4. Standpunt dierproevenrichtlijn
Standpunt dierproevenrichtlijn
Kamerstuk, 21 april 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
VGP-CB-U- 2926363
21 april 2009
Geachte voorzitter,
Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor
Volksgezondheid, Welzijn en Sport om een standpunt alsmede een stand
van zaken te ontvangen over de herziening van de Europese richtlijn
ter bescherming van dieren die voor experimentele en andere
wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (86/609/EEG), voor het
algemeen overleg over dierenwelzijn en diergezondheid op 22 april a.s.
kan ik u het volgende melden:
Ik hecht veel belang aan een zorgvuldige standpuntbepaling op deze
voorgestelde herziening. De huidige Wet op de dierproeven (Wod) is op
veel punten strenger dan de bestaande richtlijn. Ik wil de door de
Europese Commissie voorgestelde wijzigingen van de richtlijn daarom
samen met experts en belangenorganisaties goed wegen. Dit om te
beoordelen of het voorstel voldoende waarborgen biedt voor de
bescherming van het proefdier aan de ene kant, en het creeren van een
gelijk speelveld in Europa aan de andere kant.
Ik heb prof. mr. A.A. Freriks, die de leerstoel leerstoel Dier & Recht
bekleedt aan de Universiteit van Utrecht, gevraagd een analyse uit te
voeren op het voorstel van de Europese Commissie. Hoofdvragen die zijn
gesteld zijn:
1. Welke verschillen en overeenkomsten zijn er tussen de voorgestelde
richtlijn tekst en de huidige Wod en de daarop gebaseerde
uitvoeringsregelgeving?
2. In hoeverre gaat de reikwijdte, het beschermingsniveau en het
instrumentarium van het richtlijnvoorstel verder dan de Wod?
3. In hoeverre gaat de reikwijdte, beschermingsniveau en
instrumentarium van de Wod verder dan het richtlijnvoorstel?
4. Welke onderwerpen zijn nieuw ten opzichte van de huidige
richtlijn. In hoeverre zijn deze reeds opgenomen in de Wod?
5. Op welke punten zou aanpassing van de Wod, in het licht van
beantwoording van de eerste drie onderzoeksvragen noodzakelijk
zijn?
Deze analyse wordt binnenkort afgerond.
Ik heb de stakeholders die ook betrokken zijn geweest bij het
zogenoemde bottom-up proces (zie Kamerstukken II 2007-2008 30 138 en
27 428, nr. 3) uitgenodigd input te leveren voor de Nederlandse
standpuntbepaling.
Net als bij de evaluatie van de Wet op de dierproeven hecht ik veel
belang aan de opvattingen van de verschilllende betrokken
organisaties.
Ik verwacht dat ik u eind juni een standpuntbepaling kan toezenden.
Onder het voorzitterschap van Tsjechië heeft inmiddels een eerste
ambtelijke raadswerkgroep plaatsgevonden over het nieuwe voorstel. Die
bijeenkomst is vooral gebruikt voor een toelichting door de Europese
Commissie. Nederland heeft een studievoorbehoud gemaakt omdat de
consultatie nog gaande is.
Ik vertrouw erop dat ik u voorlopig voldoende heb geïnformeerd.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport