Wageningen Universiteit en Researchcentrum
nee tegen ruimen van dieren
Jongere zegt eerder nee tegen ruimen
van dieren
16 apr 2009
Nummer: N
Mag je gezonde dieren doden om verspreiding van ziektes te voorkomen?
Wie de mens boven het dier stelt, zegt meestal ja. Wie de mens
gelijkschakelt aan dieren, zegt vaker nee. Relatief veel jongeren
vallen in de laatste categorie. Dat blijkt uit promotieonderzoek van
drs. Nina Cohen aan Wageningen Universiteit.
Onder de Nederlanders die zich boven dieren stellen, bevinden zich
relatief veel ouderen en mannen. Degenen die zich gelijkwaardig achten
aan dieren, zijn iets vaker vrouw en jongere. âMorele overtuigingen
ontwikkelen zichâ, verklaart Cohen, verbonden aan van de
leerstoelgroep Dier en maatschappij. âWat tien jaar geleden acceptabel
was op het gebied van de omgang met dieren, is dat nu niet meer.
Jongeren zijn opgegroeid met een andere kijk op de natuur. Je kunt
spreken van een emancipatiebeweging voor het dier.â
Cohen enquêteerde een internetpanel van tweeduizend Nederlanders over
hun morele overtuigingen ten aanzien van dieren. Aanleiding vormen
recente uitbraken van varkenspest, MKZ en vogelpest. Daarbij zijn in
de Europese Unie in totaal vijftig miljoen varkens, koeien en kippen
gedood, als gevolg van het Europese beleid om niet te vaccineren. Bij
dit zogenoemde ruimen worden ook veel gezonde dieren afgemaakt, en dat
leidde eind vorige eeuw tot protest.
Van de respondenten stelt vijftig procent de mens boven het dier,
vanuit de gedachte dat dieren minder goed kunnen denken en geen
onderscheid kunnen maken tussen goed en kwaad. Deze groep kon
overwegend instemmen met het doden van dieren om verdere verspreiding
van een dierziekte te voorkomen. Bij een uitbraak van een dierziekte
weegt deze groep het dierenbelang minder zwaar dan respondenten die
dier en mens gelijkwaardig vinden.
De 28 procent van het panel die dieren gelijkschakelt aan mensen,
benadrukt juist de overeenkomsten tussen mensen en dieren: beide zijn
levende wezens die kunnen voelen. Wat opvalt, zegt Cohen, is dat deze
tweede groep haar morele overtuigingen zwaarder laat wegen bij
praktische afwegingen. Het veterinaire belang â verspreiding van de
ziekte voorkomen â wordt door 15 procent van deze tweede groep
helemaal afgewezen, 57 procent wijst dit deels af. Ook heeft 87
procent van deze groep bezwaar tegen het doden van dieren om de
exportmarkt te beschermen â één van de redenen waarom het
non-vaccinatiebeleid werd ingesteld. Van de groep die zichzelf boven
het dier plaatst, zijn evenveel mensen voor als tegen dit beleid.
Beide groepen waren het in meerderheid eens met het doden van dieren
om mensenlevens niet in gevaar te brengen.
Cohen enquêteerde ook boeren en dierenartsen. De meesten vonden de
mens boven het dier staan, maar een veel groter percentage van beide
groepen was tegen het doden van dieren tijdens een epidemie. âBeide
groepen zijn verbonden met dieren via een werkrelatieâ, zegt Cohen.
âWat boeren heel erg stak, was de zinloosheid van het doden. Dieren
doden voor voedsel vinden ze geoorloofd, maar dit niet.â / Albert
Sikkema
Bovenstaand bericht is geproduceerd door de redactie van Resource, het
weekblad voor Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Meer
informatie bij Pers- en wetenschapsvoorlichting van Wageningen UR,
e-mail: pers.communicatie@wur of bij de redactie van Resource, e-mail:
resource@wur.nl. Zie archief op http://www.resource-online.nl.