Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL
Vergaderjaar 2008/09
31 829 Wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op de
expertisecentra, de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank en de Wet op het voortgezet
onderwijs in verband met onder meer het vereenvoudigen van de procedure voor
verzuimmelding
Nota naar aanleiding van het verslag
Ontvangen
1. Inleiding
De regering dankt de leden van de fracties van CDA, PvdA, SP, VVD, ChristenUnie en SGP
voor hun zorgvuldige en constructieve bijdrage aan de voorbereiding van het voorliggende
wetsvoorstel.
Het verheugt de regering dat de leden van de fractie van CDA en de leden van de overige
genoemde fracties met genoegen respectievelijk belangstelling van het wetsvoorstel hebben
kennisgenomen. Zij maakt graag van de gelegenheid gebruik om de door de leden gestelde
vragen en gemaakte opmerkingen van een inhoudelijke reactie te voorzien.
Verder hebben de leden van de VVD-fractie aangedrongen op stevig flankerend beleid. De
regering heeft daarvan goede nota genomen. Overigens wordt verwezen naar het hierna
onder punt 2 gegeven antwoord op vragen van de fractie van de PvdA.
2. Problematiek voortijdig schoolverlaten
De leden van de PvdA-fractie geven aan te vinden dat kinderen niet alleen te maken hebben
met een leerplicht, maar tevens met een leerrecht. Deze leden vragen in het bijzonder
aandacht voor zorgleerlingen die langere tijd thuiszitten. 90% van de thuiszitters onder de
zorgleerlingen zit in het voortgezet onderwijs. Degenen die te lang thuiszitten, dreigen echte
schoolverlaters te worden. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de regering ervoor gaat
zorgen dat er heldere regels zijn voor het melden en het volgen van thuiszittende leerlingen
en dat deze ook uniform worden gehanteerd door scholen en leerplichtambtenaren.
Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat er een eenvoudige, uniforme procedure komt voor het
melden van relatief verzuim door een school of instelling (hierna: school) aan de gemeente.
Daarnaast heeft de regering het voornemen om de regels voor het melden van relatief
verzuim op grond van de Leerplichtwet 1969 (hierna: Lpw 1969) en de regelgeving over de
8 regionale meld- en coördinatiefunctie (hierna: rmc-regelgeving) te vereenvoudigen op het
92
OCW 10
W3816.NAV 1
punt van de meldtermijnen. Op dit moment dient relatief verzuim op grond van de Lpw 1969
door de school aan de gemeente te worden gemeld, zodra dat verzuim plaatsvindt op drie
achtereenvolgende schooldagen, óf tijdens meer dan 1/8 deel van het aantal uren les- of
praktijktijd gedurende een periode van vier opeenvolgende lesweken. Overigens geldt de
meldtermijn van drie achtereenvolgende dagen niet voor deelnemers aan instellingen. De
regering is voornemens de huidige termijnen te vervangen door één nieuwe wettelijke
termijn voor scholen (en instellingen), namelijk de ongeoorloofde afwezigheid van 16 uren
les- of praktijktijd in een periode van vier weken. Dit aantal uren komt vrijwel overeen met
een afwezigheid van drie dagen. De meldtermijn van relatief verzuim op grond van de rmc-
regelgeving blijft een maand. Voor de daarbij behorende verplichte melding door de school
aan de jongere zelf, is het voornemen de meldtermijn van vijf weken naar een maand terug
te brengen, zodat de twee termijnen overeenkomen.
Voorts is het de bedoeling dat de school verplicht wordt om via de schoolgids of
onderwijsovereenkomst voorlichting te geven over het gehanteerde verzuimbeleid, zodat
ouders en leerlingen vanaf twaalf jaar goed op de hoogte zijn van hun verplichtingen wat
betreft het (doen) volgen van onderwijs.
Tevens heeft de regering het voornemen om de Inspectie van het Onderwijs verantwoordelijk
te maken voor het toezicht op scholen inzake het naleven van de Lpw 1969. Op dit moment
houden zowel de leerplichtambtenaar (Lpw 1969) als de Inspectie (rmc-regelgeving) toezicht
op het verzuimbeleid van scholen. Dit leidt tot verwarring over verantwoordelijkheden en tot
onduidelijkheid bij de scholen. Het eenduidig beleggen van het toezicht op scholen bij de
Inspectie zal die situatie verbeteren. De Inspectie zal de bevoegdheid krijgen om namens de
Minister van OCW een boete op te leggen aan scholen die de Lpw 1969 niet naleven. De
regering streeft ernaar de genoemde voorstellen met ingang van het schooljaar 2010-2011 in
te voeren. Zie verder Kamerstukken II, 2008/09, 26 695, nr. 63.
In aanvulling op de uniforme meldprocedure voor relatief verzuim van het onderhavige
wetsvoorstel wordt van de verheldering van de voorschriften over de meldtermijnen, de
verbetering van de voorlichting over het verzuimbeleid en het eenduidig beleggen van het
toezicht bij de Inspectie van het Onderwijs, een verbetering van het meldgedrag verwacht,
zodat betere gegevens over verzuim beschikbaar komen, hetgeen een onmisbare voorwaarde
is voor een meer effectieve aanpak van verzuim en voortijdig schoolverlaten.
Voorts stellen de leden van de fractie van de PvdA dat uit onderzoek van de Inspectie van het
Onderwijs en van Ingrado blijkt dat 50% van de scholen de thuiszitters te laat meldt. Zij
stellen de vraag hoe dit mogelijk is.
Niet tijdig gemeld worden van relatief verzuim heeft verschillende redenen. In het
zogenoemde "Thema-onderzoek VSV 2007" van de Inspectie van het Onderwijs en de
Auditdienst van het Ministerie van OCW (Bijlage 4 bij Kamerstukken II 2007/08, 26 695, nr.
42) is nader onderzocht waarom onderwijsinstellingen relatief verzuim op grond van de Lpw
1969 en de rmc-regelgeving niet altijd tijdig melden. De volgende redenen komen uit dit
onderzoek naar voren: (1) de wet- en regelgeving met verschillende meldtermijnen is
8 complex en ondoorzichtig; (2) er is sprake van onvoldoende technische voorzieningen aan het
92
OCW 10
W3816.NAV 2
einde van de keten (Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep) en gemeenten); (3) er is
sprake van onvoldoende administratieve en technische voorzieningen bij de
onderwijsinstellingen: sommige vo-scholen en mbo's hebben het administratieve proces niet
op melden ingericht; (4) door cultuuraspecten vallen gaten aan het begin van de keten (er is
onvoldoende aandacht voor het belang van het tijdig melden van verzuim) en wederom aan
het einde van de keten (er ontbreekt een cultuur van rappelleren door de partij aan wie dient
te worden gemeld).
Als je als ouders je kind te laat meldt vanwege een extra vakantiedag, komt de
leerplichtambtenaar - terecht - zelfs naar Schiphol. Als de school een kind een maand lang
niet meldt, zijn daar blijkbaar geen consequenties aan verbonden. Of, zo willen de leden
weten, zijn die consequenties er wel?
De school dient relatief verzuim van een leerling of deelnemer (hierna: leerling) conform de
wettelijke voorschriften te melden. Hierboven is aangegeven om welke redenen deze melding
niet altijd plaatsvindt. Eveneens is aangegeven welke acties door de regering worden ingezet
om dat meldgedrag te verbeteren, te weten het invoeren van de uniforme meldprocedure, en
het voorgenomen harmoniseren van meldtermijnen, verbeteren van de
informatieverstrekking door scholen over het verzuimbeleid en eenduidig beleggen van het
toezicht op scholen bij de Inspectie van het Onderwijs.
Gaat de regering scholen en leerplichtambtenaren hierop aanspreken? Gaat de regering
scholen verplichten direct een leerling te melden bij de IB-Groep als de leerling thuis komt te
zitten?
Verwezen wordt naar het antwoord op de vorige vraag.
Bestaan er `perverse prikkels' in het systeem die er uit gehaald moeten worden, zo willen de
leden van genoemde fractie weten. Zij vragen of het waar is dat het bijvoorbeeld gunstig kan
zijn voor scholen om leerlingen pas na vier weken te melden omdat dan Herstart in beeld
komt. Ook vragen zij of het waar is dat je na zes maanden veel gemakkelijker een rugzak
krijgt vanwege aangetoonde handelingsverlegenheid.
Het is mij niet bekend dat scholen een leerling later melden omdat de leerling dan in
aanmerking komt voor plaatsing in het programma Herstart. De procedure geeft daar ook
geen aanleiding toe. Het is weliswaar zo dat het programma Herstart door een leerling kan
worden gevolgd wanneer deze meer dan vier weken thuis zit, zonder uitzicht op plaatsing op
een school. Maar, de leerling moet daarvoor wel bekend zijn bij de leerplichtambtenaar. Ook
tijdige melding van het verzuim door de school aan de gemeente is een voorwaarde voor het
volgen van het programma Herstart door de betrokken leerling.
Wat betreft de "rugzak": de periode van zes maanden is onderdeel van de criteria voor een
indicatie voor (v)so / leerlinggebonden financiering (rugzak). De criteria zijn opgebouwd uit
drie onderdelen: er moet sprake zijn van a) een (geclassificeerde) stoornis, b) de stoornis
moet leiden tot een beperking in de onderwijsparticipatie, en c) de extra ondersteuning die
nodig is, kan niet binnen de zorgbreedte van het reguliere onderwijs (inclusief de
8 mogelijkheden die de samenwerkingsverbanden hebben) worden opgelost. Met dit laatste
92
OCW 10
W3816.NAV 3
criterium wordt de "handelingsverlegenheid" van de reguliere school aangetoond: de
ondersteuning die school gedurende een half jaar heeft geboden, moet onvoldoende effect
hebben gehad.
Ook willen de leden weten wat de registratie vermeldt: enkel dat kinderen niet op school
verschijnen of ook waarom kinderen niet naar school gaan.
Op dit moment bevatten de wettelijke bepalingen over het melden van relatief verzuim geen
nadere voorschriften over de inhoud van de melding. Het gevolg is dat er per gemeente
andere eisen worden gesteld aan de inhoud van de melding. In dit wetsvoorstel wordt een
uniforme meldprocedure voorgesteld. Bij amvb zal worden vastgesteld welke gegevens zullen
worden uitgewisseld in het kader van het ene digitale loket. Onderdeel van de melding in de
nieuwe voorgestelde situatie is opgave van de vermoedelijke soort verzuim (luxe verzuim,
beginnend verzuim, signaal verzuim, ongeoorloofd verzuim gedurende 3 of meer
opeenvolgende schooldagen, ongeoorloofd verzuim van meer dan 1/8 in een periode van 4
opeenvolgende lesweken en ongeoorloofd verzuim van 1 maand of langer). Voorts is het
mogelijk om bij de vermoedelijke soort verzuim een toelichting te geven, waarin meer
informatie over de vermoedelijke reden (achtergrond) van het verzuim kan worden
aangegeven, voor zover deze informatie bekend is bij de school.
Welke middelen staan een leerplichtambtenaar ter beschikking als leerlingen spijbelen juist
omdat ze problemen hebben op school, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA.
Een leerplichtambtenaar doet op basis van de Lpw 1969 onderzoek naar de achtergronden
van het spijbelen van leerlingen. De leerplichtambtenaar heeft niet alleen een repressieve
taak, maar zeker ook een curatieve rol. Wanneer blijkt dat de leerling problemen heeft op
school, gaat de leerplichtambtenaar samen met de leerling op zoek naar een oplossing. De
leerplichtambtenaar maakt hierbij gebruik van zijn netwerk van zorginstanties als het
schoolmaatschappelijk werk en het Bureau Jeugdzorg. Het Zorg- en Adviesteam van de
school, dat een netwerkfunctie heeft en waar de leerplichtambtenaar bijna altijd deel van uit
maakt, kan hierbij gebruikt worden om de zorgleerling te bespreken.
3. Melden relatief verzuim met behulp van uniforme meldprocedure via de IB-Groep
3.1. Voorgestelde situatie melden relatief verzuim: uniforme meldprocedure
De leden van de CDA-fractie merken op dat het wetsvoorstel in de titel `het vereenvoudigen
van de procedure voor verzuimmelding' draagt. Los van de noodzaak om de verzuimmelding
te verbeteren vragen de leden of het hier feitelijk wel om een vereenvoudiging van de
procedure gaat.
Het gaat hier zeer zeker om een vereenvoudiging van de meldprocedure. De vereenvoudiging
heeft betrekking op (1) de wijze van melden, (2) de inhoud van de melding en, (3) het gebruik
van gegevens uit het Basisregister onderwijs (hierna: Bron). Ad (1) Vereenvoudiging vloeit
voort uit de uniformering van de wijze waarop de melding wordt gedaan, namelijk altijd langs
8 dezelfde route aan hetzelfde adres, het digitale loket van de IB-Groep. In de huidige situatie
92
OCW 10
W3816.NAV 4
bepalen de gemeenten elk voor zich hoe dient te worden gemeld. Sommige gemeenten
hanteren hiervoor papieren formulieren, andere gemeenten kennen bijvoorbeeld een
procedure via e-mail of een gemeentelijke website. Scholen met leerlingen uit verschillende
woongemeenten, dienen aan deze verschillende gemeenten op verschillende manieren de
melding te doen. Ad (2) Vereenvoudiging vloeit ook voort uit de uniformering, voor het gehele
land, van de inhoud van de melding. In de huidige situatie verschilt de gevraagde inhoud van
de melding per gemeente, en scholen met leerlingen uit verschillende woongemeenten
dienen bij hun meldingen te voldoen aan die verschillende inhoudelijke vereisten. Ad (3)
Vereenvoudiging hangt ten slotte samen met het (her)gebruik ten behoeve van de melding
van een aantal gegevens uit het Bron, die dus door de school bij de melding niet opnieuw
behoeven te worden ingevoerd en die tevens mogelijk maken dat een melding aan de IB-
Groep altijd bij de juiste woongemeente terecht komt.
De reikwijdte van dit wetsvoorstel betreft het bekostigd onderwijs, zo stellen de leden van de
CDA-fractie. De leden vragen of er geen mogelijkheden zijn om het niet-bekostigde onderwijs
eveneens in de procedure te betrekken zodat een totaaloverzicht ontstaat.
Het digitale loket voor het melden van verzuim maakt, zoals hierboven gemeld, gebruik van
gegevens uit het Bron en kan derhalve alleen worden toegepast voor die leerlingen die in het
Bron zijn opgenomen. De leerlingen van de scholen in het niet-bekostigd onderwijs zijn op dit
moment niet in het Bron opgenomen. Gelet op het belang van het volledig in beeld hebben
van het relatief verzuim onderzoekt de regering of ook alle leerlingen in het niet-bekostigd
onderwijs kunnen worden aangesloten op het Bron en het digitale loket.
Voorts merken zij op dat het inbrengen van de IB-Groep in de meldingsprocedure het directe
contact tussen de school en de gemeente doorsnijdt. In de memorie van toelichting wordt
hierover gezegd dat voor de verdere verwerking het directe contact blijft bestaan, zo stellen
zij. Deze leden vragen of het echter niet van belang is dat er reeds bij de melding een direct
contact is tussen school en gemeente, ook al vindt de melding plaats via de IB-Groep.
De melding via de IB-Groep doorsnijdt het directe contact tussen de school en de gemeente
niet, in tegendeel. De melding die de gemeente ontvangt is een melding van de school, niet
van de IB-Groep, die in het proces alleen een faciliterende rol heeft. De melding van het
verzuim is het startpunt voor contact tussen de school en de leerplichtambtenaar, dat erop is
gericht het verzuim van de leerling zo spoedig mogelijk te beëindigen. Ter bevordering van
het directe contact tussen school en gemeente bevat iedere melding van verzuim een aantal
contactgegevens van de melder, en, bij de terugkoppeling door de gemeente, ook van de
leerplichtambtenaar. In plaats van energie te steken in het meldproces (uitzoeken gegevens,
uitzoeken aan wie moet worden gemeld) kan nu alle energie worden gestoken in de leerling.
De leden van de CDA-fractie vragen of niet een direct contact tussen leerplichtambtenaar en
school nodig is in plaats van in registers kijken naar gemelde verzuimleerlingen.
Direct contact tussen de leerplichtambtenaar en de school is zeker nodig. Zoals hierboven is
uiteengezet zorgt de voorgestelde uniforme meldprocedure ervoor dat de
8
92
OCW 10
W3816.NAV 5
leerplichtambtenaar en de school dit contact met elkaar snel kunnen hebben, en hiervoor
ook meer tijd beschikbaar hebben.
Ook willen de leden weten of, in het geval een school het verzuim per ongeluk, dan wel
opzettelijk verkeerd invult, dit dan achteraf nog gecorrigeerd kan worden.
Zolang een melding nog niet is afgesloten door de leerplichtambtenaar kan de melding door
de school worden gewijzigd. Uit het nadere onderzoek door de leerplichtambtenaar, dat start
wanneer de melding is gedaan, zal blijken of er sprake is van een vergissing. De melding kan
dan worden gewijzigd.
Wanneer de voorgestelde en veronderstelde vereenvoudigde procedure toch niet leidt tot een
verbeterd meldgedrag van scholen, is de regering dan voornemens om maatregelen te
nemen, bijvoorbeeld ten aanzien van de bekostiging van deze scholen, zo willen de leden van
de CDA-fractie weten.
De regering is ervan overtuigd dat de maatregelen op het gebied van schoolverzuim zullen
leiden tot een verbeterd meldgedrag van scholen.
Wanneer het gaat om niet-naleving van de verplichtingen op grond van de rmc-regelgeving is
het mogelijk de bekostiging geheel of gedeeltelijk in te houden of op te schorten (artikelen
11.1 van de WEB, 146 van de WEC en 104 van de WVO).
Ten aanzien van het niet naleven van de verplichtingen op grond van de Lpw 1969 door
scholen zijn bekostigingssancties niet mogelijk.
Na melding, zo vervolgen de leden, ontvangen scholen onmiddellijk een melding via e-mail.
Deze leden vragen of dergelijke berichten in één verzamelbericht worden samengevat of dat
scholen voor elke melding een afzonderlijke e-mail ontvangen.
Niet de school, maar de gemeente ontvangt per melding een e-mail die markeert dat er een
verzuimmelding door een school is gedaan. Deze e-mail is dus niet de melding zelf, maar een
middel om de gemeente erop te wijzen dat er een melding is binnengekomen.
Zij vragen of, als het laatste het geval is, dit bij grote organisaties (bijvoorbeeld in de bve-
sector) niet zal leiden tot een mogelijke lawine van e-mails die mogelijk ook nog als spam
worden uitgefilterd.
Zoals hierboven is opgemerkt, wordt de attenderingsmail gezonden aan de desbetreffende
gemeente. De ervaringen in de pilot of de uitrol van het digitale loket wijzen tot nu toe niet op
ongewenst omvangrijk e-mailverkeer of spamproblemen in dit verband.
Voorts vragen de leden van de fractie van het CDA of het waar is dat de voorgestelde
procedure wel inzicht geeft in de verwachte duur van het verzuim, maar niet in de feitelijke
duur, en zo ja, wat hiervoor de reden is.
