Vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn en innovatie
21 april 2009 - kamerstuk
Kamerbrief waarin de minister aangeeft hoe innovatie zal worden
gestimuleerd om het verlies van stikstof en nitraat in meststof te
compenseren en de opbrengst van diverse gewassen in stand te houden.
Geachte Voorzitter,
Op 16 april jl. is in een Algemeen Overleg het Vierde actieprogramma inzake de Nitraatrichtlijn
aan de orde geweest. In dit overleg heeft de heer Koopmans van de CDA-fractie
mij verzocht aan te geven hoe vanuit de overheid de benodigde innovatie zal worden
gestimuleerd om de verliezen van stikstof en fosfaat bij het gebruik van mest fors te
reduceren en tegelijkertijd de opbrengst en kwaliteit van gewassen in stand te houden en
waar mogelijk te verbeteren. Met deze brief voldoe ik aan dat verzoek.
Ik wil vooropstellen dat de innovatie in de eerste plaats de verantwoordelijkheid is van het
landbouwbedrijfsleven. Landbouwers moeten de aanpassingen doen in hun bedrijfsvoering.
Het zijn dus ook de landbouwbedrijven die in samenwerking met toeleveranciers,
dienstverleners en onderzoekers de innovaties moeten uitdenken, uitproberen en
gebruiken. Dat kan de overheid niet voor het bedrijfsleven doen. Wel kan en wil de
overheid het bedrijfsleven hierbij stimuleren en ondersteunen.
Het vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn schetst een aanzienlijke opgave voor de
landbouw. De noodzaak van innovatie is gelet op de stikstofproblematiek het grootst in
het zand- en lössgebied; voor de fosfaatproblematiek is die het grootst voor de gronden
met fosfaattoestand hoog. De veehouderij staat voor de uitdaging om een afzetmarkt te
vinden en houden voor de geproduceerde dierlijke mest. Naast de noodzaak van
innovaties om de met mestgebruik samenhangende waterkwaliteitsproblemen op te
lossen, zijn er ook de andere vraagstukken samenhangend met de veehouderij die
opgelost moeten worden, zoals de ammoniakproblematiek en het verminderen van de
broeikasgasemissies. In de innovatieopgave dient daarom gestreefd te worden naar
synergie, ook in relatie tot dierenwelzijn.
In het vierde actieprogramma wordt aangegeven dat de overheid het ontwikkelen en op
grote schaal implementeren van innovaties langs twee sporen wil ondersteunen: enerzijds
het ontwikkelen van innovatieve technologieën, technieken en managementmethoden, en
anderzijds het verspreiden van die innovaties in de sector. Ik zal hieronder deze beide
sporen meer concreet uitwerken.
Ontwikkelen van innovaties
Er is een groot aantal onderwerpen denkbaar waarop nadere kennis- en techniekontwikkeling
nodig is om tot meer milieuvriendelijke bedrijfsvoering in de landbouw te
kunnen komen. In de akker- en tuinbouw kan onder andere gedacht worden aan verdere
verbeteringen in de timing en wijze van toediening van meststoffen, optimalisatie van de
teelt van een vanggewas, uittesten van drainage-/recyclesystemen, en de technische en
economische haalbaarheid van het op niet-grondgebonden wijze telen van gewassen met
een inefficiënte stikstofopname, bijvoorbeeld op stellingen of in goten. Voor de
veehouderij zijn innovaties op het gebied van bijvoorbeeld voermaatregelen en de
bewerking en verwerking van mest van belang.
Voor veel innovaties ligt er een goede basis in het onderzoek dat heeft plaatsgevonden of
nog steeds loopt. Zo hebben de LNV-onderzoeksprogramma's op het gebied van mest en
milieu een schat aan kennis opgeleverd die in de praktijk nu al kan worden toegepast.
Koploperprojecten als 'Koeien en Kansen' en 'Telen met Toekomst' laten zien wat er zoal
kan in de praktijk om de milieuresultaten te verbeteren zonder dat dit ten koste gaat van
de opbrengsten.
Het LNV-onderzoeksprogramma voor de jaren 2010-2013 wordt nu ontwikkeld en zal op
veel van de in het vierde actieprogramma genoemde onderwerpen ook geld inzetten. Het
gaat dan specifiek voor innovatie om een bedrag van om en nabij een miljoen euro per
jaar. Vooruitlopend op het nieuwe onderzoeksprogramma heb ik Wageningen UR
verzocht om een project mestinnovaties te starten. In dit project wordt onderzoek gedaan
naar in de praktijk toepasbare innovaties op het gebied van onder andere mestscheiding,
energie uit mest en fosfaatterugwinning. In dit project investeer ik in 2009 en 2010 in
totaal één miljoen euro.
Van belang voor de ontwikkelingen op het gebied van mestverwerking zijn zeer zeker ook
de pilots mestverwerking waarin onderzocht worden of het vanuit milieukundig, landbouwkundig
en bedrijfseconomisch oogpunt verantwoord is om een kunstmestvervanger
uit dierlijke mest te maken. Ik zie dit als een perspectiefvolle ontwikkeling, waarin de
regering samen met het bedrijfsleven voor ongeveer twee miljoen euro investeert aan de
genoemde onderzoeken.
Tot slot wil ik ook wijzen op de projecten die in het kader van het 'Innovatieprogramma
Kaderrichtlijn Water' door de regering worden gefinancierd. Voor de uitvoering van dit
programma is door de regering 75 miljoen euro beschikbaar gesteld. Dit geld wordt
verdeeld via 2 tenderregelingen. In de openstelling van de eerste tenderregeling is een
groot aantal innovatieprojecten op landbouwgebied voor een bedrag van ongeveer
10 miljoen Euro gehonoreerd. Ik hoop en verwacht dat aan de tweede tenderregeling later
dit jaar opnieuw een groot aantal initiatiefnemers met innovaties in de landbouw zullen
deelnemen.
Ik vind het zeer belangrijk dat door de overheid uitgevoerd onderzoek naar innovaties ook
weerklank vindt in de samenleving en de landbouwsector. Ik juich initiatieven van het
bedrijfsleven om innovaties te ontwikkelen, zoals het 'Masterplan Mineralen' van
Productschap Akkerbouw, LTO Nederland en de Nederlandse Akkerbouw Vakbond, van
harte toe. Ik streef ernaar om met het bedrijfsleven samen te werken bij het doen van
onderzoek, om er ook zo voor te zorgen dat de resultaten van onderzoek gedragen
worden en in de praktijk ook toegepast gaan worden.
Verspreiding van innovaties
Voor de brede verspreiding van innovaties in de landbouwsector zodat de innovaties ook
daadwerkelijk gebruikt worden en effect kunnen hebben, wil ik naast het betrekken van
de praktijk bij het onderzoek ook gericht het subsidie-instrumentarium inzetten. Ik denk
dan in de eerste plaats aan subsidies voor projecten gericht op kennisverspreiding en
demonstratie.
Daarnaast denk ik ook aan subsidies gericht op het ondersteunen van ondernemers die
innovaties ontwikkelen.
Tot slot wil ik ook inzetten op het ondersteunen van investeringen op bedrijven die
aantoonbaar helpen om milieuwinst te boeken. Ik onderstreep hierbij dat ik alleen echte
vernieuwingen die aantoonbaar effectief zijn, wil stimuleren en ondersteunen.
Ik wil deze subsidies zo mogelijk cofinancieren met Europese middelen uit het
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). In het akkoord over de 'health check' van
afgelopen najaar is onder andere de mogelijkheid gecreëerd om extra middelen in te
zetten voor onder andere het verbeteren van de waterkwaliteit en het verhogen van de
biodiversiteit onder andere door het bevorderen van innovatie. Ik wil een deel van deze
middelen, naar verwachting jaarlijks enkele miljoenen euro, inzetten voor ondersteuning
van de sector bij het realiseren van de in het vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn
geschetste 'innovatieopdracht' via de hiervoor genoemde instrumenten.
Ik wijs er tot slot op dat het fiscale instrumentarium nu al ingezet wordt voor het
stimuleren van investeringen in extra milieuvriendelijke machines. Zo staan op de
milieulijst 2009 van de VAMIL en MIA onder andere precisiebemestingssystemen en
mestverwerkingsinstallaties.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit