Wijziging GWWD i.v.m. bestuurlijke boete: nota n.a.v. het verslag en nota van wijziging
22 april 2009 - kamerstuk
Juridische Zaken
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
814
31
TRCJZ/2009/1090 21 april 2009
onderwerp bijlagen
Wijziging GWWD i.v.m bestuurlijke 2
boete (31814):nota n.a.v het verslag en
nota van wijziging
Geachte Voorzitter,
Hierbij stuur ik u de nota naar aanleiding van het verslag met betrekking tot het wets-
voorstel houdende wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren strekkende
tot het opnemen van bepalingen inzake bestuurlijke boetes.
De nota naar aanleiding van het verslag gaat vergezeld van een nota van wijziging.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
Ministerie van Landbouw, G. Verburg
Natuur en Voedselkwaliteit
Juridische Zaken
Bezuidenhoutseweg 73
Postadres: Postbus 20401
2500 EK 's-Gravenhage
Telefoon: 070-3784283
Fax: 070-3786127
Telegramadres: Landvis
Web: www.minlnv.nl
31 814 WIJZIGING VAN HET WETSVOORSTEL HOUDENDE WIJZIGING VAN DE
GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSWET VOOR DIEREN STREKKENDE TOT HET
OPNEMEN VAN BEPALINGEN INZAKE BESTUURLIJKE BOETES
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel A, artikel 120a, tweede lid, wordt "producten of dieren anders
dan vee" vervangen door: producten of dieren anders dan vee of pluimvee.
B
Artikel III wordt gewijzigd als volgt:
a. De aanhef komt als volgt te luiden:
Indien het bij koninklijke boodschap van 22 juli 2004 ingediende voorstel van wet
houdende Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht, Kamerstukken II
2006/07, 29 702, nr. 2, tot wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdeel E, van
die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel A, wordt
artikel I, onderdeel A, als volgt gewijzigd:
b. In onderdeel A wordt "De voorgestelde artikelen" vervangen door: De artikelen.
c. In onderdeel B wordt "het voorgestelde artikel" vervangen door: artikel.
C
Artikel IV komt als volgt te luiden:
Artikel IV
Indien het bij koninklijke boodschap van 22 juli 2004 ingediende voorstel van wet
houdende Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht, Kamerstukken II
2006/07, 29 702, nr. 2, tot wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdeel F, van
die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel A, vervallen
in artikel I, onderdeel A, de artikelen 120n en 120y.
D
Artikel V wordt gewijzigd als volgt:
a. De aanhef komt als volgt te luiden:
Indien het bij koninklijke boodschap van 22 juli 2004 ingediende voorstel van wet
houdende Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht, Kamerstukken II
2006/07, 29 702, nr. 2, tot wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdeel I, van die
wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel A, wordt artikel I,
onderdeel A, als volgt gewijzigd:
b. In onderdeel A wordt "De voorgestelde artikelen" vervangen door: De artikelen.
c. In onderdeel B wordt "Het voorgestelde artikel" vervangen door: Artikel.
E
Artikel VI wordt gewijzigd als volgt:
a. De aanhef komt als volgt te luiden:
Indien het bij koninklijke boodschap van 24 december 2002 ingediende voorstel van
wet tot vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek
(Kamerstukken II 2002/03, 28 746, nr. 2), eerder in werking is getreden of treedt
dan artikel I, onderdeel A, wordt artikel I, onderdeel A, als volgt gewijzigd:
b. In onderdeel A wordt "de voorgestelde artikelen" vervangen door: de artikelen.
c. In onderdeel B wordt "Het voorgestelde artikel" vervangen door: Artikel.
Toelichting
Het onderhavige wetsvoorstel heeft betrekking op zowel vee als pluimvee. Dit kwam
niet goed tot uitdrukking in artikel 120a, tweede lid, van het wetsvoorstel. Met de in
onderdeel A voorgestelde wijziging wordt de tekst van dit artikel verbeterd.
De overige wijzigingen zijn redactionele aanpassingen.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
31 814 WIJZIGING VAN DE GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSWET VOOR DIEREN
STREKKENDE TOT HET OPNEMEN VAN BEPALINGEN INZAKE
BESTUURLIJKE BOETES
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Met belangstelling heb ik kennis genomen van de opmerkingen en vragen van de
leden van de fracties van het CDA, de SP en de Partij voor de Dieren. Ik ben de
leden erkentelijk voor het spoedig uitgebrachte verslag naar aanleiding van de
bevindingen van het voorbereidend onderzoek. Tevens dank ik de leden van de
fracties van de VVD, de ChristenUnie en de PvdA voor hun belangstelling.
Bij de beantwoording van de vragen zal de volgorde van het verslag worden
aangehouden.
Algemeen
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben een aantal vragen over
de strafrechtelijke handhaving. De leden zijn van mening dat het dierenwelzijn een
hogere prioriteit zou moeten genieten bij de rechterlijke macht en het Openbaar
Ministerie (verder: OM). In dat verband vragen zij of de regering bereid is om zich in
te spannen om het strafrechtelijk traject aan te pakken en de strafrechtelijke
vervolging van verdachten van dierenmishandeling en verwaarlozing hoger op de
agenda van het OM te plaatsen.
De strafrechtelijke handhaving leent zich bij uitstek om ernstige delicten op het
terrein van het dierenwelzijn af te doen. Van een ernstig delict is sprake als de
regels moedwillig worden overtreden, als er ernstige gevolgen zijn voor mens, dier
of milieu, als mens, dier of milieu zijn blootgesteld aan ernstige risico's en als de
aard van de overtreding een zekere omvang heeft. Ook in geval van recidive en
wanneer de overtredingen plaatsvinden in georganiseerd verband, ligt
strafrechtelijke handhaving in de rede.
Met het OM zijn afspraken gemaakt over de prioritering. Het Functioneel Parket
heeft in 2007 het Beleidskader 2007-2010 opgesteld. In dit beleidskader is
dierenwelzijn als een van de prioriteiten aangemerkt binnen het algemene thema
milieu.
In geval van overtreding van de regels op het terrein van het dierenwelzijn, past het
OM de richtlijn voor Strafvordering Regelgeving Ministerie van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit (Stcrt. 2007, nr. 74) toe. Deze richtlijn geeft regels voor het
vervolgingsbeleid bij overtreding van de regels over diergezondheid en
dierenwelzijn.
---
Uit het vorenstaande volgt dat dierenwelzijn prioriteit geniet. Ik zie dan ook geen
aanleiding om nadere afspraken te maken met het OM.
Naar de mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zou er
eerst meer jurisprudentie opgebouwd moeten worden, alvorens de bestuurlijke
boete wordt ingevoerd.
Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw is op verschillende terreinen de
bestuurlijke boete geïntroduceerd. Inmiddels zijn er tientallen wetten waarin een
bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete voorkomt (bijvoorbeeld de
Mededingingswet, de Arbeidsomstandighedenwet 1998, de Telecommunicatiewet,
de Warenwet en de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden). Er is veel
ervaring opgedaan met het opleggen van bestuurlijke boetes. Deze ervaringen zijn
positief: de bestuurlijke boete is een werkbaar instrument, dat bijdraagt aan een
effectieve handhaving. Gelet hierop, zie ik geen aanleiding om te wachten met de
invoering van de bestuurlijke boete op het terrein van levend vee.
De bestuurlijke boete
Algemene uitgangspunten
De leden van de CDA-fractie zijn ingenomen met de verruimde mogelijkheden om
lik-op-stuk beleid te voeren. In dit verband vragen zij naar de reikwijdte van de
bestuurlijke boete.
De definitie van overtreding, zoals die is opgenomen in artikel 120a, eerste lid,
onderdeel a, van het wetsvoorstel is bepalend voor de reikwijdte. Op basis van dit
voorgestelde artikel zal de bestuurlijke boete toegepast kunnen worden in geval van
overtredingen betreffende de identificatie en registratie, de handel, het transport, het
doden, en de preventie en bestrijding van dierziekten.
Voorts vragen de leden van de fractie van het CDA of een transporteur ook beboet
kan worden, mede gelet op de definitie van houder in de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren (verder: GWWD)
Een ieder die een overtreding op een van de voornoemde terreinen begaat, kan een
bestuurlijke boete opgelegd krijgen. Indien het een rechtspersoon betreft, kan
degene die tot de overtreding opdracht heeft gegeven of daaraan feitelijk leiding
heeft gegeven, ook beboet worden. Op het moment dat een transporteur op een
van de voornoemde terreinen een overtreding begaat, is hij een overtreder in de zin
van dit wetsvoorstel. Dit kan ook spelen als een transporteur in de hoedanigheid
van houder van dieren optreedt. Een houder is in dit verband een eigenaar, houder
of hoeder. Op het moment dat hij dieren onder zich heeft, is een transporteur aan te
merken als een houder in de zin van de GWWD.
---
De leden van de CDA-fractie merken voorts terecht op dat dit wetsvoorstel
uitsluitend ziet op overtredingen ten aanzien van vee; zij vragen naar de
achtergrond van deze reikwijdte.
Naar aanleiding van deze vraag is de reikwijdte van dit wetsvoorstel nader bekeken.
Onder vee moet in het kader van dit wetsvoorstel verstaan worden herkauwende en
eenhoevige dieren en varkens. Pluimvee valt op grond van deze definitie buiten de
reikwijdte van dit wetsvoorstel. Onder pluimvee wordt verstaan hoenderachtigen,
eenden of ganzen. Het heeft echter altijd in de bedoeling gelegen om ook pluimvee
onder dit wetsvoorstel te scharen. De nota van wijziging, die ik tegelijkertijd met
deze nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer heb verstuurd,
voorziet hierin.
De achtergrond van de reikwijdte van dit wetsvoorstel is de aanhoudende
handhavingsproblematiek bij het transport van levend vee en pluimvee. In de
rapporten van de heer Hoekstra (Kamerstukken II, 2007-2008, 26 991, nr. 177) en
de heer Vanthemsche (Kamerstukken II, 2007-2008, 26 991, nr. 205) wordt
geconcludeerd dat het handhavingsinstrumentarium in de reglementering over
levend (pluim)vee ontoereikend is. De bestuurlijke boete is een nuttig aanvullend
instrument. De afbakening is derhalve een bewuste keuze, die voortvloeit uit de
wens om de bestuurlijke boete snel in te voeren op het terrein waar de
handhavingsproblematiek het meest urgent is. Een tussentijdse wijziging van de
GWWD zal naar verwachting sneller in werking treden dan het wetsvoorstel Dieren (
Kamerstukken II, 2007-2008, 31 389, nr. 2). Overigens voorziet het wetsvoorstel
Dieren in de mogelijkheid voor het opleggen van een bestuurlijke boete op het
gehele terrein dat onder de reikwijdte van dat wetsvoorstel valt.
De leden van de fractie van de SP merken op dat tot dusver overtredingen van de
GWWD werden gehandhaafd door middel van het strafrecht.
Anders dan de leden van de SP-fractie menen, wordt op het terrein van het
transport al langer gebruik gemaakt van bestuurlijke sancties, zoals het schorsen en
intrekken van de transportvergunning. Met ingang van 1 januari jl. zijn de
Beleidsregels dierenwelzijn (Stcrt. 2008, 252) van kracht. In dat verband wordt ook
beter gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een last onder dwangsom op te
leggen. Met de introductie van de bestuurlijke boete, wordt een instrument aan het
huidige bestuurlijke handhavingsinstrumentarium toegevoegd.