De voorgestelde procedure geeft maar zeer beperkt inzicht in de duur van het verzuim,
8 namelijk alleen in die situatie waarin het verzuim al is afgelopen op het moment dat de
92
OCW 10
W3816.NAV 6
melding wordt gedaan. Dit zal in verreweg de meeste gevallen niet aan de orde zijn. De
procedure beoogt ook niet een registratie van verzuimduur op te leveren, maar enkel het
melden van verzuim te faciliteren.
Verder vragen de leden, met het oog op de bewaartermijn, of de uit de gegevens gehaalde
statistische gegevens langer dan twee jaar bewaard worden.
Ja. Overigens wordt erop gewezen dat het hier uitdrukkelijk niet gaat om tot de persoon
herleidbare gegevens.
De leden van de SP-fractie stellen de regering de vraag of er met de voorgestelde uniforme,
digitale meldprocedure via de IB-Groep succesvolle lokale of regionale initiatieven, projecten
en samenwerkingsverbanden met betrekking tot vroegtijdig verzuim worden gefrustreerd.
Op een aantal plaatsen in het land zijn eerder initiatieven gestart om op lokaal of regionaal
niveau het melden van verzuim te verbeteren, waarbij ook de inzet van ICT een rol speelt.
Mede hierom is ervoor gekozen om in de pilot voor de uniforme meldprocedure gemeenten te
betrekken die zelf al initiatieven hadden ontplooid op dit gebied. De ervaringen uit de pilot
laten zien dat de nieuwe uniforme meldprocedure zeker een goed alternatief biedt voor die
lokale initiatieven, en daarenboven een aantal voordelen biedt die met lokale en regionale
systemen niet gerealiseerd kunnen worden. Dit betreft het gebruik van de gegevens uit het
Bron en daarmee samenhangend de mogelijkheid om de meldingen van leerlingen
woonachtig buiten de betrokken gemeente of regio toch eenvoudig bij de juiste
(woon)gemeente terecht te laten komen.
Deze leden vragen tevens of er een garantie gegeven kan worden dat de voorgestelde
meldprocedure álle scholen een lastenvermindering biedt, ook scholen in het basisonderwijs.
Een belangrijk voordeel van het loket voor het melden van verzuim is dat scholen die
leerlingen hebben uit verschillende gemeenten maar op één plek - het digitale loket - het
verzuim behoeven te melden. Dit voordeel zal in het po en (v)so, vergeleken met het mbo en
het vo, minder groot zijn, omdat de leerlingen daar over het algemeen uit minder
verschillende gemeenten afkomstig zijn. Dit neemt niet weg dat een uniforme wijze van
melden van verzuim, waarbij gebruik wordt gemaakt van gegevens die de school al eerder
aan de IB-Groep heeft geleverd, ook in het po en (v)so tot een vereenvoudiging van het
meldproces zal leiden: elke individuele melding zal via de systematiek van het digitale loket
minder administratieve inspanning vergen. Daarnaast is het voor de gemeente inzichtelijk en
eenvoudig om ook voor deze sectoren de gegevens over verzuim op uniforme wijze langs één
route aangeleverd te krijgen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat voor veel leerplichtambtenaren geldt dat ze niet
voltijds bezig zijn met de naleving van de leerplicht, maar dat het voor hen een activiteit
`erbij' is. Dit probleem wordt volgens deze leden met het wetsvoorstel niet opgelost. Zij
vragen of de regering een capaciteitsprobleem bij leerplichtambtenaren ziet en zo ja, hoe dit
kan worden opgelost.
8
92
OCW 10
W3816.NAV 7
De verantwoordelijkheid voor de handhaving van de Lpw 1969 ligt bij de gemeente. Deze zet
hiervoor, afgestemd op de lokale situatie en het aantal leerplichtigen, de middelen in. Daarbij
ontvangen de gemeenten sinds 2008 structureel 13 miljoen extra ten behoeve van de
leerplichtfunctie. Verder ziet de regering op dit punt kansen bij regionalisering van de
leerplichtfunctie. Deze kan een uniforme aanpak en deskundigheid bevorderen en de
kwetsbaarheid van de leerplichtfunctie verminderen. De regering blijft regionalisering van de
leerplichtfunctie ondersteunen via voortzetting van de financiering van een kwartiermaker
van Ingrado. Deze financiering loopt vanaf 2007 op tot 155.000 in 2009.
Voorts willen deze leden weten of de regering denkt dat de tijdswinst die met dit wetsvoorstel
wordt geboekt (bij gemeenten en scholen) ook wordt omgezet in meer tijd voor
hulpverlening, en zo ja, waarop de regering deze aanname baseert.
De leerplichtambtenaar heeft verschillende taken als het gaat om de naleving van de Lpw
1969. Hij heeft hierbij de mogelijkheid voor een preventieve, curatieve of repressieve
aanpak. De gemeenten kunnen zelf, ten behoeve van de lokale situatie, bepalen hoe zij de
tijdwinst inzetten die het digitale loket voor hen oplevert. Op welk aspect van de aanpak van
verzuim en voortijdig schoolverlaten daarbij de nadruk komt te liggen, is in zijn
algemeenheid niet te zeggen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering verwacht dat het wetsvoorstel zal leiden
tot beter meldgedrag bij scholen en zo ja, waarop de regering deze aanname baseert.
Het melden van verzuim wordt als gevolg van de voorgestelde uniforme meldprocedure
vereenvoudigd. De verwachting is dat deze vereenvoudiging leidt tot beter meldgedrag.
Verder komt er met de uniforme meldprocedure meer informatie over het meldgedrag van
scholen beschikbaar. De IB-Groep zal aan de scholen en aan de gemeenten maandelijks een
overzicht verstrekken van het aantal verzuimmeldingen van de betrokken school,
respectievelijk aan de betrokken gemeente. Op deze manier wordt scholen en gemeenten
een instrument geboden om het meldgedrag te volgen. Vergelijkbare informatie komt,
geaggregeerd en geanonimiseerd, beschikbaar voor het Ministerie van OCW. De verwachting
is dat meer inzicht in en kenbaarheid van meldgedrag tot verbetering daarvan zal leiden.
Het onderzoek dat Het Expertise Centrum in 2006 heeft uitgevoerd naar de haalbaarheid van
één loket voor verzuimmelding bevatte volgens deze leden geen uitgebreide draagvlakmeting.
De leden vernemen graag waarom niet.
Het genoemde onderzoek uit 2006 was gericht op de haalbaarheid van de inrichting van een
nieuw centraal loket voor het melden van relatief verzuim. Of er draagvlak was voor een
dergelijk loket betrof slechts één van meer onderzoeksvragen, waaronder ook: de
technische, organisatorische en bestuurlijke knelpunten, de kosten, de mogelijkheden voor
lastenverlichting en implementatiescenario's. Als gezegd was de centrale vraag de
haalbaarheid van het loket.
8
92
OCW 10
W3816.NAV 8
Zij vragen in hoeverre men op basis van dit onderzoek mag aannemen dat er grote behoefte
bestaat aan één loket voor verzuimmelding bij de IB-Groep.
Na het haalbaarheidsonderzoek van Het Expertise Centrum uit 2006 is er het Thema-
onderzoek VSV 2007 geweest van de Inspectie van het Onderwijs en de Auditdienst van het
Ministerie van OCW, waaruit is gebleken dat onderwijsinstellingen verzuim niet steeds tijdig
melden. Vervolgens is het digitale loket in de praktijk getoetst in de pilot, van november 2007
tot mei 2008. Voorts zijn in 2008 door het Ministerie van OCW (samen met de IB-Groep)
landelijke en regionale bijeenkomsten met onderwijsinstellingen en gemeenten
georganiseerd en bezocht, waaruit duidelijk het beeld naar voren is gekomen van een
behoefte aan een centraal digitaal loket.
De vraag wordt gesteld door de leden van de VVD-fractie of het waar is dat in een aantal
regio's reeds sprake is van een regionaal leerplichtbureau waar alle scholen uit de regio voor
al hun meldingen terecht kunnen.
Ja, dat klopt. Circa 20% van de gemeenten heeft de leerplichtfunctie georganiseerd in de
vorm van een regionaal bureau leerplicht. Dergelijke bureaus zijn bijvoorbeeld te vinden in
de regio's Dordrecht, Gooi- en Vechtstreek, Leiden en Zuid-Limburg.
Zij vragen verder wat de resultaten en ervaringen met deze regionale leerplichtbureaus zijn.
Op verzoek van de Staatssecretaris van OCW heeft de VNG een advies uitgebracht over
regionalisering van de leerplichtfunctie (Bijlage bij Kamerstukken II 2007/08, 26 695, nr.53).
De VNG heeft aangegeven dat regionalisering van de leerplichtfunctie bijdraagt aan de
kwaliteit van de uitvoering van de leerplichtfunctie. Ook Ingrado is groot voorstander van
regionalisering van de leerplichtfunctie. Inmiddels stimuleert Ingrado, in opdracht van de
Staatssecretaris van OCW, deze samenwerking tussen gemeenten door middel van de inzet
van een kwartiermaker.
Ook vragen deze leden of de regering in deze regio's heeft geïnformeerd wat het draagvlak is
voor dit wetsvoorstel, zo ja, wat de uitkomsten waren, en zo nee, waarom de regering dit niet
heeft gedaan.
De regering heeft bij de totstandkoming van dit wetsvoorstel ook regionale bureaus leerplicht
betrokken: aan de pilot met het digitale loket heeft ook een tweetal regionale bureaus
deelgenomen (Leiden, Dordrecht). De positieve ervaringen uit deze pilot zijn mede afkomstig
van die regionale bureaus.
De leden van de fractie van de VVD stellen voorts dat na invoering van dit wetsvoorstel de
verzuimmelding van de school niet direct bij de leerplichtambtenaar van de gemeente zal
terechtkomen (die uiteindelijk met de melding aan de slag moet), maar bij de IB-Groep, die
de melding vervolgens weer aan de leerplichtambtenaar moet doorgeven. Zij vragen of de
regering de IB-Groep geen overbodige schakel in deze keten acht.
8
92
OCW 10
W3816.NAV 9
De IB-Groep is een noodzakelijke schakel in deze keten. De voorgestelde uniforme
meldprocedure maakt gebruik van gegevens uit het Bron, die al bij de IB-Groep aanwezig
zijn. Mede door het hergebruik van deze gegevens wordt de melding simpeler: deze gegevens
behoeven niet door de school te worden ingevoerd, en zij maken tevens mogelijk dat
meldingen aan de IB-Groep onmiddellijk worden doorgegeven aan de juiste woongemeente.
De IB-Groep heeft in dit proces geen inhoudelijke, maar alleen een faciliterende rol.
Zij geven aan dat de Raad van State dit ook heeft opgemerkt en als alternatief een meer
regionale leerplichtfunctie ziet. De leden van de VVD-fractie vragen waarom de regering het
commentaar van de Raad van State in dit opzicht in de wind slaat. Ook vragen zij waarom de
regering een interventie vanuit de landelijke overheid verkiest, terwijl lokaal al initiatieven
ontstaan. Voorts stellen zij de vraag wat de toegevoegde waarde van melding bij één loket via
de IB-Groep is ten opzichte van een regionaal loket.
De ervaringen uit de pilot laten zien dat de nieuwe uniforme meldprocedure een goed
alternatief biedt voor die lokale initiatieven, en daarenboven een aantal voordelen biedt dat
met lokale en regionale systemen nooit gerealiseerd kan worden. Dit betreft het gebruik van
de gegevens uit het Bron en daarmee samenhangend de mogelijkheid om de meldingen van
leerlingen woonachtig buiten de betrokken gemeente of regio toch eenvoudig bij de juiste
(woon)gemeente terecht te laten komen. Ook is uit het oogpunt van kostenefficiency de
ontwikkeling en het beheer, naast elkaar, van diverse lokale of regionale verzuimloketten
minder gewenst. De regering is voorstander van regionalisering van de leerplichtfunctie
(Kamerstukken II 2007/08, 26 695, nr. 53). Regionalisering en de uniforme meldprocedure
voor relatief verzuim ziet de regering naast elkaar als maatregelen die onderdeel zijn van de
aanpak van het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten. Ook in een situatie
waarin sprake zou zijn van een volledig geregionaliseerde leerplichtfunctie levert de
meldprocedure via de IB-Groep een grote doelmatigheidswinst op. De voordelen van
vereenvoudiging en uniformering gelden immers ook dan.
Verder vragen de leden van de VVD-fractie waarom vooral wordt gesproken over relatief
verzuim. Zij willen graag weten wat gaat er veranderen ten aanzien van de melding van
absoluut verzuim.
Bij schoolverzuim op grond van de Lpw 1969 wordt onderscheid gemaakt tussen absoluut en
relatief verzuim. Absoluut verzuim betreft het niet bij een school ingeschreven zijn van
jongeren die vallen onder de Lpw 1969 (artikelen 18 en 19 van de Lpw 1969). Relatief
verzuim is het ongeoorloofd verzuimen van les- of praktijktijd terwijl de leerling wel bij een
school is ingeschreven (artikel 21 van de Lpw 1969). Relatief verzuim is wat in het gewone
spraakgebruik "spijbelen" wordt genoemd. Hoewel de terminologie "absoluut en relatief
verzuim" bij de rmc-regelgeving strikt genomen niet voorkomt, geldt daar een vergelijkbaar
onderscheid tussen het niet ingeschreven zijn en het verzuim terwijl de jongere wel is
ingeschreven bij een school. Het onderscheid absoluut en relatief verzuim wordt in het kader
van dit wetsvoorstel dan ook gebruikt ten aanzien van verzuim zowel op grond van de Lpw
1969 als op grond van de rmc-regelgeving.
8
92
OCW 10
W3816.NAV 10
Dit wetsvoorstel betreft in de eerste plaats het creëren van een juridische basis voor een
uniforme meldprocedure voor relatief verzuim. Het digitale loket gaat uitdrukkelijk niet over
het absoluut verzuim. De omvang van het absoluut verzuim kan worden afgeleid uit gegevens
over in- en uitschrijvingen. Op dit punt bevat het wetsvoorstel twee aanpassingen. (1)
Gemeenten voeren een registratie van de jongeren voor wie zij verantwoordelijkheid dragen
op basis van de Lpw 1969 en de rmc-regelgeving in de WEB, de WEC en de WVO. Sinds 1
augustus 2006 bevat de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank een basis voor
maandelijkse verstrekking aan gemeenten door de IB-Groep uit het Bron van een selectie van
gegevens. Dit betreft met name in- en uitschrijvingen. De IB-Groep beschikt over een
betrouwbaar overzicht van in- en uitschrijvingen, omdat scholen verplicht zijn alle in- en
uitschrijvingen aan de IB-Groep te melden voor opname in het Bron. Volgens het
wetsvoorstel wordt de gegevensverstrekking door de IB-Groep aan gemeenten uit het Bron
enigszins uitgebreid. Zie hierover punt 3.2 van het algemeen deel van de memorie van
toelichting. (2) Op grond van de Lpw 1969 en de rmc-regelgeving zijn scholen ook nog
verplicht om, naast de IB-Groep, de gemeente te informeren over in- en uitschrijvingen. Deze
dubbele verplichting wordt in het wetsvoorstel geschrapt. Zie hiervoor punt 3.3 van het
algemeen deel van de memorie van toelichting.
Ook vragen zij binnen welke termijn de IB-Groep de melding aan de gemeente dient door te
geven. Zit er verschil in deze termijn tussen melding van in- en uitschrijving en melding van
relatief verzuim door de IB-Groep aan de gemeente, zo willen deze leden weten.
In de situatie van de uniforme meldprocedure voor relatief verzuim is een verzuimmelding
die door de school via het digitale loket van de IB-Groep wordt gedaan op datzelfde moment
beschikbaar voor de gemeente.
In de huidige situatie levert de IB-Groep de gegevens over de in- en uitschrijvingen uit het
Bron, op basis waarvan het absoluut verzuim wordt bepaald, maandelijks aan de gemeenten.
Dit wetsvoorstel biedt de IB-Groep de mogelijkheid om vaker dan maandelijks de in- en
uitschrijvingen aan de gemeenten te leveren.
De leden van de fractie van de VVD vragen voorts wat er gebeurt in het geval dat van de
leerling die de leerplicht ontduikt geen gegevens in het Bron zijn geregistreerd. Om hoeveel
leerlingen gaat het, waarvan geen gegevens in het Bron zijn opgenomen, willen deze leden
vervolgens weten.
Een leerling die is ingeschreven bij het bekostigd onderwijs heeft in beginsel een
persoonsgebonden nummer (een burgerservicenummer of, bij gebreke daarvan, een
onderwijsnummer) en is dan geregistreerd bij het Bron. Dit is (nog) anders voor het po en het
(v)so. Daar wordt nog gewerkt aan de invoering van de Bron-registratie voor die leerlingen.
Naar verwachting zal deze invoering niet voor eind 2010 zijn voltooid. Dit wetsvoorstel zal
voor die sector dan ook eerst van toepassing worden, wanneer de po- en (v)so- leerlingen
compleet zijn ingevoerd in het Bron.
Zij geven aan dat de gemeente de verantwoordelijkheid draagt om mutaties voor het
meldregister door te geven aan de IB-Groep, bijvoorbeeld wanneer de leerling inmiddels weer
8 op school verschijnt of wanneer gegevens zijn veranderd. Zij vragen of het waar is dat de
92
OCW 10
W3816.NAV 11
school hierdoor toch nog aan afzonderlijke gemeentes zal moeten doorgeven wat er gewijzigd
is in de situatie rond een leerling.
Nee. De gemeente voert in het verzuimloket de status van de verzuimmelding in. Wanneer
deze wijzigt, bijvoorbeeld van "in behandeling" naar "afgesloten", geeft de gemeente dat ook
door. Dit is informatie vanuit de gemeente aan de school. Het is niet zo dat hierdoor de
school aan verschillende gemeentes wijzigingen dient door te geven.
De leden van de VVD-fractie stellen de vraag hoe wordt voorkomen dat bij
onderwijsinstellingen het gevoel ontstaat dat na melding van verzuim bij de IB-Groep de zaak
is afgedaan.
De melding van het verzuim door de school aan de gemeente, via de IB-Groep, is het
startpunt van de activiteiten van de leerplichtambtenaar om, veelal samen met de school,
het verzuim van de leerling aan te pakken. De zaak is pas afgedaan nadat de
leerplichtambtenaar de melding heeft afgesloten.
Het eerdergenoemde onderzoek van Het Expertise Centrum geeft volgens deze leden aan dat
het initiatief tot hulpverlening in geval van voortijdig schoolverlaten of verzuim zal
verschuiven van school naar gemeente. Heeft dit, zo vragen de leden, niet het risico in zich
dat de school het volledige zicht op de leerling verliest.
Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de school om er voor te zorgen dat de
leerlingen niet verzuimen. Wanneer het verzuim langer duurt, geldt voor de school de
verplichting om dat verzuim te melden aan de gemeente. Op basis van de verzuimmelding
gaat de leerplichtambtenaar aan de slag, in het algemeen in samenspraak met de school. De
leerplichtambtenaar maakt daarbij gebruik van zorginstanties als het schoolmaatschappelijk
werk en het Bureau Jeugdzorg. In het Zorg- en Adviesteam van de school, dat een
netwerkfunctie heeft, worden zorgleerlingen besproken. Binnen dit arrangement behoudt de
school het zicht op de leerling.
Ook de pilot heeft, zo stellen deze leden, uitgewezen dat scholen na melding te weinig
informatie ontvingen over wat er met de melding en de desbetreffende leerling was gebeurd.
Deze leden vragen hoe de school in de nieuwe situatie betrokken blijft bij het vervolgtraject
om de leerling in de schoolbanken te houden of te krijgen.
Verwezen wordt naar het antwoord op de vorige vraag.
Tot slot vernemen de leden van de VVD-fractie graag welk bedrijf de software ontwikkelt die
voor de nieuwe meldprocedure nodig is. Zij vragen tevens of deze opdracht moet worden
aanbesteed.
Het digitale verzuimloket is ontwikkeld door de IB-Groep. De opdracht behoeft derhalve niet
te worden aanbesteed.
8
92
OCW 10
W3816.NAV 12
De leden van de SGP-fractie vragen of de gemeenten direct na melding door een school de
betreffende gegevens bij het digitaal loket kunnen inzien.
Op het moment dat een school een melding van verzuim via het digitale verzuimloket van de
IB-Groep heeft gedaan, is deze beschikbaar voor de gemeente.
Wordt door bemiddeling van de IB-Groep de kans op storing en ontoegankelijkheid van
databases groter, zo vragen deze leden.
De applicatie van de IB-Groep is eerst en vooral een systeem voor de routering van
verzuimmeldingen. Om deze functie te kunnen uitvoeren is door de IB-Groep een nieuwe
database ontwikkeld, het meldingsregister relatief verzuim. De applicatie is tot nu toe
robuust gebleken en heeft nog geen storingen gehad. Er is geen aanleiding te verwachten dat
dit in de toekomst anders zal zijn.
De leden van de fractie van de SGP vragen voorts of de regering de overdracht van gegevens
bij een machine-tot-machine-koppeling nader kan toelichten.
Het kan zo zijn dat een school een geautomatiseerde registratie heeft waarin het verzuim van
de leerlingen wordt bijgehouden. Ook komt het voor dat de gemeentelijke leerplichtdienst
een eigen geautomatiseerde verzuimadministratie heeft voor de verzuimmeldingen vanuit de
scholen. Om te voorkomen dat in die situatie de school een verzuimgeval tweemaal moet
invoeren (in het eigen systeem en in het meldloket) wordt het mogelijk gemaakt de melding
aan de IB-Groep rechtstreeks uit het eigen registratiesysteem te doen. Aan gemeentelijke
kant werkt dit vergelijkbaar: met de machine-tot-machine-koppeling worden de meldingen
die binnenkomen rechtstreeks in het eigen systeem ingevoerd.
Deze leden vragen of scholen bij deze koppeling aangepaste software nodig hebben om de
aansluiting bij het loket van de IB-Groep te kunnen realiseren.
Een school kan het verzuimloket op twee manieren bereiken. (1) Via het webportal, waarbij
de school inlogt op het loket en daar de meldingen doet. (2) Via een geautomatiseerde
koppeling tussen het administratiepakket van de school en het loket van de IB-Groep. Deze
laatste manier is interessant voor een school die zelf een goede geautomatiseerde
verzuimregistratie voert. In dit geval zou het opnieuw handmatig opvoeren van een
verzuimmelding op het digitale loket van de IB-Groep een extra administratieve last vormen.
Om dit te voorkomen is het voor deze scholen mogelijk gemaakt om via een
geautomatiseerde koppeling de verzuimmelding rechtstreeks vanuit het administratiepakket
naar het loket van de IB-Groep te sturen. Hiervoor is nodig dat de leverancier van het
administratiepakket van de school zijn pakket aanpast volgens de specificaties die de IB-
Groep heeft opgesteld en begin 2008 aan de leveranciers beschikbaar heeft gesteld. Het is
aan de leverancier en aan zijn klanten om er voor te kiezen om deze koppeling wel of niet te
ondersteunen. Een aantal leveranciers heeft inmiddels besloten deze koppeling inderdaad te
maken en aan te bieden aan de klanten. Dit neemt niet weg dat ook het melden via het
webportal beschikbaar is en blijft, zodat een school hoe dan ook in staat is om te melden.
8
92
OCW 10
W3816.NAV 13
Pilot
De leden van de CDA-fractie merken op dat de pilots tussen november 2007 en april 2008
een belangrijke rol bij de ontwikkeling van dit wetsvoorstel hebben gespeeld. Zij geven aan
dat de resultaten van de pilots in de memorie van toelichting worden samengevat, maar dat
niet wordt gemeld welke negatieve ervaringen er waren en wat deze voor invloed hebben
gehad op het onderhavig wetsvoorstel. De leden vragen de regering hier nader op in te gaan.
Onderstaande tekst is overgenomen uit de paragraaf "Conclusies en vervolgstappen" van de
evaluatie eindrapportage van de pilot VSV:
"Het gebruik van de VSV-applicatie valt vooral bij de onderwijsinstellingen goed. Het maakt
voor de scholen het melden van verzuim gemakkelijker. De gemeenten zijn minder positief.
De belangrijkste redenen daarvoor zijn het niet kunnen meesturen van de verzuimstaat [dit is
een nadere precisering van de omvang van het verzuim] en het ontbreken van een uniforme
locatiecode . Hierdoor is in een aantal
gevallen nog een tweede contact met de instelling benodigd, om de achtergrond bij een
melding te vergaren. De instellingen geven juist aan terugkoppeling over wat er nu met een
melding gebeurt te waarderen en in sommige gevallen zelfs helemaal te missen."
Een conceptversie van het de eindrapportage is op 19 mei 2008 besproken met
vertegenwoordigers van de verschillende pilotgemeenten. Daarbij is geconstateerd dat waar
sprake is van een lage waardering, dit voor het grootste deel ligt aan het ontbreken van de
verzuimstaat bij de melding. Overigens geldt dit niet voor alle gemeenten: een aantal wil deze
informatie juist niet met de melding ontvangen. Op basis van dit alles is het digitale loket op
een aantal punten aangepast. Het loket biedt nu de mogelijkheid om een locatiecode op te
geven bij de verzuimmelding. Voorts biedt het loket de mogelijkheid om een verzuimstaat toe
te voegen, in de vorm van een aanduiding van het verzuim naar uren en dagen.
De leden van de SP-fractie vragen of zij de resultaten kunnen zien van de pilot met de nieuwe
meldprocedure van achttien scholen, negen gemeenten en de IB-Groep.
De evaluatie eindrapportage van de pilot VSV is te vinden op de website
www.voortijdigschoolverlaten.nl.
Daarbij vragen deze leden of de invoering niet te snel verloopt. Zij geven aan dat de regering
ernaar streeft medio 2009 deze procedure in werking te hebben gesteld en stellen de vraag of
dit goed te realiseren is voor alle scholen en instellingen. Ook willen de leden weten waarop
deze verwachting is gebaseerd.
De landelijke uitrol van het loket is gestart in augustus 2008. Tot nu verloopt de uitrol
volgens planning. Op basis van ervaringen met de uitrol van het loket vanaf augustus 2008
wordt verwacht dat bij aanvang van het nieuwe schooljaar 2009 / 2010 alle scholen met het
loket kunnen werken.
8
92
OCW 10
W3816.NAV 14
De invoering van het digitale verzuimloket vindt per rmc-regio plaats. De IB-Groep
ondersteunt de invoering van het nieuwe loket. De gemeenten en scholen ontvangen van de
IB-Groep een te ondertekenen verklaring, waarmee zij de voor het loket te autoriseren
medewerker bevestigen. De IB-Groep organiseert informatiebijeenkomsten die een tweeledig
doel hebben: de werking van het digitale verzuimloket wordt uitgelegd en de scholen en
gemeenten maken gezamenlijk afspraken over de inpassing van het digitale verzuimloket in
de werkprocessen inzake het tijdig doen, ontvangen en verwerken van verzuimmeldingen.
Het blijkt dat de bijeenkomsten die ter invoering van het digitale verzuimloket worden
georganiseerd vaak de aanleiding zijn voor scholen en gemeenten om de afspraken over het
melden van verzuim en het opvolgen daarvan aan te scherpen of zelfs voor het eerst goed te
maken. Nadat de informatiebijeenkomsten zijn geweest, worden de gebruikersnamen en
wachtwoorden aan de geautoriseerde medewerkers van de scholen en gemeenten gestuurd
en kunnen zij met het verzuimloket gaan werken. Tot en met maart 2009 zijn bovenstaande
stappen uitgevoerd in 29 van de 39 rmc-regio's.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Kamer een rapport van de evaluatie uit mei 2008
van de pilot kan ontvangen.
Verwezen wordt naar het hierboven gegeven antwoord op een overeenkomstige vraag van de
leden van de SP-fractie.
Zo nee, kan de regering dan in ieder geval aangeven hoeveel scholen hebben deelgenomen
en hoeveel scholen (naast de neutrale en positieve scholen) negatief waren en waarom, zo
vragen zij.
Verwezen wordt naar het antwoord op de vorige vraag.
Meldingsregister relatief verzuim
De leden van de CDA-fractie verwijzen in hun reactie naar de mogelijkheid voor correctie van
de gegevens door de leerling via een verzoek aan de IB-Groep. De leden van deze fractie
vernemen graag wie nu uiteindelijk bepaalt wat de juiste melding is geweest: de school of de
leerling. Wat gebeurt er als er een verschil van mening ontstaat, zo vragen deze leden.
