Schriftelijk overleg over de retributieregelingen Voedsel en Waren Autoriteit (VWA)
20 april 2009 - kamerstuk
Directie Voedselkwaliteit en Diergezondheid
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
7 april 2009 26991, nr. 248
VD. 2009/668
20 april 2009
onderwerp bijlagen
Schriftelijk overleg over de 1
retributieregelingen Voedsel en Waren
Autoriteit (VWA)
Geachte Voorzitter,
Hierbij stuur ik u mijn reactie op de inbreng van uw Kamer in het schriftelijk overleg over
de retributieregelingen Voedsel en Waren Autoriteit (VWA).
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
Directie Voedselkwaliteit
en Diergezondheid
Bezuidenhoutseweg 73
Postadres: Postbus 20401
2500 EK 's-Gravenhage
Telefoon: 070 - 3786868
Fax: 070 - 3786100
---
Retributieregelingen Voedsel en Waren Autoriteit
Antwoorden op vragen en opmerkingen
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de opmerkingen en vragen van uw Kamer.
Bij de beantwoording van de vragen houd ik zoveel mogelijk de volgorde van de indeling van het
verslag aan.
Evaluatie
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de stap om tot een meer transparante retributie-
regeling te komen een kleine stap is en betreuren het dat niet verder tegemoet is gekomen aan de
uitkomsten van de enquête. De leden van de CDA-fractie vragen zich af waarom. Uit de reacties op
de nieuwe retributieregelingen blijkt dat nog steeds een meerderheid van het bedrijfsleven de
retributieregelingen als complex ervaart. Ook de kostenstijgingen die voortvloeien uit de
toeslagsystematiek worden door het bedrijfsleven gedeeltelijk als onredelijk en onbegrijpelijk
ervaren. Bedrijven blijken, zoals uit de evaluatie naar voren komt, zeer weinig gebruik te maken
van de voorziening voor bundeling van werkzaamheden op meerdere (nabijgelegen) bedrijven
tegen één aanvraagtarief. Is de minister nagegaan waarom dit zo is?
Zoals ik in mijn brief van 9 maart jl. (TK 26991 nr. 248) heb aangegeven, is naar aanleiding van de
evaluatie ten behoeve van eenvoud en transparantie het aanvraagtarief opgenomen in het
starttarief en is de toeslagsystematiek gewijzigd. Verdere grote wijzigingen acht ik vrij kort na de
invoering van het nieuwe retributiestelsel niet raadzaam. Opgemerkt zij dat de huidige structuur
van het retributiestelsel mede het gevolg is van de diversiteit aan sectoren en ondernemingen
waarvoor de VWA werkzaamheden verricht en van het principe `de veroorzaker betaalt' met een
toerekening van kosten en opbrengsten per sector.
In de evaluatie is ook nagegaan waarom bedrijven zeer weinig gebruikmaken van de voorziening
voor bundeling van werkzaamheden. Als redenen voor het niet gebruikmaken van deze
voorziening geven de branche-organisaties aan dat er weinig combinatiemogelijkheden zijn, de
bedrijven te verspreid liggen, bedrijven te zeer concurrenten van elkaar zijn en dat de bonus
(beloning) onvoldoende zou zijn; zie ook de bijlage van mijn brief van 9 maart 2009
(TK, 26991, nr. 248).
De leden van de CDA-fractie vragen zich af of kan worden aangegeven of bij de evaluatie ook
rekening is gehouden met alternatieven ten aanzien van de wijze van financiering van
toezichtskosten, bijvoorbeeld de mogelijkheid om de kosten op een transparante en evenwichtige
wijze door te belasten richting de gehele voedingsmiddelenindustrie (incl. non-food). En in
hoeverre zijn bij deze evaluatie ook de internationale benchmarkonderzoeken betrokken? Met het
oog op een Europees `level playing field' moet naar mening van de leden van de CDA-fractie ook
de wijze van financiering van toezichtskosten in andere Europese landen in de discussie worden
betrokken. Op welke termijn rapporteert de Europese Commissie over het onderzoek naar de
opbouw van het retributiestelsel in de verschillende lidstaten en op welke wijze worden deze
resultaten verwerkt in het Nederlandse retributiemodel?
De gewenste kostendekkendheid heeft tot gevolg dat Nederland hogere tarieven hanteert dan
andere EU-lidstaten. De leden van de VVD-fractie willen graag dat de gevolgen van het ontbreken
van een `level playing field' voor de Nederlandse vleessector inzichtelijk worden gemaakt. Wat zijn
daarnaast de onderliggende oorzaken, redenen en/of argumenten voor andere lidstaten om lagere
tarieven te hanteren? Ziet de minister mogelijkheden om vergelijkbare tarieven te hanteren? Zo
neen, waarom niet?
---
De evaluatie had tot doel om inzicht te verkrijgen in de werking van het nieuwe stelsel, zodat er,
indien nodig, aanpassingen in de regelgeving doorgevoerd konden worden. Er zijn daarom bij de
evaluatie geen alternatieven voor de wijze van financiering van toezichtskosten ten opzichte van
het in maart 2008 ingevoerde retributiestelsel meegenomen. Een stelsel waarbij de kosten door
middel van een heffing worden verdeeld over de hele voedingsmiddelenindustrie, inclusief de
non-food, zou strijdig zijn met één van de uitgangspunten van het retributiestelsel, nl. het principe
van `de veroorzaker betaalt': de kosten worden daar neergelegd waar ze worden gemaakt; zie de
toelichting bij de Regeling retributies veterinaire en hygiënische retributies van 13 december 2007
(Stcrt. 2007, 247).
Bij de evaluatie zijn geen internationale benchmarkonderzoeken betrokken. Een vergelijkende
studie van het LEI uit 2006 ten aanzien van retributiestelsels in de omringende EU-lidstaten is wel
betrokken bij de opstelling van het nieuwe retributiestelsel dat per 1 maart 2008 is ingevoerd; zie
de bovengenoemde toelichting bij de Regeling retributies veterinaire en hygiënische retributies
van 13 december 2007. Deze LEI-studie gaf aan dat de inspectiediensten in binnen- en buitenland
op zeer diverse wijzen zijn georganiseerd, wat consequenties heeft voor de gehanteerde kostprijs-
en doorberekeningssystematiek (zie ook TK 30300 XIV, nr. 77). Deze zijn daardoor nauwelijks te
vergelijken.
De Europese Commissie rapporteert binnenkort over haar onderzoek naar de opbouw van het
retributiestelsel in de diverse lidstaten. Of en in hoeverre er sprake is van een `level playing field'
en welke onderliggende oorzaken hieraan ten grondslag liggen, zou kunnen blijken uit het
bovengenoemde rapport van de Europese Commissie.
Vanzelfsprekend vergt dit nog te ontvangen rapport eerst zorgvuldige bestudering voordat ik
daaruit conclusies kan trekken.
Planningskader
Eerder hebben de leden van de CDA-fractie aangegeven dat inzake de capaciteit en kwaliteit van
dierenartsen en het planningskader van de VWA, het niet zo kan zijn dat deze van invloed kunnen
zijn op het serviceniveau richting het bedrijfsleven. Slachterijen dienen hun werktijden niet ten
koste van alles aan te passen aan de beschikbaarheid van dierenartsen. Kan worden aangegeven
welke speelruimte het moment waarop de werkzaamheden beginnen, heeft? Het aanpassen van
werktijden kan tot grote praktische problemen leiden, is de inschatting van de leden van de
CDA-fractie. Voorkomen moet worden dat er grote welzijnsproblemen kunnen ontstaan omdat
aangevoerde slachtdieren niet meer kunnen worden geslacht en tot de volgende dag, of zelfs tot
na het weekeinde, moeten blijven staan. Het strookt bovendien niet met de genoemde
overgangsmaatregelen als het investeren in de kwaliteit van `practitioners' en een gerichte inzet
van dierenartsen. Daarover hebben de leden van de CDA-fractie nog een vervolgvraag. In de
voorliggende conceptretributieregeling is gesteld dat bij de betreffende retributies voor de officiële
assistent, werkzaam bij de VWA (ATDA) voor werkzaamheden niet gerelateerd aan het toezicht,
wederom eenzelfde tarief is voorgesteld als voor de officiële dierenarts. Dat sluit niet aan bij de
intentie zoals is uitgesproken bij het afsluiten van het Convenant privatisering bandkeuring. Deze
assistent is van tijdelijke aard en zou op den duur verdwijnen. Qua transparantie valt verder nog
op te merken dat niet duidelijk is of de werkelijke kosten voor beide functies gelijk zijn. Kan
hierover meer helderheid worden verschaft?
Het moment waarop de werkzaamheden kunnen beginnen, ligt in principe binnen de
openingstijden van de VWA van 07.00 tot 18.00 uur. Bij slachterijen wordt verruiming toegestaan.
Zo beginnen de meeste pluimveeslachterijen al om 05.00 uur en start de AM-keuring bij de grote
roodvleesslachterijen zelfs nog vroeger.
---
De meeste slachterijen dienen een voorgenomen weekplanning in die zij kunnen wijzigen tot
07.00 uur op de voorafgaande werkdag. Bij calamiteiten (onder andere dreigende dieren-
welzijnsproblemen) worden te late meldingen wel in behandeling genomen. Verder kunnen
bedrijven een bepaalde mate van flexibiliteit inkopen. Als bedrijven verwachten dat er meer dieren
worden aangevoerd, kunnen ze een latere eindtijd aanvragen. Dit leidt tot (beperkte) extra
kosten, maar op deze wijze heeft het bedrijf de nodige speling in de eindtijd en hoeven dieren niet
onnodig lang te wachten op de keuring. De stalfaciliteiten (uitrusting, voer en water) op de
slachterijen dienen trouwens van dien aard te zijn dat het overliggen van dieren niet tot
welzijnsproblemen leidt.
Zoals ik reeds toegezegd heb n.a.v. de motie van het lid Atsma van 17 december 2008
(TK, 26991 nr. 237), zal ik het bedrijfsleven betrekken bij het oplossen van de knelpunten van het
planningskader. De mogelijkheden tot eventuele aanpassing van het planningskader zijn echter
beperkt door het capaciteitsgebrek aan dierenartsen. Over de maatregelen ter vergroting van de
capaciteit aan dierenartsen heb ik u in mijn brief van 10 oktober jl. (TK, 26991, 229) ingelicht. In de
tweede helft van 2009 zal ik een nieuwe evaluatie van het planningskader laten uitvoeren en de
mogelijkheden tot verruiming bestuderen.
De inzet van de assistent toezichthoudend dierenarts bij de roodvleesslachterijen blijft nog
noodzakelijk wegens de hoeveelheid werk en het capaciteitsgebrek bij de VWA-dierenartsen.
Het wederom invoeren van een verschillend tarief voor dierenartsen en assistenten heeft geen
effect op de totale kosten voor het bedrijfsleven. Het huidige tarief is immers een gemiddeld
tarief van dierenarts en assistent. Met het gemiddelde tarief ontstaat daarbij geen ongelijkheid
tussen bedrijven waar procentueel meer of minder assistenten worden ingezet dan dierenartsen.
De rekening voor gelijkwaardige werkzaamheden verschilt niet en er zijn minder administratieve
lasten.
De leden van de CDA-fractie vinden dat de hoofdlijn is dat de inzet vooral dáár moet plaatsvinden
waar de risico's het grootst zijn. Daarnaast zijn efficiency en effectiviteit van de inzet van
dierenartsen van belang met als uitgangspunt dat onrendabele uren tot een minimum beperkt
dienen te blijven. De verhoging van de efficiency van de inzet van VWA-dierenartsen en de
gevolgen van de maatregelen voor de bedrijfsvoering van de bedrijven dienen in balans te zijn.
Kan worden aangegeven of ook deze efficiencyslag is verwerkt in de tarieven?
De VWA streeft naar een voortdurend betere efficiëntie van de inzet van dierenartsen waarbij voor
de dierenartsen wel voldoende ruimte moet zijn om naast het uitvoerende werk tijd te besteden
aan opleiding, bijscholing en intervisie ten behoeve van de kwaliteit van de dienstverlening. Een
zeer belangrijk instrument daarbij is het planningskader. Alleen met een voor de dierenarts strak
gepland werkschema zonder al te veel reistijd en/of "lege" uren kan de inzet van dierenartsen
optimaal worden gebruikt en worden er minder practitioners ingezet. De "revenuen" van het
planningskader zijn verwerkt in de kostprijsberekeningen en daarmee in de tarieven.
Retributieregeling per 1 juli 2009
Tariefaanpassing
De leden van de CDA-fractie zijn verheugd dat de tarieven zijn afgetopt, maar vinden deze toch
fors. De gemiddelde stijging is dan wel 10% maar voor de individuele tarieven is dat 30%! In de
nieuwe regeling is ook niet duidelijk welke elementen in de berekening van de tarieven zijn
meegenomen of wat het effect van de betreffende tariefonderdelen is. Kan een betere
onderbouwing worden verschaft van de tarieven?
De nieuwe tariefaanpassingen per 1 juli 2009 richting kostendekkendheid heeft de leden van de
VVD-fractie onaangenaam verrast. Een gemiddelde tariefstijging van circa 10% vinden deze leden
onaanvaardbaar. Het is immers niet duidelijk hoe het tarief is opgebouwd. Dit is van groot belang
voor het draagvlak van een dienst met een monopoliepositie zoals de VWA.
---
Kan de minister de achterliggende kostentoerekening inzichtelijk maken? Kan zij hierbij in het
bijzonder ingaan op de kostentoedeling van de tarifeerbare en niet-tarifeerbare diensten? Kan de
minister aangeven wat zij verstaat onder `kostendekkende tarieven', welke kosten worden hierbij
betrokken? Kan zij tevens inzicht geven in de actuele hoogte van deze kosten en de relatie tot de
huidige en voorgestelde retributies?
Aftopping van afzonderlijke tariefonderdelen op 30% betekent niet dat de stijging op bedrijfs- en
sectorniveau tot 30% oploopt. De totale kosten voor een bedrijf of sector worden immers bepaald
door diverse tariefonderdelen, nl. starttarief, kwartiertarief en toeslagen. De gemiddelde stijging is
10%, maar voor diverse sectoren en bedrijven is de stijging minder - zo niet 0% - en voor andere
hoger.
Over de onderbouwing van de tarieven het volgende.
In de eerste plaats komen bepaalde kosten van de VWA sowieso al voor rekening van de overheid:
dit zijn een deel van de algemene ICT-kosten, investeringskosten voor bepaalde projecten zoals
'Controles op Landbouwgoederen bij Import en Export naar een nieuwe Toekomst' (CLIENT) en
reorganisatiekosten zoals fusie- en frictiekosten.
Vervolgens worden de resterende kosten van de VWA (salaris, overige personeelskosten,
materiële kosten, huur gebouwen, overige huisvestingskosten, afschrijving en rente) specifiek
toegerekend aan de tarifeerbare en niet-tarifeerbare werkzaamheden (onder de niet-tarifeerbare
werkzaamheden vallen ook de inzet van beleidsmedewerkers en de inzet voor dierziekten-
bestrijding).
Door de omzetting en toerekening van deze resterende kosten ad 66,5 mln. aan tarifeerbare
werkzaamheden per sector komen kostendekkende tarieven tot stand. Onverkorte doorvoering
hiervan zou geleid hebben tot een gemiddelde tariefstijging van circa 13% (inclusief de indexering
van 4,55% per 1 januari 2009) ten opzichte van 2008. Daarbij heb ik ook rekening te houden met
bestuurlijke afspraken. De aftopping van stijgingen van de tariefonderdelen tot 30% leidt tot een
gemiddelde tariefstijging van 10%. De voorgestelde retributies leiden tot een opbrengst op
jaarbasis van 58,6 mln. (zie ook mijn brief van 9 maart jl.).
VWA heeft steeds een onderbouwing van de tarieven op haar website gepubliceerd en zal voor de
nieuw in te voeren retributies in de 2e helft van mei een uitgebreide onderbouwing van de
tarieven en de werking van het kostprijsmodel op sectorniveau op haar website publiceren.
De leden van de CDA-fractie hebben twijfels bij de uitvoering van de afspraken met de
pluimveesector over de gemiddelde tariefstijging van 5% in 2008 (en daarna in twee jaar nog 10%).
Bij de huidige voorstellen en verkregen toelichtingen blijkt het kwartiertarief per 1 januari 2009
met 4,54% en per 1 juli 2009 nogmaals met 18%, ten opzichte van het overeenkomstig de
gemaakte afspraken berekende tarief, te stijgen, terwijl in 2010 nogmaals een toename van 21%
wordt geprognosticeerd. In totaal zou de stijging 42% zijn in plaats van de afgesproken 10%. Kan
de minister aangeven op welke wijze de tariefstijging tot stand is gekomen, welke bandbreedte het
percentage kent en welke impact dat heeft op de verschillende deelsectoren? En wat is het
toekomstperspectief, nu in eerdere brieven wordt gemeld dat de tariefstijging gefaseerd zal
worden om uiteindelijk in 2011 tot het niveau van werkelijke kosten te komen? Met welk
percentage dient het bedrijfsleven rekening te houden?
Allereerst wil ik opmerken dat de fasering van de pluimveeslachterijentarieven - conform de
afspraken met de sector - gericht is op kostendekkendheid in 2010 en dat ik de maximaal 5%
stijging op jaarbasis alleen voor 2008 heb toegezegd en niet voor latere jaren; zie mijn brief van
17 december 2007 (TK 26991, nr. 161).
In de tweede plaats merk ik op dat ondanks de geplande tariefstijgingen het kwartiertarief in de
pluimveeslachterijen - zelfs bij kostendekkendheid - tot de laagste VWA-kwartiertarieven behoort.
---
De tariefstijging per 1 juli 2009 is het gevolg van het feit dat bij de fasering van de tarieven voor
pluimveeslachterijen eind 2007 is uitgegaan van onjuiste inschattingen van de opbrengsten en
kosten voor 2008. Deze aannames hebben geleid tot een onderschatting van de kloof tussen de
geschatte opbrengsten uit tarieven en de aangenomen kostendekkendheid eind 2007. Uit nadere
berekeningen met juiste cijfers is gebleken dat deze kloof geen 15% maar meer dan 30% was.
Verder had de toenmalige inschatting betrekking op uitsluitend de tariefstijging 2007-2008. De
reguliere jaarlijkse kostenstijging 2009 en 2010 komen hier bovenop. Andere factoren die van
invloed zijn, zijn de kosten van de maatregelen naar aanleiding van het Hoekstra-rapport.
Op basis van de huidige inzichten is er per 1 juli 2009 en per 1 januari 2010 een stijging van circa
20% voorzien. De verwachting is dat de kosten na 2010 relatief stabiel zullen blijven op de
jaarlijkse reguliere VWA kostprijsstijging na. Toch blijft er bij het inschatten van kosten en
opbrengsten altijd een bepaalde mate van onzekerheid. De tariefberekeningen zijn afhankelijk van
deze aannames en schattingen in de voorcalculatie. Nieuwe werkprocessen of marktwerking
kunnen deze aannames beïnvloeden. De uiteindelijke realisatie, kosten en opbrengsten worden
pas het volgende jaar duidelijk bij de nacalculatie.
Volgens de leden van de SP-fractie zijn er met betrekking tot de voorgenomen wijzigingen van het
retributiestelsel ook een aantal kanttekeningen te plaatsen waar de leden graag nadere
toelichting over krijgen. Er gaat met de voorgestelde percentuele verhoging indirect nog altijd veel
belastinggeld naar de sector, terwijl vanuit het voornoemde principe 100% kostendekkendheid
rechtvaardiger zou zijn. De leden van de SP-fractie zien op voorhand dat ook geen reden om
akkoord te gaan met voorgestelde wijziging van het retributiestelsel.
De leden van de SP-fractie zijn voor een snelle invoering van kostendekkendheid. Het convenant
met de roodvleessector gaat uit van volledige kostendekkendheid in 2010. Waarom wordt de
verhoging niet conform dit streven voortgezet en nu wederom afgetopt? Schuift daarmee ook de
datum voor het bereiken van de kostendekkendheid op?
De minister spreekt over een forse tariefstijging van circa 10%. Kan de minister aangeven hoe fors
die in euro's is per bedrijf? Kan de minister tevens aangeven welke kosten volledig kostendekkend-
heid op jaarbasis zou betekenen voor de betreffende bedrijven? Zijn de kosten niet naar draag-
kracht over betrokkenen te verdelen?
Zoals ik in mijn brief van 17 december 2007 (TK, 26991, nr. 161) over de evaluatie van het
convenant roodvleessector heb aangegeven dat over de maximale hoogte van de tarieven in 2010
en 2011, nog nadere afspraken met de roodvleessector moeten worden gemaakt met het oog op
het bereiken van kostendekkendheid in 2011. In deze brief heb ik ook de afspraken over de
maximale bijdrage van de roodvleessector voor het PM toezicht in 2009 ( 10,2 mln.) aangegeven.
De afspraak over 2009 is in het tariefvoorstel per 1 juli a.s. verwerkt.
De effecten van de tariefstijgingen in euro's per bedrijf zijn niet aan te geven. Deze effecten
hangen namelijk af van de volumes en de aard van de afgenomen VWA-diensten en is niet alleen
verschillend per bedrijf, maar ook per sector.
De kosten voor het bedrijfsleven werken voor grote en kleine bedrijven in dezelfde mate door.
Wel is er voor het ante mortem en post mortem toezicht in slachterijen bij het vaststellen van de
tarieven rekening gehouden met de belangen van kleine bedrijven. Bij de overige sectoren worden
de kosten verdeeld over alle bedrijven zonder onderscheid te maken tussen grote en kleine
bedrijven. In hoeverre grote bedrijven meer draagkracht dan kleinere bedrijven zouden hebben, is
moeilijk aan te geven.
De totale overheidsbijdrage die niet door retributies wordt gedekt, bedraagt op jaarbasis 8 mln.
in het tariefvoorstel per 1 juli a.s.; zie ook mijn brief van 9 maart jl.
---
De leden van de VVD-fractie willen bovendien weten wat er wordt gedaan aan het verbeteren van
de efficiency van de werkzaamheden van de VWA, teneinde de kosten voor het bedrijfsleven terug
te dringen. Worden de kosten van maatregelen die de efficiency en kwaliteit van controle
verbeteren, zoals automatisering, fusies, etc., uiteindelijk ook doorberekend in de retributies?
De VWA heeft een traject tot verbetering van de kwaliteit en de efficiëntie in gang gezet. Het
planningskader en projecten als CLIENT maken daar onderdeel van uit. De te maken inhaalslag
wordt gehinderd door de ondercapaciteit aan dierenartsen en de nog ontoereikende informatie-
huishouding.
De implementatie van de efficiency- en kwaliteitsverbeteringsmaatregelen vragen de nodige tijd
en middelen. Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 20 maart 2008 aan de Tweede Kamer naar
aanleiding van het rapport van de heer Hoekstra (TK 26991, nr. 177), vragen de maatregelen een
gezamenlijke inspanning van zowel de overheid als het bedrijfsleven.
Ook hier geldt dat in het geval van efficiencymaatregelen de kosten voor de baten uit gaan. De
kosten van de fusie VWA-AID-PD komen volledig voor rekening van de overheid en zullen op geen
enkele wijze aan het bedrijfsleven worden doorberekend.
Slachterijen
De CDA-fractie is verheugd met de toestemming van de Europese Commissie ten aanzien van de
pilot-projecten ter modernisering van de vleeskeuringmethoden met inbegrip van efficiënte inzet
van dierenartsen. Kan de minister aangeven hoe het traject verder gaat? En kan de minister
aangeven hoe met initiatieven, zoals bijvoorbeeld hogere snelheid van de slachtlijnen, uit het
bedrijfsleven wordt omgegaan? Het meedenken op de werkvloer over praktische oplossingen
rondom bijvoorbeeld het planningskader waarbij de kwaliteit van het product blijft gewaarborgd
daar is naar mening van de leden van de CDA-fractie toch niets mis mee?
Ook het door de sector al eerder aangeleverde idee over de vorming van een keuringsteam op
slachterijen, met permanent toezicht in de vorm van Service Level Agreements (SLA's) dient te
worden meegenomen in de modernisering van de vleeskeuring. Alle voorkomende dagelijkse
werkzaamheden dienen door zo'n team te kunnen worden uitgevoerd zonder extra tarieven. Dit
werkt een verregaande vereenvoudiging van de gehele tariefstructuur in de hand.
Zoals ik reeds in mijn brief van 10 oktober 2008 (TK 26991, nr. 229) heb aangegeven, staat de
Europese Commissie ten algemene positief tegenover de uitvoering van pilot-projecten om
nieuwe, moderne vleeskeuringsmethoden te toetsen.
Door de verplichte notificatieprocedure van een pilotproject is draagvlak bij en toestemming van
de Europese Commissie en de lidstaten nodig voorafgaand aan de daadwerkelijke uitvoering van
elk specifiek project. Daarnaast zullen nieuwe methoden altijd de nodige garanties moeten bieden
voor een soepel verloop van de internationale handel (export).
De VWA is op dit moment bezig met de uitwerking van een projectplan voor kleine en middel-
grote pluimveeslachterijen. Het is duidelijk dat hierbij de nodige zorgvuldigheid en kwaliteit in
acht moet worden genomen om de benodigde Europese toestemming te verkrijgen. Zodra het
projectplan is uitgewerkt en afgestemd met de belanghebbenden zal notificatie van het
projectvoorstel plaatsvinden.
De VWA staat ten algemene open voor initiatieven van het bedrijfsleven om het slachtproces
efficiënter en praktischer te regelen. Daarbij zal de VWA toetsen of een voorstel past binnen de
wettelijke kaders en praktisch uitvoerbaar is. Zo staat de VWA in bepaalde pluimveeslachterijen
onder voorwaarden een hogere bandsnelheid toe.
Ook het meedenken op de werkvloer onderschrijf ik. Alles wat bijdraagt aan een goede en
efficiënte inzet van dierenartsen voor het bedrijfsleven is ten algemene welkom. De VWA moet
wel de lead houden bij de inzet van de VWA-dierenartsen om de landelijke planning van
werkzaamheden van dierenartsen te kunnen opzetten en uitvoeren.
---
De VWA is bereid te kijken in hoeverre het afsluiten van SLA's op grote slachterijen met
permanent toezicht mogelijk is en is bereid uit te werken de impact hiervan op het betreffende
bedrijf, sector en de totale werkzaamheden van de VWA.
De leden van de VVD-fractie willen weten wat de minister specifiek doet voor de kleinere
slachterijen. Welke maatregelen neemt u om de kleinere slachterijen te ontzien in uw streven naar
kostendekkendheid en welk resultaat u hiervan verwacht? Komen deze maatregelen direct ten
laste van de grotere slachterijen? Zo ja, waarom neemt de overheid deze kosten niet op zich, mede
gelet op het belang van een gespreide dekking van Nederland door slachterijen met het oog op de
transportduur van slachtdieren en vervoersrestricties in verband met dierziekten? Bovendien willen
de leden van de VVD-fractie weten of het klopt, dat de sector is toegezegd dat de extra kosten voor
de zelfslachtende bedrijven, die maximaal 10 GVE (veebezettinggrens) per week slachten, voor
rekening van de overheid zullen komen? Zo ja, kan de minister nader ingaan op deze toezegging
en kan zij tevens uitleggen waarom zij in de voorgesteld regeling geen gevolg heeft gegeven aan
deze toezegging?
Voor de kleine zelfslachtende slagers (10 GVE of minder) handhaaf ik in het tariefvoorstel voor
1 juli a.s. de bestaande faciliteit van verlaagde tarieven voor de VWA-inzet voor ante mortem-
keuring en post mortemtoezicht; zie ook mijn brief van 9 maart jl. (TK, 26991, nr. 248). De kosten
van deze faciliteit - het verschil met het tarief voor de andere slachterijen - komen voor rekening
van de overheid en niet van de grotere slachterijen. Dit is de enige toezegging over kosten van
zelfslachtende slagers die aan de totale vleessector is gedaan.
Nieuwe retributies
De leden van de CDA-fractie snappen dat uit het kostendrager-kostenmaker principe een
herverdeling plaatsvindt van de te maken kosten. Op welke wijze is het bedrijfsleven hierbij
betrokken geweest?
Het bedrijfsleven is hierover geraadpleegd en heeft zijn mening kenbaar kunnen maken via de
consultatieprocedure.
Naast de stijging van de bestaande tarieven introduceert de regeling ook nieuwe retributies voor
bepaalde VWA-werkzaamheden die nu neergelegd gaan worden bij de betrokken bedrijven, omdat
de kosten daar worden gemaakt. De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe deze stap
zich verhoudt tot diensten van de VWA die in andere sectoren, zoals retail, horeca, visserij, etc., die
niet onder de retributieregeling vallen.
De Europeesrechtelijke kaders zijn bepalend voor het retributiestelsel. Voor zover deze kaders
nationale beleidsruimte laten, dient het Rapport Maat houden als uitgangspunt bij de bepaling
welke kosten voor rekening van de overheid en welke voor rekening van het bedrijfsleven komen.
Ten algemene geldt dat de zogeheten toelatingswerkzaamheden (verlening van vergunningen,
erkenningen en registraties) en posttoelatingswerkzaamheden (controle op vergunningseisen en
erkenningseisen) op basis van het Rapport Maat houden worden doorberekend voor zover
burgers en bedrijven hier voordeel van ondervinden.
De werkzaamheden waarvoor nieuwe retributies in de regeling worden geïntroduceerd met het
oog op het streven naar kostendekkendheid, betreffen (post)toelatingswerkzaamheden. Op basis
van het Rapport Maat houden mogen dergelijke kosten worden doorberekend. Voorheen werden
deze werkzaamheden niet doorberekend aan het bedrijfsleven.
---
Kosten die gemoeid zijn met preventieve en repressieve handhaving (onaangekondigde controles
en het opleggen van strafrechtelijke sancties, bijvoorbeeld in de detailhandel en de horeca)
worden in beginsel echter niet doorberekend. Wel hebben bijvoorbeeld de detailhandel en horeca
op grond van Europese verplichting te maken met het in rekening brengen van officiële
aanvullende controles bij niet-naleving.
Overigens worden de inspecties van de VWA in de visserijsector wel degelijk geretribueerd. De
retributies staan vermeld in de Warenwetregeling vaststelling van tarieven voor retributies
levensmiddelen in combinatie met het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen (VWS).
Financiële effecten
Vanuit het principe de vervuiler betaalt vinden de leden van de SP-fractie het logisch als de
activiteiten van de VWA volledig geretribueerd worden. Nu blijft het bij een percentuele verhoging
en wordt er dus nog altijd een aanzienlijk deel door het Rijk bijgedragen uit de belasting-
opbrengsten. Wat is de ratio achter het niet kostendekkend maken van het retributiestelsel? Kan
de minister aangeven hoeveel belastinggeld er op deze manier aan de sector wordt bijgedragen?
Zoals ik in mijn brieven van 16 oktober 2007 en 17 december 2007 heb aangegeven, streef ik naar
kostendekkende tarieven in 2011.
De kosten van het tariefvoorstel voor de overheid bedragen circa 8 mln. op jaarbasis; zie mijn
brief van 9 maart jl. (TK, 26991 nr. 248).
De leden van de VVD-fractie willen graag weten welke mogelijkheden de minister ziet voor een
eenduidig systeem, waarin de toerekening van de kosten transparant is en het bedrijfsleven de
ruimte krijgt om efficiencyverbeteringen te realiseren daar waar ze zelf verantwoordelijkheid
draagt voor controle. Wat vindt de minister van een systeem waarin, binnen het principe van
`toezicht op controle', de systemen van het bedrijfsleven worden bekostigd door het bedrijfsleven
en het directe toezicht daarop worden bekostigd door de overheid?
Een systeem van een gedeelde verantwoordelijkheid (en financiering van) het toezicht
tussen overheid en bedrijfsleven kan niet op alle toezichtsgebieden van de VWA worden
toegepast. Zo zijn de verantwoordelijkheden en taken van de overheid bij het toezicht in
slachterijen (inclusief de vleeskeuring) expliciet vastgelegd in Europese regelgeving. De overheid
moet deze toezichtswerkzaamheden uitvoeren. Daarom is er hier in beginsel geen ruimte voor
toezicht op controle. Waar er wel ruimte is, staat de overheid open voor initiatieven van het
bedrijfsleven.
Ten aanzien van de financiering merk ik op dat de toezichtswerkzaamheden blijven vallen onder
de retribueerbare werkzaamheden en dat de overheid daarbij van kostendekkende tarieven
uitgaat.
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit