4. Compensatie eigen risico
Compensatie eigen risico
Kamerstuk, 16 april 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Z-2921758
16 april 2009
Geachte voorzitter,
Bij brief van 17 maart 2009, 2009Z03758/2009D12580, heeft de vaste
commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport mijn reactie gevraagd
op de brief die de Chronisch zieken en Gehandicapten Raad (CG-Raad) op
2 maart jl. aan de commissie heeft gestuurd over de compensatie voor
het verplicht eigen risico in de Zorgverzekeringswet.
Ik ga hierna in op de punten die de CG-Raad in zijn brief aan de orde
stelt.
De CG-raad is van mening dat een grote groep mensen nu geen
compensatie krijgt die daar naar de mening van de Raad wel recht op
zou moeten hebben. Hierbij baseert de CG-Raad zich op de meldingen die
hij op zijn meldpunt compensatie eigen risico zorgverzekeringswet
heeft ontvangen.
Bij de behandeling van het wetsvoorstel waarmee het verplicht eigen
risico in de Zorgverzekeringswet is ingevoerd (wetsvoorstel 31 094),
is in overeenstemming met beide Kamers der Staten-Generaal besloten
over de afbakeningscriteria die gelden bij de compensatieregeling
verplicht eigen risico. De compensatie over het jaar 2008 heeft
betrekking op verzekerden die in 2006 en 2007 in een farmaceutische
kostengroep (FKG) - met uitzondering van de FKG `hoog cholesterol' -
zijn ingedeeld, alsmede op verzekerden die op 1 juli 2008 langer dan
een half jaar zonder onderbreking in een AWBZ-instelling zijn
opgenomen. Deze criteria zijn vastgelegd in artikel 3a.1 van het
Besluit zorgverzekering en artikel 8.3 van de Regeling
zorgverzekering.
Voor de compensatie over latere jaren heb ik in overleg met uw Kamer
afgesproken dat voor de jaren na 2008 de afbakeningscriteria voor de
compensatieregeling worden uitgebreid. Ik verwijs hiervoor naar mijn
brief van 23 mei 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 29 689, nr. 194) en
het daarover gevoerde algemeen overleg en VAO. Zo zijn voor de
compensatie 2009 de afbakeningscriteria uitgebreid met de
diagnosekostengroepen.
Voorts merk ik op dat bij de behandeling van de Wet tegemoetkoming
chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) het aspect van de afbakening
ook uitgebreid aan de orde is geweest. Naar aanleiding daarvan heeft
de Staatssecretaris de Taskforce verbetering afbakening Wtcg ingesteld
die de mogelijkheden onderzoekt voor een verbetering van de
compensatie van de forfaitaire regeling van de Wtcg. Weliswaar heeft
deze Taskforce niet tot taak zich te richten op de afbakeningscriteria
voor de compensatieregeling verplicht eigen risico, maar de
afbakeningscriteria van de Wtcg en die van het eigen risico komen voor
een deel overeen. Ik zal dan ook in overleg met de staatssecretaris
bezien of en hoe de voorstellen van de Taskforce voor de toekomst
kunnen doorwerken in deze compensatieregeling.
Met toepassing van de voor 2008 geldende criteria zijn de verzekerden
geselecteerd die voor het verplicht eigen risico 2008 gecompenseerd
worden. Dit betreft circa 1,8 miljoen verzekerden. Zij hebben -zonder
dat zij daarvoor een aanvraag hoefden in te dienen- van het CAK
bericht gekregen dat zij voor compensatie in aanmerking komen.
Daarnaast hebben ruim 60.000 verzekerden bij het CAK een aanvraag voor
compensatie ingediend. Van het CAK heb ik vernomen dat het overgrote
deel van deze verzekerden die een aanvraag hebben ingediend, niet
voldoet aan de geldende afbakeningscriteria. In die gevallen dat bij
nadere controle naar aanleiding van de aanvraag bleek dat een
verzekerde toch aan de criteria voldeed, heeft het CAK uiteraard
positief op de aanvraag gereageerd en is de compensatie toegekend.
Hetgeen de CG-Raad in zijn aan de commissie gerichte brief van 2 maart
jl. weergeeft over de inhoud van de circa 3000 meldingen bij zijn
meldpunt, is erg summier. Daarom is het voor mij niet mogelijk daar
concreter op in te gaan. Ik veronderstel dat het bij deze meldingen
meestal ook gaat om verzekerden die niet aan de afbakeningscriteria
voor de compensatie 2008 voldoen.
Voorts is de CG-Raad van mening dat het CAK bij zijn afwijzing van
aanvragen en bij de behandeling van de tegen die afwijzende
beslissingen ingediende bezwaren, exact de reden voor die afwijzing
moet vermelden. Hierbij noemt de CG-Raad in het bijzonder gegevens
betreffende het medicijngebruik dat bepalend is voor de indeling in
FKG's.
In het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw) is ten aanzien van de
compensatieregeling verplicht eigen risico geregeld dat de
zorgverzekeraars aan het CAK van de verzekerden die twee
achtereenvolgende jaren in een FKG, met uitzondering van de FKG `hoog
cholesterol', vallen uitsluitend de BSN-nummers en de
bank-/girorekeningnummers mag doorgeven aan het CAK. De BSN-nummers en
de bank-/girorekeningnummers zijn de "bijzondere persoonsgegevens
betreffende de gezondheid" die met het oog op de Wet bescherming
persoonsgegevens door de zorgverzekeraars voor de uitvoering van de
compensatieregeling aan het CAK mogen worden verstrekt. Dit is
geregeld in artikel 118a, derde en vierde lid, van de Zvw en artikel
7.4a van de Regeling zorgverzekering. Op grond van die bepalingen
mogen zorgverzekeraars aan het CAK geen gegevens verstrekken over
welke medicijnen een verzekerde in een jaar afgeleverd heeft gekregen
en de hoeveelheden daarvan. Indien zorgverzekeraars dat zouden doen,
zouden zij handelen in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens.
De vraag van de CG-Raad is nu in feite hoe diep het CAK bij de
behandeling van het bezwaar tegen zijn afwijzende beslissing op een
aanvraag om compensatie, moet ingaan op het voor de FKG-indeling
relevante medicijngebruik van de bezwaar makende verzekerde. Het CAK
krijgt voor de compensatieregeling van de zorgverzekeraars uitsluitend
de BSN-nummers en de bank-/girorekeningsnummers verstrekt van
verzekerden die in 2006 en 2007 in een FKG zijn ingedeeld. Het CAK
stelt zich derhalve op het standpunt dat het alleen kan en mag
controleren of de betreffende verzekerde in 2006 en 2007 in een FKG is
ingedeeld.
De vraag hoe diep het CAK bij de behandeling van een ingediend bezwaar
moet ingaan op het terzake doende medicijngebruik van de betreffende
verzekerde, is aan de orde in enkele tientallen beroepen die
verzekerden tegen de door het CAK genomen afwijzende beslissingen op
bezwaar hebben ingesteld. In deze beroepszaken zijn nog geen
uitspraken gedaan.
Omdat deze zaken nog onder de rechter zijn, acht ik het niet opportuun
om een uitspraak te doen hoe het CAK op dit punt bij de behandeling
van bezwaren moet handelen. Ik wacht het oordeel van de rechter
hierover af.
Als er in een aantal beroepszaken uitspraak is gedaan zal ik me
hierover met het CAK verstaan. Na het alsdan gevoerde overleg met het
CAK zal ik uw Kamer informeren.
Ik vertrouw erop uw Kamer in dit stadium voldoende te hebben
geïnformeerd.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport