Derde rapportage voortgang derogatie
15 april 2009 - kamerstuk
Kamerbrief over rapporten van LNV en het RIVM. Nederland dient de
Europese commissie jaarlijks in maart te rapporteren over resultaten
van de monitoring van bedrijven die gebruik maken van een derogatie.
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
onderwerp bijlagen
d i rectie Landbouw
Geachte Voorzitter,
Hierbij bied ik u, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer, een afschrift aan van de rapportage over de Nederlandse derogatie.
Rapportageverplichting
De derogatiebeschikking (2005/880/EG) bevat verplichtingen op het punt van monitoring
van de effecten van de derogatie. Nederland is gehouden een monitoringsnetwerk in
stand te houden van tenminste 300 bedrijven die gebruikmaken van een derogatie. In
2006 is dit monitoringsnetwerk door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM) en het Landbouw Economisch Instituut (LEI) ingericht. De derogatiemonitoring
maakt onderdeel uit van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM). De 300
bedrijven uit het monitoringsnetwerk zijn tevens opgenomen in het Bedrijveninformatie
Net (BIN) van het LEI.
Nederland dient de Europese Commissie jaarlijks in maart te rapporteren over resultaten
van de monitoring. Naast de monitoringsgegevens uit het LMM en het BIN, schrijft de
beschikking voor dat gerapporteerd wordt over onder andere de uitkomsten van
handhaving, trends in de omvang van de veestapel en trends in de mestproductie,
uitgedrukt in stikstof en fosfaat. De rapportages van maart 2007 en maart 2008 zijn per
brief van 8 mei 2007 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2006-2007, 28 385, nr. 83)
respectievelijk 23 april 2008 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2007-2008, 28 385, nr. 106) aan
uw Kamer verzonden. De derogatierapportage van maart 2009 bestaat uit de volgende
onderdelen:
* Het RIVM-rapport 'Landbouwpraktijken en waterkwaliteit op landbouwbedrijven
aangemeld voor derogatie; resultaten meetjaar 2007 in het derogatiemeetnet' (RIVM
rapport 680717008/2009). Dit rapport bevat gegevens uit monitoring bij
derogatiebedrijven van bodemwater, waterlopen en ondiep grondwater alsmede de
gegevens over bemesting en opbrengst per bodemtype en gewas.
Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
directie Landbouw
Bezuidenhoutseweg 73
Postadres: Postbus 20401
2500 EK DEN HAAG
Telefoon: 070-3784072
Fax: 070-3786158
Telegramadres: Landvis
Web: www.minlnv.nl
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
TRCDL/2009/850 15 april 2009
Derde rapportage voortgang derogatie
2
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
15 april 2009 TRCDL/2009/850 2
* Het rapport 'Resultaten van controles op en kengetallen van landbouwbedrijven
aangemeld voor derogatie alsmede kengetallen van de Nederlandse veehouderij'. Dit
rapport is gebaseerd op gegevens van de Dienst Regelingen en de Algemene
Inspectiedienst en bevat de uitkomsten van controle en handhaving en verscheidene
trends in de landbouw.
De rapporten zijn ook aan de Europese Commissie ter beschikking gesteld. Een afschrift
van beide rapporten treft u aan als bijlage bij deze brief.
Resultaten
Dit jaar is er voor het eerst beschikking over resultaten uit twee opvolgende
bemonsteringsjaren. Uit deze resultaten van de derogatiemonitoring kunnen de volgende
conclusies worden getrokken:
* De nitraatconcentraties in het water dat uit de wortelzone spoelt op de
derogatiebedrijven ligt in de zand- en lössregio nog gemiddeld boven de norm van 50
mg/l (zand 56 mg/l, löss 68 mg/l). In de klei- en veenregio ligt deze concentratie
gemiddeld beneden de norm van 50 mg/l.
* De nitraatconcentraties in het water uitspoelend uit de wortelzone op de
derogatiebedrijven in de zandregio is in 2007 7-9 mg/l hoger dan in 2006. Dit wordt
deels of geheel veroorzaakt door een lager neerslagoverschot in 2007 dan in 2006.
* De nitraatconcentratie in het slootwater blijft in 2007 duidelijk gemiddeld onder de
norm van 50 mg/l (zand 41, klei 14, veen 6). In het zandgebied vindt nog wel bij één
op de drie meetpunten een overschrijding van de norm plaats.
* De nutriëntenconcentraties in het slootwater van derogatiebedrijven in de zand- en
de kleiregio zijn in 2007 niet significant veranderd ten opzichte van 2006. Alleen in de
veenregio neemt de nitraatconcentratie in het slootwater toe.
In de rapportage van maart 2010 zal een eerste analyse gemaakt worden van de
ontwikkeling van de waterkwaliteit op basis van de meetresultaten uit de periode 2006-
2008. Daarnaast zal deze rapportage modelberekeningen bevatten.
De belangrijkste conclusies die getrokken kunnen worden uit de rapportage over de
controle en handhaving van derogatiebedrijven en over kengetallen in de veehouderij zijn
de volgende:
* Het aantal bedrijven dat gebruik maakt van een derogatie is tussen 2006 en 2008
gedaald van 25.415 naar 24.007 bedrijven. Een daling van 5,9%.
* Het aantal te late aanmeldingen (aanmelding later dan 1 december van het jaar
voorafgaande aan het kalenderjaar waarop gebruik gemaakt wordt van de derogatie),
is gedaald van 130 in 2006 naar 27 in 2008.
* Uit administratieve controles is gebleken dat 0,5% (125 bedrijven) van de
derogatiebedrijven in 2008 niet voldeed aan de norm van minimaal 70% grasland.
* Bij 31 bedrijven is in 2007 een overtreding van één of meerdere gebruiksnormen
geconstateerd.
* Bij fysieke controles door de Algemene Inspectiedienst worden voornamelijk
overtredingen geconstateerd die betrekking hebben op de verplichte
grondbemonstering en het bemestingsplan.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
15 april 2009 TRCDL/2009/850 3
* Het aantal stuks melk- en fokvee (+4,0%), varkens (+3,1) en pluimvee (+3,7%) is tussen
2007 en 2008 toegenomen. Dit is een breuk met de trend in voorgaande jaren. Tussen
2002 en 2007 nam het aantal stuks melk- en fokvee (-7,6%) en pluimvee (-7,7%) af
terwijl het aantal stuks varkens nagenoeg gelijk bleef (+0,1%).
* Voornamelijk als gevolg van het toegenomen aantal stuks melk- en fokvee, pluimvee
en varkens is de stikstofexcretie tussen 2007 en 2008 met 3,1% en de fosfaatexcretie
met 2,9% gestegen.
* In 2008 was de totale berekende en voorlopige stikstofexcretie van de Nederlandse
veestapel 0,9% hoger dan in 2002. De fosfaatexcretie was 0,1% lager dan in 2002.
Beleidsreactie
Uit de resultaten van de monitoring bij derogatiebedrijven blijkt dat op een groot deel van
de derogatiebedrijven de gewenste grondwaterkwaliteit wordt gehaald. Verder volgt uit
de rapportage dat er nog een opgave voor de derogatiebedrijven ligt om de kwaliteit van
het grondwater in de zand- en lössregio te verbeteren, alsmede in mindere mate de
kwaliteit van het slootwater in de zandregio. De wijze waarop deze verbeteringen
gerealiseerd moeten worden, staat beschreven in het vierde actieprogramma
Nitraatrichtlijn, waarover u separaat per brief van 24 maart 2009 (Kamerstukken II,
vergaderjaar 2008-2009, 28 385, nr. 132) bent geïnformeerd.
Uit de voorlopige cijfers over de omvang van de veestapel en de mestproductie over 2008
blijkt dat Nederland, voor zover het de totale stikstofproductie betreft, het
mestproductieplafond van 2002 licht zou hebben overschreden (+0,9%). De totale
fosfaatproductie lijkt in 2008 nagenoeg gelijk aan het productieplafond (-0,1%).
Nederland is in de onderhandelingen met de Europese Commissie over het derde
actieprogramma Nitraatrichtlijn (2006-2009) overeengekomen dat de nationale
mestproductie, uitgedrukt in kilogrammen stikstof en fosfaat, het niveau van 2002 niet zal
overschrijden. Bovendien is aan de huidige derogatie de voorwaarde verbonden dat
Nederland ervoor zorgt dat dit productieplafond niet meer wordt overschreden (artikel 7
derogatiebeschikking). Deze afspraak is bestendigd voor de periode van het vierde
actieprogramma Nitraatrichtlijn (2010-2013).
Ik ben dan ook van mening dat de ingeschatte overschrijding van het
mestproductieplafond zorgen baart. Bovendien gaat meer mestproductie zonder extra
maatregelen gepaard met hogere emissies van onder andere ammoniak, broeikasgassen
en fijn stof. Hiermee komt niet alleen de realisatie van de verplichtingen uit de Nitraatrichtlijn,
Kaderrichtlijn Water, Grondwaterrichtlijn, OSPAR en Kaderrichtlijn Marien in
gevaar, maar ook de realisatie van het NEC-plafond voor ammoniak, de Europese
verplichtingen voor fijn stof en de uitvoering van het Convenant Schone en Zuinige
Agrosectoren over de reductie van de uitstoot van broeikasgassen.
Mijn beleidsinzet is erop gericht dat het mestplafond dit jaar en de komende jaren niet
wordt overschreden. Hiervoor is het noodzakelijk allereerst een goed beeld te krijgen van
de mogelijke oorzaken van de nu berekende overschrijding, alsmede een voorspelling
voor de komende jaren.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
15 april 2009 TRCDL/2009/850 4
Over de resultaten van deze analyse, de verwachtingen voor de komende jaren en de
gevolgen voor de voorwaarden die aan de derogatie voor de jaren 2010-2013 worden
verbonden, vindt op korte termijn overleg plaats met de Europese Commissie. Over de
uitkomst van deze gesprekken wordt u tijdig geïnformeerd.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit