4. Aanvullende vragen inzake het Uitvoeringsbesluit WTZi
Aanvullende vragen inzake het Uitvoeringsbesluit WTZi
Kamerstuk, 20 april 2009
De Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG
DLZ-CB-U-2924792
20 april 2009
Geachte voorzitter,
In antwoord op de bovenvermelde brief waarin de leden van uw commissie
nadere vragen stellen ten aanzien van de wijziging van het
Uitvoeringsbesluit WTZi, waarmee onder andere het bouwregime voor de
langdurige zorg is afgeschaft, bericht ik u graag als volgt.
Allereerst stel ik het ten zeerste op prijs dat u geen bezwaren heeft
geuït tegen het in werking treden van het gewijzigde
Uitvoeringsbesluit WTZi. Aanbieders van zorg, hun brancheorganisaties
en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) weten nu waar ze aan toe zijn.
Zij kunnen op basis van de nieuwe situatie respectievelijk plannen
ontwikkelen voor de toekomst en bekostigingsregels opstellen die de
nieuwe omstandigheden reflecteren.
Ik kom uiteraad tegemoet aan uw verzoek spoedig en inhoudelijk
adequaat de bij u nog levende vragen te beantwoorden en te reageren op
door u geleverd commentaar.
De Nederlandse Zorgautoriteit zal mij voor de zomer adviseren ten
aanzien van een minimale kapitaallastencomponent en mij bovendien
berichten uit welke componenten die is opgebouwd. Bovendien zal de NZa
mij op de hoogte stellen van een eerste verkenning van een
overgangsregeling. Op basis van die gegevens zal ik de beide Kamers
der Staten-Generaal een brief sturen. Ik zal daarover met de Tweede
Kamer nog vóór het zomerreces overleg voeren.
U vraagt mij mijn voorgenomen besluit om "af te zien" van de
instelling van een commissie van wijzen, die de boekwaardeproblemen
van individuele instellingen in specifieke situaties beoordeelt, te
heroverwegen. Ik begrijp uit de vraag dat u mijn eerdere antwoord
heeft gelezen als een definitief "nee" tegen een commissie van wijzen.
In mijn vorige brief en ook tijdens het overleg met de vaste commissie
van de Tweede Kamer heb ik naar voren willen brengen dat ik heb
geleerd van de gang van zaken bij de invoering van integrale tarieven
en prijzen in de cure. De commissie van wijzen die zich gebogen heeft
over deze problematiek in de cure heeft geen individuele gevallen
beoordeeld, maar geadviseerd dat er een goede overgangsregeling moet
worden opgesteld. De commissie stelde voor daarin een
hardheidsclausule op te nemen. Uiteindelijk, zo adviseerde de
commissie, dient er voor de cure een nadeel-compensatieregeling te
worden opgesteld die kan worden gehanteerd na afloop van de
overgangsperiode/-regeling.
Ik heb het vorenstaande voor de sector van de langdurige zorg en de
geestelijke gezondheidszorg zo vertaald dat tegelijkertijd met de
introductie van de integrale tarieven in die sectoren, niet alleen een
gefaseerd invoeringstraject moet worden bewandeld, maar ook een
overgangsregeling van kracht moet zijn die er voor zorgt dat
instellingen op een verantwoorde manier van de oude situatie naar de
nieuwe situatie kunnen komen. In die overgangsregeling krijgt de
"boekwaardeproblematiek" sowieso een plaats. In de loop van dit jaar
wordt meer duidelijk over welke andere onderwerpen onderdeel uit
zullen gaan maken van een door de NZa op te stellen overgangsregeling.
Van nieuwe ontwikkelingen houd ik beide Kamers op de hoogte. Overigens
ga ik er vooralsnog van uit dat de NZa in staat zal zijn zelf
uitvoering te geven aan de overgangsregeling, aangezien die een
rechtstreeks verband heeft met het vaststellen van tarieven door de
NZa ten behoeve van individuele instellingen. Ik sluit - en dan kom ik
terug op uw vraag - niet uit dat in dat verband derden zullen worden
ingeschakeld om de situatie te beoordelen.
Ik heb tijdens het overleg met de vaste commissie voor VWS van de
Tweede Kamer op 27 januari 2009 gemeld dat ik er vanuit ging dat het
verplichte leefwensenonderzoek zoals dat is vastgelegd in de huidige
beleidsregels WTZi, met het afschaffen van het bouwregime zou komen te
vervallen. Ik kom daar - mede op verzoek van uw commissie - op terug,
zoals ik in mijn brief van 19 maart 2009 aan uw commissie heb gemeld.
De bestaande beleidsregels op grond van de artikelen 4 en 13 van de
Wet toelating zorginstellingen (WTZi) worden zodanig aangepast dat het
leefwensenonderzoek, dat in de huidige beleidsregels WTZi een
verplicht toetsingsonderdeel is bij de beoordeling van toelatingen met
bouw, voortaan een beleidsregel is die te allen tijde van kracht is
ingeval van bouw en langdurig verblijf. De verplichting treedt in
werking op het moment dat de gewijzigde beleidsregels WTZi in de
Staatscourant worden gepubliceerd. Van terugwerkende kracht hoeft geen
sprake te zijn, omdat tot de inwerkingtreding van de nieuwe
beleidsregels de oude van kracht blijven en daarin is het
leefwensenonderzoek, zij het op andere titel, reeds opgenomen. Er
ontstaat met andere woorden geen regelloze periode.
De komende anderhalf jaar zal veel werk worden verricht om integrale
tarieven voor de langdurige zorg te kunnen introduceren in 2011. De
voortgang van die werkzaamheden kan door de beide Kamers worden
gevolgd aan de hand van aan hen te sturen berichten daaromtrent. Ik ga
ervan uit dat beide Kamers, ieder op de voor hen meest passende wijze,
daarover met mij in overleg treden.
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport