ChristenUnie
Bijdrage Ernst Cramer aan het AO Natura 2000
Bijdrage Ernst Cramer aan het AO Natura 2000
woensdag 15 april 2009 16:00
De heer Cramer (ChristenUnie): Voorzitter. Al het moois dat wij willen
beschermen met Natura 2000 sneeuwt steeds meer onder de brij van
vragen en onduidelijkheden. De aandacht is niet meer gevestigd op
behoud van de biodiversiteit, van bijzondere dieren, planten en
vegetatie, maar de aandacht lijkt nu wel gericht te worden op behoud
van de boer. Straks is er naast de Werkgroep Behoud de Peel een
Werkgroep Behoud de Boer nodig. Dat was toch niet de bedoeling. Veel
ondernemers verkeren in grote onzekerheid over de toekomst van hun
bedrijf. Zeker na de uitspraak van de Raad van State voelen velen zich
vogelvrij. Kan ik uitbreiden? Kan ik verhuizen? Of, sterker nog: kan
ik straks wel mijn bedrijf aanpassen aan vereisten voor dierenwelzijn
of uitstoot, nu de beoordeling zich gaat richten op de aanwezigheid
van het bedrijf in plaats van op de uitbreiding?
Deze onzekerheid hoeft niet zo lang meer te duren of er is
domweg sprake van een koude sanering. Wij laten de ondernemer lekker
aanmodderen. Hij wordt niet uitgekocht, krijgt ook geen vergunning
voor uitbreiding, want de provincie weet het niet zo goed en er is
geen enkele partij waar hij zijn schade kan claimen. Het is de
minister vast wel bekend hoezeer de ChristenUnie een hekel heeft aan
koude saneringen. Ondernemers moeten duidelijkheid hebben, of dat nu
over uitbreiding, aanpassing of verplaatsing is. Vaak wordt verwezen
naar de beheerplannen en als die eenmaal af zijn, kan er duidelijkheid
komen. Ik moet het nog zien, zowel qua snelheid als qua afdoende
ecologische onderbouwing. Ik daag de minister daarom uit om eens te
verkennen wat de mogelijkheden zijn om provincies te dwingen -- of
zeer dringend te verzoeken -- om tot actie over te gaan. Dat kan dan
vergunningverlening zijn. Ik hoor te vaak van boeren dat provincies of
gemeenten ondernemers aanraden om maar niet het vergunningstraject in
te gaan omdat zij toch geen vergunning krijgen. Maar dat weet je pas
als je de vergunning hebt aangevraagd. Dat kan natuurlijk niet. Wat de
ChristenUnie-fractie betreft dient de minister zich daarover uit te
spreken richting de provincie en ook richting gemeenten.
Er is ook actie nodig als het gaat over het verplaatsen
van bedrijven. Er zijn genoeg boeren die weten dat zij op een
onmogelijke plek zijn gevestigd. Zij zouden ook wel willen verhuizen
naar een plek met meer mogelijkheden, maar dan worden zij daar ook
vaak weer geconfronteerd met nieuwe problemen of met andere oordelen
waardoor het niet kan. Er zijn voorbeelden van bedrijven die al tijden
wachten op actie van de provincie en zij kunnen dan ook niet veel
anders meer dan wachten op uitkoop. Zelf verkopen of minnelijke
verwerving, zoals de minister nog eens aanstipt in de juridische
verhandeling over beheerplannen, is geen optie, want dat levert
onvoldoende op vanwege de ligging of vanwege het toekomstig doel. Ook
hier is actie van de minister richting provincies gewenst. Wat ons
betreft worden bedrijven in de Natura 2000-gebieden uitgekocht op
onteigeningsbasis en wordt dit voortvarend opgepakt. Er is immers geld
voor. Het zou daarnaast goed zijn om een loket aan te wijzen waar
bedrijven die graag verplaatst worden zich kunnen melden, zodat wij
inzichtelijk krijgen hoe groot de problemen zijn en welke provincies
met name aangespoord dienen te worden. Graag de reactie van de
minister.
Ik kom op de beheerplannen en het bestaand gebruik. In de
discussie over de Nb-wet is veel aandacht besteed aan het goed regelen
van bestaand gebruik tot aan het gereedkomen van de beheerplannen. Het
bestaand gebruik staat nu toch echt op losse schroeven, voor of na de
beheerplannen. De minister is nog erg positief, alsof er niets aan de
hand is. Gewoon voldoende ecologisch onderbouwen, dan komt het
allemaal wel goed. Ook de notitie die zij ons gistermiddag deed
toekomen, straalt dit uit. Ik kan echter niet anders concluderen dan
dat de uitspraak van de Raad van State hier een streep door trekt.
Inderdaad, de lijn is nog steeds ecologisch onderbouwen en zo
voortvarend mogelijk de beheerplannen afmaken, en die onderschrijven
wij. De grote vraag is echter of het ecologisch onderbouwen nog wel zo
gemakkelijk kan. Wat is het uitgangspunt, wat is het referentiepunt,
wat is de uitgangssituatie? Die lijkt niet langer het hier en nu te
zijn. Sinds de uitspraak van de Raad van State moeten wij blijkbaar
verder terug en is zelfs het bestaan van bedrijven die niet aan
uitbreiden of veranderen denken, dubieus.
De vereiste stevige ecologische onderbouwing die de test
van de Raad van State kan doorstaan, wordt dus een hele klus. Te meer
omdat provincies willen werken op basis van een faseringsconcept voor
reductie en omdat de handreiking van Trojan niet zo veel handvatten
biedt als was gehoopt. Ook de minister gaat in haar notitie over
beheerplannen uit van de mogelijkheid van fasering. Hoe stelt zij zich
dit voor in het licht van de uitspraken van de Raad van State? Het
bestaan van bedrijven in een situatie waar de kritische
depositiewaarde wordt overschreden, kan immers al niet meer. Laat
staan dat er vergunning wordt verleend met als uitgangspunt dat het in
de toekomst beter wordt. Ik krijg hier graag een toelichting op. Heeft
zij overigens zicht op de voortgang van de beheerplannen, gelet op die
zo noodzakelijke ecologische onderbouwing? Mijn fractie is van mening
dat de minister waar nodig actieve ondersteuning moet bieden om de
ecologische onderbouwing rond te krijgen. Dat is al vaker besproken
door deze commissie.
Ik waardeer het dat de minister de mogelijkheden van de
bestaande wet gaat verkennen. Ik dring erop aan dat zij dan ook naar
de mogelijkheden kijkt om de bestaande natuursituatie als uitgangspunt
te nemen. Je kunt dan vanaf heden gaan werken aan reductie. Dit zou de
zekerheid bieden die nu is weggevallen door de uitspraak van de Raad
van State. Wordt er wel voldoende gefocust op het behalen van de
natuurdoelen in plaats van een enge focus op de kritische
depositiewaarde? Er is meer waar wij rekening mee moeten houden. Dit
komt terug in de redenering in de handreiking van Trojan.
Hoe worden de hersteldoelen afgebakend, wat is het
referentiepunt en wat is het einddoel?
Actieve inzet vraagt wat mijn fractie betreft ook om een
actieve inzet voor een generiek beleid voor het terugdringen van de
achtergronddepositie. Dit is niet langer een regionaal probleem, maar
een landelijk probleem. Welke inspanningen levert de minister samen
met de minister van VROM om de generieke depositie terug te dringen?
Dan maak ik nog twee korte opmerkingen. In het debat in de
Eerste Kamer is naar aanleiding van de motie-Cramer/Jacobi een pilot
voor een meldingsplicht toegezegd. Zeker nu er een nieuwe integrale
natuurwet komt, is er een mooie kans om de meldingsplicht een poosje
uit te proberen. Werkt het dan niet, dan kan daar in de nieuwe wet
alsnog van af worden gezien. Waar en wanneer start de pilot
meldingsplicht?
De aanwijzing Waddenzee kan op de instemming van mijn
fractie rekenen. Het is belangrijk dat dit mooie gebied een goed
beschermingskader krijgt. Ik hoor echter graag in hoeverre in het
aanwijzingsbesluit alle bestaande activiteiten zijn benoemd. Dit om te
voorkomen dat wij straks klem komen te zitten met alle belangen in het
gebied van de Waddenzee, zoals recreatie, zeevaart, visserij,
gaswinning, veerdienst, het wadlopen en o ja, ook nog rust en ruimte
voor de natuur.
De heer Jager (CDA): Ik ben het met de heer Cramer eens dat er
duidelijkheid moet worden verschaft. Hij heeft gesproken over de
mogelijkheid om boeren in een Natura 2000-gebied uit te kopen. Daarmee
geeft hij in feite aan dat boeren en natuur niet samen gaan. Bedoelde
hij dit met zijn opmerking?
De heer Polderman (SP): Ik sluit mij aan bij die vraag van de heer
Jager over het uitkopen. Als je zegt dat bedrijven die niet in Natura
2000-gebieden kunnen werken, moeten worden uitgekocht, is de conclusie
dat natuur en boeren niet samen kunnen gaan. Is dat de conclusie van
de heer Cramer?
Eerder heeft hij gezegd dat als provincies de vergunningen
niet afgeven, de minister dat dan maar moet doen. Het probleem is
echter dat provincies het bevoegd gezag zijn. Wil hij dit
terugdraaien?
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik ben blij met de opmerking van de
heer Cramer over de kritische depositiewaarde en de relatie met
Trojan. Hij zegt dat wij die op zijn merites moeten beoordelen omdat
het om de doelen gaat. Daarmee sluit hij aan bij de opmerking die ik
eerder heb gemaakt en de motie die ik eerder heb ingediend. Hij gaat
zelfs nog een stapje verder. Hij wil ook de bedrijven buiten de Natura
2000-gebieden inventariseren om vast te stellen welke ondernemers
willen vertrekken. Is het zijn bedoeling dat alle bedrijven rond de
Natura 2000-gebieden worden gestopt? Wat moet er dan met die gebieden
gebeuren?
De heer Cramer (ChristenUnie): Als ik deze opmerkingen samen neem,
zijn er twee belangrijke vragen gesteld. De eerste vraag heeft
betrekking op het overnemen van de vergunningplicht en de tweede op
mijn opmerking over de situatie rond de natuurgebieden.
Het is niet de bedoeling dat de minister de
vergunningverlening overneemt. Zij zou echter veel meer druk moeten
uitoefenen opdat de provincies het werk doen waarvoor zij zijn
aangewezen, namelijk het verlenen van de vergunningen. Wij hebben hier
al vaker over gesproken met de minister en zij heeft dit ook
toegezegd. Volgens mij wordt er ook aan gewerkt. Ik verwijs
bijvoorbeeld naar het loket in het kader van de vergunningverlening,
maar ook naar de kennisopbouw bij gemeenten en provincies over de
aanwezige natuurwaarden. Ik denk echter dat dit steviger ter hand moet
worden genomen om een betere basis te kunnen bieden voor de
vergunningverlening. Ik hoor van veel bedrijven dat zij worden
geconfronteerd met gemeenten en provincies die dit nog steeds niet
weten. Dit baart mij grote zorgen, want dan staat alle ecologische
onderbouwing op losse schroeven.
Mevrouw Snijder voegde mij net in een korte interruptie
toe: u bent toch ook altijd voor haalbaar en betaalbaar geweest? Ja,
dat hebben wij onderschreven, maar misschien is dit wel de grootste
fout van de Kamer geweest. Het begrip haalbaar en betaalbaar heeft
vervolgens een eigen dynamiek gekregen. Het staat nu voor: effe
kijken, rekken en erbij blijven. Dit is het probleem van de
vergunningverlening, want wij weten niet wanneer het haalbaar en
betaalbaar is. Wij weten niet of er voldoende geld is. Wij weten niet
of dit geld wel beschikbaar blijft. Boeren verkeren in onzekerheid
over de vraag of zij aanspraak kunnen maken op bijvoorbeeld verkoop op
basis van onteigening. Er is heel veel onduidelijkheid over de
budgetten. Ik ken een voorbeeld van een ondernemer die te horen kreeg:
wij kunnen u niet uitkopen, u zit op de verkeerde plek. De meeste
ondernemers weten dat ook wel. Zij willen hun bedrijf verplaatsen naar
een andere locatie, maar daar speelt dan weer de discussie over de
Kaderrichtlijn water. Zo ontstaat er veel onduidelijkheid. De gemeente
zegt: ik heb geen geld om u uit te kopen. Daarmee is het begrip
haalbaar en betaalbaar een panacee geworden voor: effe wachten.
De voorzitter: Wij gaan hier nu geen debat over voeren. Er zijn nog
drie woordvoerders en de minister moet nog antwoorden en toch moet dit
overleg om 13.00 uur af zijn. Ik sta alleen nog een heel korte vraag
toe.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Als het zo moeilijk is, is het niet
haalbaar. Aan de Vogel- en Habitatrichtlijn ligt ook ten grondslag dat
je die afweging moet maken. Als de heer Cramer het zo zwart-wit stelt,
is de conclusie dat het niet haalbaar is en dat wij de doelstellingen
moeten bijstellen.
De heer Jager (CDA): Ik begrijp dat de heer Cramer aan de minister
vraagt naar de vormgeving van de ecologische onderbouwing.
De heer Cramer (ChristenUnie): Ik stel het bewust zwart-wit, omdat er
duidelijkheid moet komen in het debat, juist voor de ondernemers. Door
de discussie over het begrip haalbaar en betaalbaar is er veel mist
opgetrokken en wordt er geen duidelijkheid geboden aan de ondernemers.
Het begrip haalbaar en betaalbaar wordt nu opeens gekoppeld aan de
doelstellingen van het gebied, maar ik merk bij een heleboel bedrijven
dat het niet om de doelstellingen gaat, maar om de vraag of de
gemeente of de provincie voldoende geld heeft om bedrijven te kunnen
verplaatsen. Volgens mij heeft het begrip een heel andere lading en
uitwerking gekregen. Ik ben het met mevrouw Snijder eens dat wij de
boeren niet in de kou mogen laten staan. Daarom stel ik het bewust wat
zwart-wit. Wij moeten duidelijkheid bieden en dan moeten wij heldere
doelen hebben. Je moet heel helder zijn over wat je wilt bereiken. Als
dan blijkt dat bedrijven niet op de goede plek zitten, moeten wij die
bedrijven een oplossing bieden en niet onmiddellijk de natuurdoelen
bijstellen.
De heer Jager vroeg naar de vormgeving van de ecologische
onderbouwing?
De heer Jager (CDA): Is de heer Cramer met mij van mening dat de
minister de ecologische onderbouwing moet vormgeven? Wellicht kan er
meer duidelijkheid ontstaan als wordt aangegeven wat goed is en wat
fout.
De heer Cramer (ChristenUnie): Wij hebben al vaker geconstateerd dat
in de uitspraken van de Raad van State niet wordt vastgesteld dat er
sprake is van een significante verstoring. Ze richten zich eerder op
het feit dat wij niet weten of er een significante verstoring is. De
onderbouwing staat iedere keer op losse schroeven. Dat is mijn
kritiek, ook op de overheid. Ik kijk dan als eerste naar de minister,
maar ook naar de provincies en de gemeenten. De kennis van een gebied
moet veel steviger zijn, wil er een vergunning kunnen worden
verstrekt. Dan praat je inderdaad over de vormgeving. De ecologische
onderbouwing moet veel zwaarder worden aangezet. De provincie is
daarbij de eerst verantwoordelijke. De minister is uiteindelijk
verantwoordelijk voor het bereiken van de doelen voor de 162 gebieden.
Dit moet zorgvuldig gebeuren en daarbij heeft de minister een
belangrijke coördinerende rol.