Beantwoording vragen van het lid Haverkamp over het EU-gemeenschappelijk
standpunt ten aanzien van Birma
22-04-2009 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Haverkamp over het EU-gemeenschappelijk standpunt
ten aanzien van Birma. Deze vragen werden ingezonden op 17 maart 2009
met kenmerk 2009Z04762.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken op
vragen van het lid Haverkamp (CDA) over Het EU-gemeenschappelijk
standpunt ten aanzien van Birma.
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de brief van het European Burma Network (EBN)
aan alle Europese ministers van Buitenlandse Zaken in februari jl.?
Antwoord
Ja.
Vraag 2, 3, 4
Deelt u de conclusie dat de situatie in Birma niet verbetert, eerder
verslechtert, en dat aanvullende maatregelen getroffen zouden moeten
worden en aan de orde moeten worden gesteld in de bespreking van het
EU-gemeenschappelijk standpunt inzake Birma dat in april a.s. zal
worden vastgesteld?
Zo ja, kunt u ons informeren op welke punten het gemeenschappelijk
standpunt aangepast gaat worden?
Bent u bereid zich in te spannen de volgende zaken hierbij aan de orde
te stellen:
- uitbreiding van de visa sanctielijst met rechters die extreem harde
straffen opleggen voor politieke gevangenen; - inzet op humanitaire
hulpverlening ook in de moeilijk bereikbare gebieden, met name aan de
grenzen met India en Thailand; - inzet tegen vermindering van de
bijdrage van de EU aan het Thailand Burma Border Consortium; - inzet
op de totstandkoming van een zo breed mogelijk gedragen wapenembargo
tegen Birma; en de Secretaris-Generaal van de VN oproepen Birma in
2009 te bezoeken om nog druk uit te kunnen oefenen op de tot dusverre
ondemocratisch ingerichte verkiezingen die in 2010 zullen
plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ik deel het standpunt dat de mensenrechtensituatie in Birma
onverminderd zorgwekkend is en dat verbetering helaas nog altijd
uitblijft. Er is dan ook geen aanleiding om het op Birma toepasselijke
EU-sanctieregime te versoepelen.
De EU heeft inmiddels een omvangrijk pakket aan maatregelen
afgekondigd, specifiek gericht tegen de machthebbers, leden van het
leger en de veiligheidsdiensten en andere nauw aan het regime
verbonden personen en entiteiten. Dit pakket behelst niet alleen een
wapenembargo, visarestricties en de bevriezing van financiële
tegoeden, maar tevens een verbod op de handel in grondstoffen uit die
sectoren waaruit het Birmese regime een groot deel van zijn inkomsten
genereert. De maatregelen zijn zodanig ingericht dat de Birmese
bevolking zo min mogelijk wordt getroffen.
De situatie in Birma zal zoals bekend onderwerp zijn van overleg
tussen de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU tijdens de
eerstvolgende RAZEB van 27 april in het kader van de bespreking van
het Gemeenschappelijk Standpunt. Daarbij zal onder andere de vraag aan
de orde komen hoe het beleid ten aanzien van Birma effectiever kan
worden gemaakt, in samenhang met de VN-inspanningen die leidraad
blijven voor het politieke proces. Zo zal in relatie tot de komende
ontwikkelingen in Birma bezien moeten worden of nu of op termijn het
EU-sanctieregime moet worden aangepast, bijvoorbeeld door middel van
de door u gesuggereerde uitbreiding van de sanctielijsten, of dat er
meer gebruik moet worden gemaakt van de toegang van westerse
organisaties naar aanleiding van de cycloon Nargis, om door
bijvoorbeeld het aanhalen van de betrekkingen veranderingen te
bewerkstelligen. Hierover zou ik in een later stadium met uw Kamer
nader van gedachten willen wisselen. Hierover zou ik in een later
stadium met uw Kamer nader van gedachten willen wisselen.
Ik betreur dat binnen de Veiligheidsraad onvoldoende draagvlak bestaat
voor de instelling van sancties tegen Birma, waaronder een
wapenembargo. Reden waarom de EU haar eigen verantwoordelijkheid heeft
genomen door instelling van de genoemde EU autonome sancties jegens
Birma. Deze sancties binden echter uiteraard alleen de EU-landen en
niet, zoals wanneer de VNVR sancties instelt, alle lidstaten van de
VN.
Ik ben het verder met u eens dat de huidige situatie in delen van het
land buiten de door Nargis getroffen gebieden zorgwekkend blijft
zolang de Birmese overheid onafhankelijke buitenlandse
hulporganisaties daar geen betere toegang verschaft.
Deze beperkte toegang verklaart mede waarom de internationale hulp
onvoldoende van de grond komt. Daarnaast speelt het gebrek aan
transparantie een voorname rol: er is het risico van een verkeerde
bestemming van fondsen c.q. onwenselijke ondersteuning van het bewind.
Ook om deze reden heeft de donorgemeenschap zich ten aanzien van het
verstrekken van hulpgelden steeds terughoudend opgesteld. Toch blijft
de hoop bestaan dat de post-Nargis hulpverlening, en de presentie in
dat kader van veel buitenlandse hulp en hulpverleners in het
zuidelijke deel van Birma, de mogelijkheden vergroot voor een
geleidelijke uitbreiding van activiteiten naar de overige gebieden in
Birma.
Nederland behoort overigens tot de grotere donoren op het gebied van
de humanitaire hulpverlening in verband met de cycloon Nargis met een
bijdrage van EUR 10 miljoen.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken