4. Gegaste containers
Gegaste containers
Kamerstuk, 17 april 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
VGP/PSL 2925810
17 april 2009
Geachte voorzitter,
Bij het mondelinge vragenuur van 3 maart 2009 heb ik u toegezegd meer
informatie te geven over de door het Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gebruikte onderzoeksmethode naar de
veiligheid van consumentenproducten uit gegaste containers. In deze
brief geef ik u mede namens de minister van Ministerie van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer deze
informatie.
Naar aanleiding van de uitzending van het tv programma Zembla over
gegaste containers heeft het RIVM opnieuw contact gezocht met het
Zentralinstitut für Arbeidsmedizin und Maritime Medizin te Hamburg om
te achterhalen of er discrepantie bestaat tussen de gebruikte
onderzoeksmethode bij het Nederlandse en het Duitse onderzoek aan de
twee helften van hetzelfde gegaste matras.
Ook is er door het RIVM een peer-review gevraagd op het RIVM-rapport
"De risico's van milieugevaarlijke stoffen in importcontainers" (2007)
aan twee hoogleraren toxicologie (Prof. Dr. AJ Murk (WUR), en Prof. M.
van den Berg (UvU)).
De reviews en de reactie van het RIVM hierbij zijn opgenomen als
bijlage bij deze brief.
De RIVM methode in vergelijking met de Duitse methode
Zoals in de uitzending van Zembla naar voren is gebracht is zowel door
het Zentralinstitut für Arbeidsmedizin und Maritime Medizin als door
het RIVM onderzoek verricht aan twee helften van hetzelfde matras. Dit
matras was afkomstig uit een met 1,2-dichloorethaan gegaste container
waarin matrassen waren opgeslagen. Het onderzoek van het RIVM was er
op gericht om vast te stellen hoe na ingebruikname door een consument
de concentratie zou afnemen en hoe hoog de concentratieniveaus zouden
zijn die daarbij konden optreden. Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt
van een onderzoeksopstelling die de thuissituatie van de consument
nabootst. Dit is een speciaal ontworpen ventilatiekast, waarin de
omstandigheden zoals temperatuur (35°C) en ventilatie nauwkeurig zijn
in te stellen en er directe bemonstering en analyse van de
luchtconcentraties kan plaatsvinden.
Het Duitse onderzoek verschilt sterk in opzet en doelstelling van het
RIVM-onderzoek. Het onderzoek blijkt er op gericht te zijn geweest om
vast te stellen wat de blootstelling in magazijnen kan zijn, wanneer
matrassen in hun oorspronkelijke verpakking zijn opgeslagen in een
magazijnruimte. Om deze reden is het matras in Duitsland in zijn
geheel en in de door het RIVM aangebrachte dampdichte verpakking bij
kamertemperatuur in een zuurkast gelegd. Vanuit deze zuurkast is op
verschillende momenten een luchtmonster genomen dat vervolgens is
geanalyseerd.
De uitkomsten van het Duitse onderzoek zijn niet vergelijkbaar met die
van het RIVM-onderzoek en zijn niet te gebruiken om vast te stellen
wat de blootstelling van een gebruiker van een matras zou kunnen zijn.
Uit het Duitse onderzoek kan evenmin worden afgeleid dat het betrokken
matras veel langer uitdampt dan het RIVM in haar rapport heeft
gesteld. De geconstateerde langere uitdampingstijd is een gevolg van
het in verpakte toestand houden van het matras en de gehanteerde
lagere temperatuur, waardoor het uitdampingsproces langzamer zal
verlopen.
Op basis van het verschil in onderzoeksmethode is er geen reden om de
risicoevaluatie van het RIVM ten aanzien van het onderzochte matras
aan te passen. De reviewers komen tot eenzelfde analyse.
Consistentie onderzoeksmethode en conclusies
De reviewers hebben de conclusies in het RIVM-rapport "De risico's van
milieugevaarlijke stoffen in importcontainers" (2007) getoetst. Zij
concluderen dat conclusies in het RIVM-rapport consistent zijn met het
aanwezige gegevensmateriaal. Beide vinden dat het RIVM in voldoende
mate de beperkingen van het gegevensmateriaal ten behoeve van de
risicobeoordeling heeft aangegeven in haar rapport.
De reviewers hebben opmerkingen met betrekking tot de verwoording van
de conclusies van het onderzoek door het RIVM. Door de op punten naar
hun mening minder heldere verwoording is naar de mening van beide
reviewers ruimte ontstaan voor onduidelijkheid over de conclusies van
het RIVM. De conclusie van het RIVM in 2007 was dat het bestaan van
mogelijke risico's bij andere dan de twee onderzochte matrassen niet
kan worden uitgesloten. Het was naar mening van de reviewers beter
geweest als het RIVM ook in de samenvatting en abstract de
onzekerheden scherper had gefomuleerd.
In de toekomst zal het RIVM meer alert moeten blijven op de
formulering van conclusies. Ik zal daarop toezien.
Noodzaak verder onderzoek
Zowel Prof. Murk als Prof. Van den Berg adviseren nader onderzoek.
Volgens hen zal aanvullend onderzoek een duidelijker beeld kunnen
geven van de range aan blootstellingen die te verwachten zijn via
verschillende blootstelingsroutes aan verschillende (cocktails van)
stoffen. Zo stelt Prof. Murk onderzoek voor naar de kortdurende,
mogelijk hoge blootstelling aan gassen in de beginfase van het gebruik
van een matras, aan producten die bij gebruik tot direct huidcontact
leiden, aan voedsel en aan geneesmiddelen. Prof. van den Berg stelt
nader onderzoek voor, met name aan vethoudende voedingsmiddelen en
geneesmiddelen.
Echter zowel prof. Murk als prof. van den Berg trekken het nut van
verder onderzoek ook in twijfel, aangezien het onmogelijk is om door
middel van onderzoek risico's uit te sluiten. Het doel van deze
aanvullende metingen is dus niet om een allesomvattende
risicoschatting te kunnen maken, maar om de orde van grootte van het
probleem in kaart te kunnen brengen zodat de beleidsurgentie ook
duidelijker kan worden.
Het RIVM heeft in haar rapportages de conclusie getrokken dat risico's
voor consumenten als gevolg van hoge concentraties gevaarlijke gassen
in containers met producten als voedingsmiddelen, geneesmiddelen en
matrassen ("close contact" producten) niet kunnen worden uitgesloten.
Verder onderzoek van een groter aantal producten kan wel leiden tot
een beter inzicht, maar nooit tot het uitsluiten van risico's.
Daarvoor is de variatie over een aantal factoren, zoals de wijze van
begassing, de gebruikte hoeveelheden, de interactie tussen materiaal
en gassingsmiddel etc. te groot en te onzeker. Ook het RIVM heeft
geadviseerd dat de oplossing niet in de richting van verder onderzoek
moet worden gezocht, maar in bestrijding aan de bron.
Oplossingsrichtingen
Zoals reeds op 27 februari 2009 in de brief van de minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan de Kamer is
gemeld (22343-224) kiest de overheid voor andere oplossingsrichtingen
waarbij het niet het doel is om een volledig beeld te hebben van de
risico's van deze consumentenproducten, maar om juist aan de bron
potentiële risico's te voorkomen.
Op 16 april zal er vanuit de overheid een ronde tafel conferentie
plaatsvinden waarbij er onder andere wordt gesproken met importeurs en
afnemers van bovengenoemde "close contact" producten. Het is mijn
streven en van mijn collega van VROM om afspraken met importeurs en
afnemers te maken in het kader van maatschappelijk verantwoord
ondernemen over het begassen van importcontainers.
Het bedrijfsleven is immers eindverantwoordelijk voor het in de handel
brengen van veilige producten en levensmiddelen. Zij dienen dus zelf
actie te ondernemen om zich ervan te overtuigen dat hun producten
veilig zijn.
Omdat niet te verwachten is dat bronaanpak op de korte termijn
voldoende effect sorteert, houdt de Voedsel en Warenautoriteit (VWA)
toezicht op "close contact" consumentenproducten uit containers met
een hoge concentratie gassen.
Indien door de betreffende inspectiedienst in de haven een hoge
concentratie gevaarlijke gassen wordt geconstateerd in een container
met levensmiddelen of andere "close contact" consumentenproducten
(zoals matrassen) worden zowel de VWA als het ontvangende bedrijf
hiervan op de hoogte gesteld. Naar aanleiding hiervan voert de VWA een
controle uit bij het ontvangende bedrijf. Hierbij wordt gecontroleerd
of het betreffende bedrijf zijn verantwoordelijkheid heeft genomen
voor het veilig op de markt brengen van het product, dan wel dat het
product is teruggestuurd of vernietigd (in geval veilig op de markt
brengen niet mogelijk is). Eigen monsteronderzoek door de VWA kan
onderdeel zijn van de controle.
Hiermee ben ik van mening dat er nu en in de toekomst voldoende
maatregelen worden getroffen om de consument te beschermen tegen
onveilige producten.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport