Promotie E. Bos
Titel proefschrift
Soevereiniteit en religie. Godsdienstvrijheid onder de eerste
Oranjevorsten
---
Promotors:
Prof.mr. L.C. Winkel
---
Datum
16 april 2009 16:00
---
Locatie:
Woudestein, aula
---
Faculteit
Faculteit der Rechtsgeleerdheid (FR)
Godsdienstvrijheid van een gunst tot een recht in negentiende eeuw
Nederland in 19de eeuw minder liberaal dan werd aangenomen
Geen grondrecht is meer in discussie dan de godsdienstvrijheid.
Sommigen stellen dat deze vrijheid onmisbaar is en zelfs kan worden
gezien als de bron van onze klassiek-sociale grondrechten. Anderen
wagen het bestaansrecht ervan te betwijfelen. Om deze discussie te
dienen geeft Emo Bos in zijn proefschrift Soevereiniteit en Religie,
godsdienstvrijheid onder de eerste Oranjevorsten een beeld van het
ontstaan van dit grondwettelijke vrijheidsrecht. Hij promoveert op
donderdag 16 april 2009 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Het was in de periode 1813-1855 dat het grondrecht de vorm en
betekenis kreeg die het nu nog heeft. Die periode wordt vaak getypeerd
als een bedaarde tijd, met als belangrijkste gebeurtenissen dat
Nederland een Grondwet kreeg en dat België zich in 1830 afscheidde.
Minder bekend is dat de overheid zich destijds intens bemoeide met
godsdienstzaken en zelfs op tamelijk grote schaal 'andersgelovigen'
liet vervolgen en bestraffen. Die politiek was mede debet aan de
afkeer die de rooms-katholieke Belgen van het bewind van de koning
kregen en hun wantrouwen jegens de rechtspraak. In de Noordelijke
Nederlanden botste de soevereiniteit van de koning op de rotsvaste
overtuiging van orthodox calvinisten.
In zijn proefschrift beschrijft Emo Bos de achterliggende motieven van
de regeringspolitiek en laat hij zien hoe de godsdienstvrijheid juist
door de voortdurende botsing van soevereiniteit en religie gestalte
kreeg. Hoe men leerde inzien dat er een onderscheid moest worden
aangebracht tussen politiek en religie, tussen staat en kerk.
Godsdienstvrijheid veranderde in die periode van een gunst in een
recht. De Grondwet van 1848 gaf daarvoor een goede aanzet, maar de
echte verandering kwam eerst na het aftreden van het
kabinet-Thorbecke.
Aandacht wordt gegeven aan de rechtspraak, waarbij kon worden
vastgesteld dat, anders dan veelal wordt gedacht, de rechters vóór
1848 wetten aan de Grondwet toetsten. Ook de houding van de Tweede
Kamer en de Raad van State ten opzichte van de vrijheid van godsdienst
krijgt veel aandacht. Daarnaast worden de hoofdrolspelers niet
vergeten. Nogal eens blijkt dat de persoonlijke opvattingen van de
ministers en de koning cruciaal waren. Opvallend is dat hoge
autoriteiten in die tijd meenden dat Nederland een echt liberaal land
was en zelfs de zetel van de godsdienstvrijheid in Europa kon worden
genoemd. Uit het slothoofdstuk blijkt echter, dat Nederland vergeleken
met 18 andere Europese staten op het gebied van godsdienstvrijheid
slechts een middenpositie innam.
Handelseditie: Soevereiniteit en Religie, Uitgeverij Verloren,
Hilversum,
ISBN 9-789087040956
Erasmus Universiteit Rotterdam