Voorts vragen de leden van de fractie van de SP om een nadere toelichting over de
strafrechtelijke handhaving.
Zoals ik in de vorige paragraaf heb aangegeven, dient de strafrechtelijke
handhaving om ernstige delicten op het terrein van de diergezondheid en het
dierenwelzijn af te doen. Ook in geval van recidive en wanneer de overtredingen
---
plaatsvinden in georganiseerd verband ligt strafrechtelijke handhaving meer voor de
hand.
Voorts vragen de leden van de SP-fractie naar het aantal overtredingen en de
daarop volgende sancties in 2008.
Ten aanzien van vee en pluimvee zijn in 2008 657 processen verbaal verzonden
naar het OM.
Wat betreft de gevraagde informatie over de opgelegde strafrechtelijke sancties
verwijs ik naar mijn antwoord op de motie Van Velzen (Kamerstukken II, 2007-2008,
28 286, nr. 98). Ik heb aangegeven dat het informatiesysteem van het OM deze
informatie thans niet kan genereren en dat ik deze informatie daarom niet kan
leveren. Er wordt door medewerkers van de AID en het OM gewerkt aan een betere
aansluiting van het informatiesysteem van LNV op dat van het OM. Dit zou moeten
leiden tot een beter inzicht in het aantal en de zwaarte van de sancties. Dit vind ik,
net als de leden van de SP-fractie, een wenselijke ontwikkeling.
Ten aanzien van transport vragen de leden van de fractie van de SP naar het aantal
ingetrokken transportvergunningen in 2008.
De Voedsel en Waren Autoriteit (verder: VWA) heeft in 2008 zes transport-
vergunningen geschorst. Twee vergunningen zijn nog steeds geschorst. De andere
vier bedrijven hebben hun bedrijfsvoering aangepast. Naar aanleiding hiervan is de
schorsing opgeheven. De duur van deze schorsingen varieerde van een maand tot
bijna vijf maanden.
Voorts vragen de leden of er afspraken met andere lidstaten zijn gemaakt over het
handhavingsbeleid bij transport.
In mijn brief van 10 oktober 2008 (Kamerstukken 2007-2008, 26 991, nr. 229) heb ik
aangegeven dat mijn departement al enige tijd overeenkomstig een protocol met
Italië samenwerkt bij het toezicht op en de controle van diertransporten. Ik werk aan
vergelijkbare afspraken met andere relevante lidstaten.
De leden van de SP-fractie vragen verder of de capaciteit van de VWA toereikend is
als de VWA er een belangrijke handhavende taak bij krijgt.
Anders dan de leden van de SP menen, wordt er geen wijziging aangebracht in de
handhavende taak van de VWA. Wel krijgt zij er in aanvulling op het huidige
instrumentarium een belangrijk instrument bij om haar handhavende taak uit te
voeren. De VWA beschikt reeds over een aparte afdeling, die gespecialiseerd is in
het opleggen van bestuurlijke boetes.
---
De leden van de fractie van de SP vragen vervolgens om een nadere uitleg van
artikel 120m van het wetsvoorstel en de mogelijkheid voor een overtreder om zijn
zienswijze naar voren te brengen.
Bij een voorgenomen boete van meer dan 340 moet een overtreder in de
gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Dit is
opgenomen in artikel 120m, derde lid, van het wetsvoorstel. Bij een voorgenomen
boete van minder dan 340 heeft het bestuursorgaan de keuze om de overtreder al
dan niet te horen (artikel 120m, eerste lid). Hiermee beoogt het voorgestelde artikel
evidente gevallen zo eenvoudig mogelijk af te doen. De Wet
gewasbeschermingsmiddelen en biociden kent eenzelfde voorziening.
De leden van de fractie van de SP vragen voorts naar het verdere verloop van de
procedure bij het opleggen van een bestuurlijke boete. De leden van de fractie van
de Partij voor de Dieren vragen hier eveneens naar.
De procedure die wordt gevolgd bij het opleggen van een bestuurlijke boete is als
volgt. Bij de constatering van een overtreding maakt de desbetreffende medewerker
van de Algemene Inspectie Dienst (verder: AID) of VWA een rapport op. Dit rapport
zal worden beoordeeld door een aparte afdeling van de VWA, die gespecialiseerd is
in bestuurlijke boetes. Deze afdeling heeft op het terrein van de Wet
gewasbeschermingsmiddelen en biociden, de Warenwet, de Tabakswet en de
Drank- en horecawet reeds veel ervaring opgedaan met het opleggen van
bestuurlijke boetes. De beoordeling van het rapport kan resulteren in een
voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete. Het kader voor het
vaststellen van de hoogte van de voorgenomen bestuurlijke boete bestaat uit het
onderhavige wetsvoorstel en de op dit wetsvoorstel gebaseerde ministeriële
regeling. Op basis van dit kader wordt de ernst van de overtreding en de mate
waarin deze aan de overtreder kan worden verweten bij de voornoemde
beoordeling meegenomen. Zo nodig wordt ook rekening gehouden met de
omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Als gezegd, wordt een
overtreder bij een voorgenomen boete van meer dan 340 altijd in de gelegenheid
gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Bij een voorgenomen boete van
minder dan 340 kan daarvan worden afgezien. De VWA wordt voorts belast met
de verzending en inning van bestuurlijke boetes. Als een bestuurlijke boete eenmaal
is opgelegd, staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.
Tot slot vraagt de SP-fractie naar de keuze voor de rechtbank te Rotterdam.
Op grond van artikel 14, vijfde lid, van het Internationaal Verdrag inzake
burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) moet er bij bestuurlijke boetes beroep in
twee instanties worden opengesteld. Ingevolge het wetsvoorstel is de rechtbank te
Rotterdam in eerste aanleg bevoegd. Hoger beroep tegen een uitspraak van deze
---
rechtbank staat open bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (verder:
CBb). Verschillende wetten voorzien in de bevoegdheid om een bestuurlijke boete
op te leggen, waarover het CBb in hoger beroep oordeelt (bijvoorbeeld de
Mededingingswet, de Telecommunicatiewet, de Warenwet en de Wet
gewasbeschermingsmiddelen en biociden). Tot dusver is ten aanzien van vrijwel al
deze wetten gekozen voor concentratie van eerste aanleg bij de rechtbank te
Rotterdam. Ook in het wetsvoorstel Dieren is de rechtbank Rotterdam in eerste
aanleg bevoegd in zaken die de bestuurlijke boete betreffen. Het onderhavige
wetsvoorstel sluit bij deze systematiek aan.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen om een nadere
toelichting van de memorie van toelichting, waarin wordt aangegeven dat
bestuurlijke boetes primair regels betreffen die in belangrijke mate technisch van
aard zijn of waarvan overtreding niet zonder meer leidt tot inbreuken op in de
maatschappij levende fundamentele waarden of tot individuele schade of letsel bij
mens of dier.
Met de passage die de leden van de Partij voor de Dieren aanhalen, is beoogd de
criteria, die zijn opgenomen in de memorie van toelichting bij de vierde tranche van
de Algemene wet bestuursrecht, samen te vatten (Wetsvoorstel houdende
Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht, Kamerstukken II, 2003-2004, 29
702, nr. 3, pagina 118-119). Aan de hand van deze criteria kan worden bepaald of
een overtreding in aanmerking komt voor sanctionering door middel van een
bestuurlijke boete of dat strafrechtelijke handhaving in de rede ligt. Zoals ik in het
voorgaande heb aangegeven, komt de strafrechtelijke handhaving in aanmerking in
geval van ernstige delicten, recidive of wanneer de overtredingen plaatsvinden in
georganiseerd verband. In overige gevallen ligt bestuursrechtelijke handhaving
meer in de rede.
De hoogte van de bestuurlijke boete
In geval van ernstige delicten zal de handhaving verlopen via het strafrecht. De
leden van de fractie van het CDA vragen wat onder een ernstig delict verstaan moet
worden. Ook de leden van de fractie van de SP vragen om een nadere uitleg van
een ernstig delict.
Zoals ik eerder heb aangegeven, is van een ernstig delict sprake als de regels
moedwillig zijn overtreden, als er ernstige gevolgen voor mens, dier of milieu zijn,
als mens, dier of milieu aan ernstige risico's zijn blootgesteld, of als de aard van de
overtreding een zekere omvang heeft. Ook in geval van recidive of in het geval dat
overtredingen in georganiseerd verband plaatsvinden, ligt het in de rede om de
overtreder strafrechtelijk te vervolgen.
---
De leden van de fractie van het CDA zijn van mening dat proportionaliteit in de
boetes en de sanctionering van groot belang is en vragen op welke wijze hieraan
vorm en inhoud gegeven zal worden. Voorts vragen zij of er op basis van het
onderhavige wetsvoorstel rekening kan worden gehouden met de omvang van het
transportbedrijf.
Proportionaliteit in de boetes en de sanctionering is een algemeen
handhavingsbeginsel. Bij het opstellen van het wetsvoorstel heeft dit beginsel als
uitgangspunt gediend. Dit komt als volgt tot uitdrukking.
De hoogte van de bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is
bepaald voor de vijfde categorie per overtreding begaan door een natuurlijk persoon
(artikel 23, vierde lid, Wetboek van Strafrecht; 74.000). Als de overtreding niet
door een natuurlijk persoon, maar door een rechtspersoon wordt begaan, bedraagt
de hoogte van de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag dat is bepaald voor de
zesde categorie (artikel 23, vierde en zevende lid, Wetboek van Strafrecht,
740.000). Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de hoogte van
de bestuurlijke boete. De hoogte van de op te leggen bestuurlijke boete dient in
verhouding te staan met de desbetreffende overtreding. Hiermee wordt vorm
gegeven aan artikel 120i van het wetsvoorstel. Op grond van dit artikel dient de
hoogte van de bestuurlijke boete te worden afgestemd op de ernst van de
overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Zo
nodig kan rekening worden gehouden met de omstandigheden waaronder de
overtreding is gepleegd. Hoewel deze bepaling ruimte biedt om bij het vaststellen
van de hoogte van de boete rekening te houden met de omvang van het bedrijf, ben
ik van mening dat ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid in dit
verband leidend moeten zijn.
In antwoord op de vraag van de leden van de fractie van het CDA, ben ik van
mening dat het verbeterde gebruik van het bestaande bestuursrechtelijke
instrumentarium tezamen met het onderhavige wetsvoorstel de zorg over de
proportionaliteit zouden moeten wegnemen.
Ten aanzien van de proportionaliteit vragen de leden van de CDA-fractie tot slot op
welke wijze de Kamer inzake de proportionaliteit wordt betrokken.
Gelet op het vorenstaande, zal ik de leden van de Kamer informeren als daar
aanleiding toe is, zoals ik dat in het verleden ook heb gedaan.
De leden van de CDA-fractie vragen voorts waarom de hoogte van de bestuurlijke
boetes bij ministeriële regeling wordt bepaald en niet bij algemene maatregel van
bestuur.
De voornaamste reden om de hoogtes van de bestuurlijke boete in het kader van dit
wetsvoorstel bij ministeriële regeling vast te stellen, is gelegen in het volgende. De
---
aanleiding voor dit wetsvoorstel is de voortdurende handhavingsproblematiek bij het
transport van levend (pluim)vee. Gelet hierop is er met spoed behoefte aan om het
handhavingsinstrumentarium door middel van de bestuurlijke boete te versterken.
Het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boete bij ministeriële regeling
draagt bij aan een snelle invoering van de bestuurlijke boete. De boete kan dan
eerder in praktijk worden gebracht. Dit maakt dat de ministeriële regeling in dit
verband de aangewezen weg is om de hoogte van de bestuurlijke boete vast te
leggen. In dit verband verwijs ik u ook naar het nader rapport, dat ik naar aanleiding
van het advies van de Raad van State heb opgesteld (Kamerstukken II, 2007-2008,
31 814, nr. 4).
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen om een nadere
toelichting over de wijze waarop inspecteurs zullen komen tot vaststelling van de
bestuurlijke boete.
In de vorige paragraaf heb ik, mede naar aanleiding van deze vraag van de Partij
voor de Dieren, beschreven hoe de procedure bij het opleggen van een bestuurlijke
boete verloopt.
Voorts vragen de leden van de Partij voor de Dieren hoe wordt omgegaan met
recidivisten.
In de vorige paragraaf, bij de beantwoording van vragen over proportionaliteit, heb
ik aangegeven dat rekening moet worden gehouden met de ernst van de
overtreding, de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten en de
omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd, meegewogen moeten
worden. Ook recidive is een omstandigheid waarmee bij de sanctionering rekening
wordt gehouden. Een concreet voorbeeld zijn de Beleidregels dierenwelzijn 2009
(Stcrt. 2008, nr. 252), waarover ik u in mijn brief van 15 april 2009 over de
proportionaliteit van het sanctiebeleid van de VWA nader heb geïnformeerd. Voorts
komt in geval van recidive de strafrechtelijke handhaving eerder in aanmerking.
De leden van fractie van de Partij voor de Dieren vragen tot slot of er geen gevaar
voor willekeur is bij het opleggen van een bestuurlijke boete en hoe kan worden
voorkomen dat subjectieve beoordelingen een rol gaan spelen bij het opleggen van
de boete.
Als gezegd is het onderhavige wetsvoorstel en de ministeriële regeling waarin de
verdere boetesystematiek zal worden vastgelegd, leidend bij het opleggen van een
bestuurlijke boete. Er is geen enkele aanleiding om aan te nemen dat willekeur of
subjectieve beoordelingen een rol zullen spelen bij het opleggen van boetes.
---
Samenloop met het strafrecht
Net als de leden van de fractie van het CDA ben ik van mening dat het wenselijk
kan zijn om in plaats van een bestuurlijke boete te kiezen voor strafrechtelijke
handhaving. Zoals ik eerder heb beschreven, ligt strafrechtelijke handhaving meer
in de rede in geval van ernstige delicten, recidive en overtredingen in georganiseerd
verband. Over de inzet van het strafrecht en de afstemming tussen de
bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving worden met het OM afspraken
gemaakt.
De leden van de fractie van de SP vragen wie bepaalt of een delict voldoende
ernstig is om aan het OM voor te leggen.
Of er sprake is van een ernstig delict, wordt primair beoordeeld door de
medewerker van de VWA of de AID ter plaatse. In geval van een ernstig delict ligt
strafrechtelijke handhaving meer in de rede en kan de AID contact opnemen met
het OM.
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie waarom het OM niet meer kan vervolgen
als een bestuurlijke boete eenmaal is opgelegd.
Dit volgt uit het rechtsbeginsel dat men niet twee keer gestraft mag worden voor
hetzelfde feit. Alleen als er nieuwe bezwaren in de zin van artikel 255 van het
Wetboek van strafvordering bekend zijn geworden, staat het strafrechtelijke spoor
nog open. In een dergelijk geval ligt het in de rede dat de strafrechter bij de
sanctionering rekening houdt met de eerder opgelegde boete.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
---
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit