Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
de Staten-Generaal 2500 BJ Den Haag
Postbus 20018 www.minocw.nl
2500 EA DEN HAAG
Onze referentie
HO&S/113636
Uw referentie
2009Z04398 van 11 maart
2009
Bijlagen
3 pagina's
Datum 17 april 2009
Betreft Vragen van Kamerlid Van Dijk over het niet kwijtschelden van
gemeentebelastingen aan studenten
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Van Dijk (SP) van
uw Kamer inzake het niet kwijtschelden van gemeentebelastingen aan studenten.
De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met uw
kenmerk 2009Z04398.
Mede namens de staatssecretaris van Financiën,
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
a
na 1 van 4
Pagi
Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de minister van Onderwijs, Onze referentie
Cultuur en Wetenschap en de staatsecretaris van Financiën over het niet HO&S/113636
kwijtschelden van gemeentebelastingen. (Ingezonden 11 maart 2009)
Vraag 1
Als de studiefinanciering voldoende zou moeten zijn voor het levensonderhoud,
hoe komt u dan bij een verschil tussen thuis- en uitwonende studenten van
163,83 euro? In welke studentenstad zijn voldoende studentenwoningen van
163,83 euro? 1)
Antwoord:
De studiefinanciering kent een normbudget per maand dat bedoeld is voor de
kosten van levensonderhoud en bijbehorende studiekosten. Dit normbudget wordt
gefinancierd door een basisbeurs, maximale aanvullende beurs en een maximale
basislening. Daarnaast biedt studiefinanciering een vervoersvoorziening in de
vorm van een OV-studentenkaart en de mogelijkheid van een collegegeldkrediet
(maximaal 5 maal het jaarlijkse collegegeld).
Het totale normbudget voor levensonderhoud is een lumpsumbedrag waarvan een
student met gemiddeld bestedingspatroon kan rondkomen. Omdat de totale
kosten voor levensonderhoud verschillen voor uitwonende en thuiswonende
studenten door verschillen in de kosten van bijvoorbeeld kamerhuur en te betalen
kostgeld, ontvangen uitwonende studenten een extra bijdrage. Voor 2009 is dit
166,47 euro. Onder de kosten van levensonderhoud vallen ook de kosten voor
woonlasten. Er is in de studiefinanciering geen specifiek bedrag geoormerkt voor
huisvesting of woonlasten. Het verschil in het normbudget voor thuis- en
uitwonende studenten kan dus niet worden toegerekend aan de huur die een
student moet betalen.
In 2002 heeft de toenmalige minister van OCW geconcludeerd dat de ontwikkeling
van de (normbedragen) studiefinanciering de jaren ervoor voldoende is geweest
(zie brief aan de Tweede Kamer d.d. 28 januari 2002 ter aanbieding van het
onderzoek "inkomenspositie van studenten" OCW-2-115, NDS6253). Sinds 2002
zijn de normbedragen jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de inflatie. Daarmee
is het normbudget op voldoende niveau.
Vraag 2
Kunt u in een begroting aangeven hoe een student (zowel uitwonend als
thuiswonend) kan rondkomen van de basisbeurs en eventuele aanvullende beurs
c.q. ouderlijke bijdrage (het forfaitaire normbudget)?
Antwoord:
Zoals in het antwoord op de vorige vraag is aangegeven wordt voor het
normbudget voor levensonderhoud een lumpsumbedrag gehanteerd. Aangezien
de uitgaven van studenten per student verschillen geven wij geen richtlijnen voor
bedragen die studenten voor diverse kosten kwijt zijn.
Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) geeft in de publicatie
"Geldwijzer Studenten" adviezen aan studenten over besteding van hun
maandbudget.
Pagina 2 van 4
Vraag 3 Onze referentie
Wanneer is sprake van "niet anders dan met buitengewoon bezwaar" kunnen HO&S/113636
betalen van belastingen? Is daar sprake van wanneer iemand een private lening
moet afsluiten om deze belasting te kunnen betalen? Zo ja, waarin verschilt deze
situatie van het afsluiten van een studentenlening of collegegeldkrediet? Zo neen,
vindt u het rechtvaardig dat minder draagkrachtige studenten op deze wijze
worden gedwongen meer te lenen om de gemeentebelastingen te kunnen
betalen?
Vraag 4
Vindt u het rechtvaardig dat een rentedragende lening door gemeenten wordt
behandeld als inkomen wanneer deze lening niet als inkomen kan worden
gebruikt, zoals het geval is bij collegegeldkrediet? 2)
Antwoord vraag 3 en 4:
Van de situatie "niet anders dan met buitengewoon bezwaar" kunnen betalen van
belastingen is - in de privésfeer - sprake indien noch voldoende vermogen noch
voldoende betalingscapaciteit aanwezig is om de verschuldigde belastingen te
betalen. Daarbij geldt als belangrijke randvoorwaarde dat geen kwijtschelding
wordt verleend als het feit dat een belastingaanslag niet kan worden voldaan, aan
de belastingschuldige is toe te rekenen. Laatstbedoelde situatie doet zich onder
meer voor in het geval sprake is van een voorliggende voorziening waarvan geen
of onvoldoende gebruik wordt gemaakt.
Een student heeft recht op studiefinanciering ter grootte van het normbudget voor
levensonderhoud. Dit normbudget wordt gefinancierd door een basisbeurs,
maximale aanvullende beurs en maximale basislening. Het recht op
studiefinanciering (normbudget voor levensonderhoud) geldt voor de toepassing
van de kwijtscheldingsregeling als voorliggende voorziening. Het voorgaande
verklaart waarom belastingbetaling voor een student plaats dient te vinden met
geleend geld. Overigens wordt het collegegeldkrediet in dit verband niet
beschouwd als voorliggende voorziening. De uit hoofde van dit krediet ontvangen
bedragen blijven, evenals een in het normbudget begrepen bedrag ten behoeve
van boeken en leermiddelen, bij de beoordeling van het kwijtscheldingsverzoek
dan ook buiten beschouwing. Als een gemeente het collegegeldkrediet bij het
inkomen optelt, past die gemeente de regels niet correct toe.
Het bedrag waarvan in het kader van de kwijtscheldingsregeling wordt uitgegaan,
is dus uitsluitend dat deel van de aanspraak op studiefinanciering dat bedoeld is
voor de kosten van levensonderhoud.
Bij verzoeken om kwijtschelding wordt er op dat bedrag in mindering gebracht
een deel van de woonlasten en een deel van de premie voor de
ziektekostenverzekering. Het bedrag dat dan nog resteert wordt afgezet tegen de
kwijtscheldingsnorm die voor eenieder geldt. De kwijtscheldingsnorm is een
bedrag dat op grond van de kwijtscheldingsregeling aan belanghebbende "gelaten
wordt" om te kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van bestaan. Deze
norm is ontleend aan de Wet werk en bijstand en is afhankelijk van het
betreffende huishoudtype.
Verwezen wordt eveneens naar de brief met kenmerk HO&S/SF/39330, van 14
augustus 2008, met antwoorden op de vragen van het lid Van Leijten (SP), uw
brief van 22 juli 2008, kenmerk 2070826120, kamerstuknr. 3223.
Pagina 3 van 4
Onze referentie
HO&S/113636
Vraag 5
Erkent u dat kwijtschelding van gemeentebelastingen nog lastiger wordt voor
samenwonende studenten, aangezien zij meer inkomsten hebben? Is dit voor u
aanleiding om de lening niet als inkomen te beschouwen? 3)
Antwoord:
Ook bij samenwonende studenten geldt dat slechts recht op kwijtschelding
bestaat voor zover belastingbetaling niet kan plaatsvinden uit een voorliggende
voorziening. Er bestaat geen aanleiding dit principe in het geval van samenwonen
te verlaten. Voorts wordt opgemerkt dat bij samenwonende studenten voor de
beoordeling van het recht op kwijtschelding wordt uitgegaan van de
bijstandsnorm die geldt voor gehuwden.
Vraag 6
Gelden voor alle gemeentes dezelfde regels of zijn gemeentes vrij om te bepalen
hoe met deze problematiek om te gaan? Indien het laatste het geval is, hoe
oordeelt u over deze ongelijkheid? Kunt u in dat geval een overzicht verschaffen
van de manier waarop de verschillende (studenten)gemeentes hiermee omgaan?
Antwoord:
Gemeenten zijn voor hun kwijtscheldingsbeleid aangewezen op de regels als
neergelegd in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, waaronder de regel
dat geen kwijtschelding wordt verleend als het feit dat een belastingaanslag niet
kan worden voldaan aan de belastingschuldige is toe te rekenen. De maatstaf dat
geen ruimte bestaat voor kwijtschelding indien betaling kan plaatsvinden uit een
voorliggende voorziening, geldt daarmee voor alle gemeenten.
Vraag 7
Hoe kan het dat studenten studiefinanciering niet hoeven op te geven als inkomen
voor de belastingdienst, terwijl op gemeentelijk niveau de studiefinanciering en
eventuele leningen wel tot het inkomen worden gerekend? Bent u bereid een eind
te maken aan deze ongelijkheid?
Antwoord:
Zoals uit het voorgaande blijkt is niet het inkomensbegrip de oorzaak dat in
voorkomend geval kwijtschelding moet worden geweigerd maar het feit dat geen
of onvoldoende gebruik wordt gemaakt van het recht op studiefinanciering. Waar
de kwijtscheldingsregeling bewust is bedoeld als vangnetregeling alle
voorliggende voorzieningen moeten zijn uitgeput bestaat geen aanleiding het
beleid op dit punt te herzien.
1) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2007-2008, nr. 3223
2) Email d.d. 5 februari 2009, onderhands verstrekt aan bewindspersoon
3) Email d.d. 4 maart 2009, onderhands verstrekt aan bewindspersoon
Pagina 4 van 4