht. Nooit.
Dank u wel.
Ministerie van Algemene Zaken