De IB-Groep is de verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens
(Wbp) voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van het digitale loket en het
daarbij behorende meldingsregister relatief verzuim. De leerling van wie gegevens worden
doorgegeven via het digitale loket is betrokkene in de zin van de Wbp. Op grond van de Wbp
heeft de betrokkene recht op informatie over de verwerking van zijn gegevens en een
correctierecht. Deze rechten worden uitgeoefend jegens de verantwoordelijke, in dit geval
dus de IB-Groep. Tegen een beslissing van de IB-Groep op een verzoek om correctie staat
rechtsbescherming conform de Algemene wet bestuursrecht open. Opgemerkt dient te
worden dat de IB-Groep de verzuimgegevens in het meldingsregister verwerkt zoals ze door
de school of de gemeente zijn verstrekt. Dit neemt niet weg dat het de IB-Groep is waaraan
de betrokken leerling kan vragen om correctie van feitelijke onjuistheden in de over hem
8 uitgewisselde verzuimgegevens. Dit kan bijvoorbeeld zijn een melding van verzuim, terwijl de
92
OCW 10
W3816.NAV 15
leerling wel degelijk de lessen volgde. Anders is het ten aanzien van de door de school
opgegeven vermoedelijke reden van het verzuim. Daarbij gaat het niet om een feit maar om
een beoordeling of inschatting van de school. Deze beoordeling kan niet - wanneer deze niet
correct blijkt te zijn - als onjuist feit worden gecorrigeerd. Bedacht moet worden dat de
melding, waarvan de vermoedelijke reden van het verzuim onderdeel kan uitmaken, niet
meer is dan de aanleiding voor een nader onderzoek door de leerplichtambtenaar. Verdere
acties van de gemeente naar aanleiding van het gemelde verzuim zullen zijn gebaseerd op de
bevindingen uit het onderzoek van de leerplichtambtenaar. Wanneer de leerplichtambtenaar
constateert dat de door de school opgegeven vermoedelijke reden van het verzuim niet de
werkelijke reden is, meldt hij dit terug via het digitale loket. Verder kan een melding ook,
zolang deze niet is afgesloten door de leerplichtambtenaar, door de school worden gewijzigd.
De leden van de SP-fractie merken op dat de betrokken leerling aan de IB-Groep kan vragen
om correctie van feitelijke onjuistheden. Deze leden willen weten waarom, als het hier om
feitelijkheden gaat, deze correctie niet kan worden afgedwongen. Zijn er andere
mogelijkheden om de leerling te beschermen tegen feitelijke foutieve informatie, zo vragen
de genoemde leden. Ook willen zij weten waarom de school in het geval van feitelijke foutieve
informatie niet kan overgaan tot een correctie achteraf. Deze leden geven aan dat de leerling
niet om correcties kan vragen ten aanzien van door de school opgegeven achtergronden van
het verzuim. De leden van deze fractie vrezen dat personen zo langdurig achtervolgd kunnen
worden met onjuistheden bij de inschatting van de reden tot verzuim. Waarom kan er niet
worden gecorrigeerd als de inschattingen van de school objectief weerlegbaar zijn, zo vragen
zij.
Allereerst wordt verwezen naar het antwoord dat hierboven is gegeven aan de leden van de
fractie van het CDA. Verder wordt opgemerkt dat de functionaliteit van het meldingsregister
relatief verzuim duidelijk is ingekaderd. Het is geen centrale landelijke verzuimregistratie,
het is niet meer dan een register van meldingen. Het doel is het faciliteren van het melden
van verzuim door scholen. Deze meldingen moeten enige tijd bewaard blijven in het
meldingsregister om gemeenten in staat te stellen actuele informatie over de status van de
behandeling toe te voegen en scholen de gelegenheid te bieden deze informatie in te zien. De
bewaartermijn die voor de gegevens wordt voorgesteld, maakt deze functie mogelijk en doet
tevens recht aan de beperkte functionaliteit van het register en de daarmee samenhangende
beperkte informatiewaarde en bruikbaarheid van de meldingsgegevens. De gegevens worden
bewaard gedurende het lopende en het daarop volgende schooljaar. Alleen al gelet op de
beperkte bewaartermijn kan geen sprake zijn van "langdurig achtervolgd" worden van
leerlingen door onjuiste vermoedens van de school over de reden van het verzuim.
3.2. Uitbreiding van de gegevensverstrekking uit het basisregister onderwijs aan de
gemeenten
De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering ten aanzien van de uitbreiding van
gegevens uit het basisregister onderwijs aan gemeenten ervan uitgaat dat het voor het
inschrijfgedrag van ouders van illegale leerlingen niets uitmaakt of de gegevens door de IB-
Groep dan wel rechtstreeks door de school aan de gemeente worden gemeld. Op welke
8 informatie is deze mening gestoeld, zo willen deze leden weten.
92
OCW 10
W3816.NAV 16
Het gaat hier om een logische aanname. Scholen zijn in de huidige situatie op grond van de
Lpw 1969 en de rmc-regelgeving verplicht om gegevens over in- en uitschrijvingen van
leerlingen te verstrekken aan de gemeente. Deze gegevens dienen vergezeld te gaan van het
persoonsgebonden nummer van de betrokken leerling, dat wil zeggen diens
burgerservicenummer of, bij gebreke daarvan, diens onderwijsnummer. Onder de leerlingen
zonder burgerservicenummer, dus met een onderwijsnummer, bevinden zich de illegale
leerlingen (naast andere leerlingen zonder burgerservicenummer, zoals kinderen van
grensarbeiders of diplomaten). Er is in de huidige situatie geen aanwijzing dat de toekenning
van een onderwijsnummer aan een illegaal kind of het doorgeven daarvan door de school aan
de gemeente nadelige invloed heeft op het inschrijfgedrag van de illegale ouders. Er is geen
reden te veronderstellen dat dit anders wordt wanneer de gemeente de in- en
uitschrijfgegevens met het onderwijsnummer niet rechtsreeks van de school verkrijgt, maar
via de IB-Groep.
Tevens vernemen de leden van de CDA-fractie graag hoe groot de kans wordt ingeschat dat
er daadwerkelijk misbruik gemaakt wordt van deze kennis bij gemeenten, of dat dit leidt tot
terughoudendheid bij illegalen om hun leerlingen in te schrijven.
In de verschillende onderwijswetten is een limitatieve opsomming gegeven van de gevallen
waarin de gemeente het persoonsgebonden nummer mag gebruiken (zie de artikelen 2.5.5e
van de WEB, 164e van de WEC, 178e van de WPO en 103f van de WVO). Het gaat dan - voor
zover relevant in het kader van dit wetsvoorstel - om gegevens in het kader van het toezicht
op de naleving van de Lpw 1969 en gegevens van voortijdig schoolverlaters. Met misbruik
bedoelen de leden van de CDA-fractie waarschijnlijk dat de gemeente de gegevens van
leerlingen met een onderwijsnummer inzet voor het opsporen van illegalen. Op grond van de
genoemde bepalingen in de onderwijswetten is een dergelijk gebruik niet toegestaan. Het is
de regering niet bekend dat ooit in strijd met deze bepalingen is gehandeld. Voor het overige
wordt verwezen naar het hierboven gegeven antwoord op de vorige vraag van deze leden.
3.3. Het vervallen van het voorschrift in de Lpw 1969 en de rmc-regelgeving dat scholen aan
de gemeenten melding doen van de in- en uitschrijving van een leerling
De leden van de CDA-fractie geven aan de ontdubbeling van de informatieverplichting te
beschouwen als een plezierige lastenverlichting voor veel scholen. In april 2008, zo lezen de
leden in de memorie van toelichting, waren er nog zestien gemeenten die geen gebruik
maakten van de gegevensverstrekking over in- en uitschrijvingen in het Bron. Deze leden
willen weten wat de reden is dat deze gemeenten nog geen gebruik maken van het Bron,
alsmede hoe deze gemeenten worden benaderd om ervoor te zorgen dat er een 100%-
dekking ontstaat in Nederland ten aanzien van de gegevensverstrekking via Bron.
De IB-Groep verstrekt sinds augustus 2006 gegevens uit het Bron over in- en uitschrijvingen
van leerlingen aan gemeenten (wettelijke basis zie Stb. 2006, 288). Dit is gestart als een pilot
met achttien gemeenten, waaronder Amsterdam, Delfzijl, Heerlen en Lelystad. Vervolgens is
gefaseerd aan alle gemeenten de mogelijkheid geboden om van deze gegevenverstrekking
8 gebruik te maken. De aansluiting tussen de gegevensverstrekking door de IB-Groep en de
92
OCW 10
W3816.NAV 17
administratieve processen en systemen van de gemeente kan aanpassingen bij de gemeente
nodig maken ten einde de gegevens optimaal te kunnen benutten. Dit is in een beperkt aantal
gevallen een drempel gebleken. De IB-Groep zal de resterende gemeenten opnieuw actief
benaderen met informatie over de wijze waarop van de gegevensverstrekking gebruik kan
worden gemaakt.
3.4. Uitbreiding van de gegevensset die door bve-instellingen aan de IB-Groep wordt
verstrekt
De leden van de CDA-fractie stellen dat de bve-instellingen extra informatie wordt gevraagd,
namelijk de reden van uitval. De leden vragen of scholen dat altijd weten en als zij dat niet
precies weten, wat dan ingevuld moet worden.
De MBO Raad heeft, na daartoe in november 2006 te hebben besloten, een categorisering
van redenen van uitval ontwikkeld, met de bedoeling dat deze redenen landelijk en uniform
worden geregistreerd. Ook de regering acht het voor het terugdringen van het voortijdig
schoolverlaten gewenst om de redenen daarvan te registreren in het Bron en te laten
doorleveren aan de gemeente. Deze gegevens kunnen tevens worden benut om beter inzicht
te krijgen in de prestaties van de instelling; immers kan worden vastgesteld of de uitval te
maken heeft met de instelling of niet.
De door de MBO Raad ontwikkelde categorisering van redenen van uitval is hier
overgenomen. Instellingen worden verplicht om deze categorisering te hanteren:
1. Persoonsgebonden factoren waarop de instelling in beginsel geen invloed kan uitoefenen,
zoals: verhuizing, ziekte, overlijden, geografische afstand.
2. Persoonsgebonden factoren waarvoor geldt dat de instelling in beginsel niets kan doen aan
de oorzaken, maar wel aan de opvang, zoals: sociaal-emotionele problemen, psychische
stoornissen, leerproblemen, problemen in de thuissituatie.
3. Instellingsgebonden factoren. Hierbij gaat het om factoren waarop de instelling in beginsel
zelf of samen met andere instanties invloed heeft, bijvoorbeeld: problemen met de inhoud of
de vormgeving van opleidingen, het gedrag van docenten, de veiligheid op school.
4. Studie- en beroepskeuzegebonden factoren. Hierbij gaat het om factoren waarop de
instelling zelf of samen met andere instanties deels wel en deels niet invloed kan uitoefenen.
Deels wel voor zover deze factoren liggen in de sfeer van de intake en leerloopbaan-
begeleiding. Deels niet voor zover in een eerder stadium bepaalde studie-, school- of
beroepskeuzebeslissingen zijn gemaakt.
5. Arbeidsmarkt- en (externe) omgevingsfactoren. Hierbij gaat het om factoren waarop de
instelling merendeels geen invloed heeft, zoals het opgezegd krijgen van de
arbeidsovereenkomst, groenpluk of sollicitatieplicht.
6. Zonder diploma, maar wel succesvol / afgesproken resultaat behaald. Dit is een categorie
die verwijst naar afspraken die in de onderwijsovereenkomst zijn gemaakt met een
deelnemer en die zijn gerealiseerd, zonder dat dit in een diploma heeft geresulteerd.
7. Onbekend. Daarbij wordt aangegeven waarom de uitvalsreden onbekend is gebleven, zoals
bijvoorbeeld `niet bereikbaar'. Er wordt naar gestreefd dat de categorie `onbekend' maximaal
8
92
OCW 10
W3816.NAV 18
5 procent bedraagt. Daardoor wordt voorkomen dat te gemakkelijk `uitvalsreden onbekend'
wordt geregistreerd.
8. Factoren die te maken hebben met de crebo-toekenning van experimentele opleidingen.
Deze factoren verwijzen naar de situatie dat deelnemers van een experimentele opleiding
overstappen naar een `reguliere' opleiding / differentiatie met een `regulier' crebo-nummer of
omgekeerd. In feite gaat het hier om overstappers.
4. Bij wijziging betrokken onderwijssectoren; gefaseerde invoering
De leden van de CDA-fractie merken op dat voor het primair onderwijs en het (voortgezet)
speciaal onderwijs wordt voorzien in een invoering die niet eerder plaatsvindt dan in 2011.
De leden willen weten waarom dit nog zo lang moet duren en of het niet mogelijk is om de
ervaringen uit de pilots te benutten om tot een snellere invoering over te gaan. Immers, de
scholen en gemeenten uit de pilots waren erg positief over het digitaal loket, dat niet alleen
in theorie, maar ook in de praktijk een daadwerkelijke lastenverlichting betekent. Is het niet
wenselijk om deze lastenverlichting zo snel mogelijk ook in po en (v)so te doen plaatsvinden,
zo vragen de leden van voornoemde fractie.
Het digitale loket voor het melden van verzuim maakt gebruik van gegevens uit het Bron en
kan alleen worden toegepast voor die leerlingen die in het Bron zijn opgenomen. De
leerlingen van de scholen voor po en (v)so zijn op dit moment nog niet in het Bron
opgenomen. Hieraan wordt wel gewerkt. De planning is dat deze registratie niet voor eind
2010 haar beslag zal hebben gekregen. Zodra dit het geval is, zal het digitale loket ook
worden toegepast voor de leerlingen in het po en (v)so. De regering is het eens met de leden
van de CDA-fractie dat dit wenselijk is.
De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen op de opmerking van de Raad van State dat voor
iedere verwerking van bijzondere persoonsgegevens aannemelijk dient te zijn dat dat
noodzakelijk is met het oog op de bestrijding van verzuim en voortijdig schoolverlaten. Voor
wat betreft primair onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs wordt door de regering
aangegeven, zo stellen deze leden, dat de problemen bij het melden van relatief verzuim in
mindere mate voor dit onderwijs gelden. De leden van deze fractie verzoeken de regering
nader toe te lichten waarom de voorgestelde wijzigingen met betrekking tot het primair
onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs noodzakelijk zijn met het oog op de
bestrijding van verzuim en voortijdig schoolverlaten.
Een belangrijk voordeel van het loket voor het melden van verzuim is dat scholen die
leerlingen hebben uit verschillende gemeenten maar op één plek - het digitale loket - het
verzuim behoeven te melden. Dit voordeel zal in het po en (v)so, vergeleken met het mbo en
het vo, minder groot zijn, omdat de leerlingen daar over het algemeen uit minder
verschillende gemeenten afkomstig zijn. Dit neemt niet weg dat een uniforme wijze van
melden van verzuim, waarbij gebruik wordt gemaakt van gegevens die de school al eerder
aan de IB-Groep heeft geleverd, ook in het po en (v)so tot een vereenvoudiging van het
meldproces zal leiden: elke individuele melding zal via de systematiek van het digitale loket
minder administratieve inspanning vergen. Daarnaast is het voor de gemeente inzichtelijk en
8 eenvoudig om ook voor deze sectoren de gegevens over verzuim van verschillende scholen op
92
OCW 10
W3816.NAV 19
uniforme wijze langs één route aangeleverd te krijgen. Het vereenvoudigen van het melden
van het verzuim in het po en het (v)so zal naar verwachting een belangrijke bijdrage leveren
aan het aanpakken en het terugdringen van het verzuim in deze sectoren.
5. Consultatie
De leden van de PvdA-fractie stellen dat binnen het onderwijsveld verschillend wordt gedacht
over het wetsvoorstel. De werkgeversorganisaties, de VO-Raad en PO-raad, vinden dat eerst
de gevolgen voor kleine scholen en scholen met een afwijkend administratiepakket moeten
worden onderzocht en wijzen af dat de Minister informatie (weliswaar geanonimiseerd) op
individueel niveau ontvangt. Voor de leden van deze fractie is het belangrijk dat ongeoorloofd
verzuim zo snel mogelijk bij de gemeente wordt gemeld. Individuele informatie hoeft huns
inziens niet per se bij de Minister op het bureau komen te liggen. Informatie op geaggregeerd
niveau kan voor de aanpak van schoolverzuim en -uitval volstaan. De memorie van
toelichting heeft deze leden nog niet overtuigd dat er voorbij moet worden gegaan aan de
bezwaren van de werkgeversorganisaties, de VO-Raad en PO-Raad. Deze leden vragen of de
regering haar vasthouden nader kan beargumenteren.
Allereerst wordt verwezen naar de uiteenzetting over de twee manieren waarop het
verzuimloket kan worden benaderd die hierboven onder punt 3.1 is gegeven naar aanleiding
van een vraag van de leden van de fractie van de SGP. Een school kan melden via het
administratiepakket wanneer de leverancier daarvan dat pakket heeft aangepast conform de
specificaties van de IB-Groep. Er is geen sprake van afwijkende versus niet-afwijkende
pakketten: met elk administratiepakket kan na aanpassing door de leverancier aan de
specificaties van de IB-Groep gebruik worden gemaakt van de zogeheten machine-tot-
machine-koppeling. Daarnaast kan een school altijd direct zelf melden via het webportal.
De Minister van OCW ontvangt uit het meldingsregister relatief verzuim gegevens ten
behoeve van de beleidsvorming op het punt van de verzuimbestrijding. De gegevens die de
Minister ontvangt zijn nadrukkelijk niet tot de persoon herleidbaar. Voorafgaand aan de
verstrekking wordt het persoonsgebonden nummer door de IB-Groep versleuteld en worden
identificerende gegevens verwijderd. Wat resteert zijn gegevens op anoniem individueel
niveau. Deze gegevens lenen zich voor statistische analyse. Daarmee kunnen de effecten van
landelijk beleid worden gemonitord en kan beleid worden ontwikkeld of bijgesteld.
Kan de regering ook nader beargumenteren waarom ook het primair onderwijs onder deze
regeling moet vallen? In hoeverre rechtvaardigt de schooluitvalproblematiek in het primair
onderwijs dat men met nieuwe regelgeving wordt geconfronteerd, zo vragen de leden van de
PvdA-fractie.
Verwezen wordt naar het hierboven onder punt 4 gegeven antwoord op een overeenkomstige
vraag van de leden van de fractie van de ChristenUnie.
De leden van de SP-fractie laten weten zich met Ingrado af te vragen of er meer aandacht
moet worden besteed aan een tijdige en adequate `terugmelding' van de gemeente naar de
8 scholen. Deze leden vinden de opmerkingen over het implementatieplan nogal vaag en
92
OCW 10
W3816.NAV 20
vragen of een terugmelding niet verplicht kan worden. Daarbij hebben deze leden zorgen
over de aard en de inhoud van de terugmelding. De regering stelt dat de terugmelding van de
gemeente via het loket `meer informatief' wordt gemaakt voor de meldende school. De leden
willen weten in hoeverre er hier een groter risico ontstaat dat gevoelige persoonsgegevens
bij de school terechtkomen.
In de meest actuele versie van het loket voor de uniforme meldprocedure kan een melding
door een gemeente alleen worden afgesloten wanneer de gemeente de reden van de
afsluiting van de melding invult. De gemeente kan daarbij één van de volgende zeven opties
aanvinken: terug naar school, opleiding hervat; inschrijving beëindigd, andere opleiding;
inschrijving beëindigd, werk; inschrijving beëindigd, overige redenen; inschrijving beëindigd,
leerling overleden; geen verzuim, langdurig ziek; geen verzuim, legitiem afwezig. Tevens kan
de gemeente daarbij een toelichting geven, door middel van het aanvinken van één van de
volgende drie opties: leerling is gezien door gemeente; er wordt actie ondernomen richting
leerling door gemeente; er loopt geen actie meer richting leerling.
Noch bij de reden van de afsluiting noch bij de toelichting is dus sprake van een "vrij veld"
voor het invullen van nadere gegevens, de informatie wordt uitsluitend verstrekt via het
markeren van één van de "voorgedrukte" mogelijkheden.
6. College bescherming persoonsgegevens
De leden van de CDA-fractie verwijzen in hun reactie naar de opmerkingen van de Raad van
State over het gebruik van bijzondere persoonsgegevens. Volgens deze leden worden deze
opmerkingen door de regering naast zich neergelegd. Kan er op basis van de ervaringen met
de pilots iets meer gezegd worden over de voordelen die zijn gebleken van het gebruik van
deze gegevens en zo ja, wat waren die? De leden delen de mening van de regering dat het van
groot belang is om alle relevante gegevens voor de bestrijding van schoolverzuim te
benutten. Met de Raad van State vragen genoemde leden echter wel in hoeverre de noodzaak
voor het gebruik afdoende is aangetoond. In de reactie gaat de regering in op de waarborgen
waarmee het gebruik is omgeven, maar de noodzaak wordt naar de mening van deze leden
niet nader toegelicht. De leden van de CDA-fractie vragen de regering hierop nader in te
gaan.
De regering is de overtuiging toegedaan dat de eenduidige en complete meldingsinformatie
die beschikbaar komt via het digitale loket voor gemeenten een noodzakelijke voorwaarde is
om adequaat het verzuim te kunnen aanpakken en preventief te kunnen optreden tegen
voortijdig schoolverlaten. Uit de evaluatie van de pilot en uit de gesprekken met de
pilotgemeenten is duidelijk naar voren gekomen dat het voor de gemeente noodzakelijk is om
bij de enkele melding van verzuim enige nadere informatie ter zake van de achtergronden te
ontvangen, voor zover de school daarover beschikt. Zonder deze informatie kan de
leerplichtambtenaar zijn werk niet goed verrichten. Wordt deze niet verstrekt via het loket,
dan zal de gemeente daarover alsnog contact moeten opnemen met de school. Dat leidt tot
extra administratieve lasten en tot aanvullende informatiestromen buiten het goed beveiligde
verzuimloket. Wat die nadere informatie betreft kán het gaan om bijzondere
persoonsgegevens. In het wetsvoorstel is uitdrukkelijk gelimiteerd welke categorieën
8 bijzondere persoonsgegevens daarbij kunnen worden uitgewisseld. Dit zijn uitsluitend die
92
OCW 10
W3816.NAV 21
categorieën persoonsgegevens die relevant zijn in het kader van verzuimmelding: gegevens
over godsdienst of levensovertuiging, over gezondheid en strafrechtelijke persoonsgegevens.
De regering meent aldus een verantwoorde balans te hebben gevonden tussen enerzijds het
belang van het bestrijden van verzuim en voortijdig school verlaten en anderzijds het belang
van het beschermen van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken leerlingen.
De leden van de PvdA-fractie stellen de vraag of de regering nader kan toelichten waarom zij
bij dit wetsvoorstel zoveel minder tilt aan de bescherming van persoonsgegevens dan dat de
Raad van State doet.
De regering deelt het oordeel van de Raad van State dat voor iedere verwerking van
bijzondere persoonsgegevens in het kader van de uniforme meldprocedure de
noodzakelijkheid met het oog op de bestrijding van verzuim en voortijdig schoolverlaten
aannemelijk dient te zijn. Anders dan de Raad is de regering van mening dat deze noodzaak
ook voldoende is aangetoond. Voor het overige wordt verwezen naar het hierboven gegeven
antwoord aan de leden van de fractie van het CDA.
Tevens vragen zij hoe het Cbp de bezwaren beoordeelt die de Raad van State naar voren
brengt.
Op grond van artikel 51, tweede lid, van de Wbp wordt het Cbp om advies gevraagd over
wetsvoorstellen die geheel of voor een belangrijk deel betrekking hebben op de verwerking
van persoonsgegevens. Op grond van artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de
Raad van State wordt de Raad gehoord over bij de Tweede Kamer in te dienen
wetsvoorstellen. Het is vast gebruik dat de Raad van State pas wordt gevraagd om advies uit
te brengen over een wetsvoorstel nadat alle overige ter zake in te winnen adviezen zijn
uitgebracht. Dit betekent dat de Raad van State adviseert over het wetsvoorstel met daarin
verwerkt - voor zover van toepassing - het advies van het Cbp, maar dat omgekeerd het Cbp
niet adviseert over het wetsvoorstel waarin het advies van de Raad van State is verwerkt.
Het is de regering niet bekend hoe het Cbp oordeelt over de bedoelde bezwaren van de Raad
van State. Overigens is het Cbp in zijn eigen advies niet met deze bezwaren gekomen.
Op dit moment, zo stellen de leden van de PvdA-fractie, wordt er bij de registratie van
schoolverlaters ook gebruik gemaakt van de IB-Groep. Vanuit het veld krijgen de leden van
deze fractie signalen dat scholen geen contact kunnen krijgen met de IB-Groep als de
gegevens van de IB-Groep niet kloppen. Deze leden vragen of de regering deze signalen kent.
De regering kent deze signalen. Het volgende is aan de hand. Het aantal nieuwe voortijdig
schoolverlaters wordt bepaald op basis van het aantal in- en uitschrijvingen in het Bron. In
correspondentie van het Ministerie van OCW en de IB-Groep met scholen en gemeenten is
open gecommuniceerd over het gegeven dat in de tellingen op basis van het Bron een
(beperkte) groep jongeren bij de voortijdig schoolverlaters is gerekend, die daar mogelijk niet
toe behoort. Dit betreft bijvoorbeeld leerlingen die worden uitgeschreven in verband met een
overstap naar het niet-bekostigd onderwijs of naar een opleiding in het buitenland. Op dit
moment wordt de omvang van deze groep nader in kaart gebracht. Bij het Informatiepunt
8 Onderwijs, de helpdesk van de IB-Groep, kan men terecht met vragen over dit onderwerp. De
92
OCW 10
W3816.NAV 22
IB-Groep heeft echter niet de mogelijkheid om naar aanleiding van de opmerkingen van
scholen of gemeenten de in- of uitschrijfgegevens van de betrokken leerlingen in het Bron
aan te passen. Er zijn immers geen nieuwe inschrijfgegevens voorhanden en de IB-Groep kan
ook niet verifiëren wat de reden van uitschrijving van de leerlingen is.
Ook vragen zij of de regering hun mening deelt dat goede dienstverlening van de IB-Groep
richting de scholen een voorwaarde is voor invoering van het wetsvoorstel.
Een goede dienstverlening van de IB-Groep aan scholen en gemeenten is inderdaad een
voorwaarde voor de invoering van het wetsvoorstel. Daarom is de regering blij met de goede
ervaringen op dit punt, opgedaan tijdens de pilot en de uitrol van het digitale loket tot nu toe.
De leden van de SP-fractie stellen met betrekking tot de verwerking van bijzondere
persoonsgegevens de volgende vragen. De regering stelt dat bij algemene maatregel van
bestuur een nadere specificatie wordt gegeven van de gegevens die de school aan het
meldingsregister toevoegt. Deze leden vragen of de regering kan aangeven welke en wat voor
soort gegevens het hier betreft en of het bijvoorbeeld ook kan gaan om medische gegevens
die de school ter beschikking heeft en die mogelijk reden kunnen zijn voor verzuim. Zij
vragen of het mogelijk kan zijn dat de leerling zelf of een arts de school over medische zaken
heeft ingelicht en dat deze gegevens nu ter beschikking komen van de gemeente. Ook stellen
zij de vraag of, als dat zo is, dit niet leidt tot een vertrouwensbreuk tussen de leerling met
arts of school. Verder willen deze leden weten hoe de voorgestelde wijziging zich verhoudt tot
de discussie over het Electronisch Kind Dossier (EKD).
De regering heeft het voornemen om bij algemene maatregel van bestuur de volgende
gegevensset vast te stellen voor de uitwisseling via het digitale loket.
Door de school of instelling in te voeren:
Persoonsgebonden nummer leerling /
deelnemer
Begindatum verzuim
Einddatum verzuim Indien bekend
Vermoedelijke soort verzuim Keuze uit lijst (1)
Vermoedelijke reden verzuim Vrij veld (2)
Alle lessen gemist Ja/nee
Door school ondernomen actie Vrij veld (3)
Actie door gemeente gewenst Ja/nee
Toelichting als antwoord vorige vraag: nee Vrij veld (4)
Naam leslocatie Uit door de school beheerde lijst
Gegevens melder:
Naam
Functie
Telefoonnummer
E-mail
8
92
OCW 10
W3816.NAV 23
Telefoonnummer ouder of leerling
Afwijkend adres leerling: Indien verblijfadres afwijkt van GBA-adres
Straat
Huisnummer
Huisletter
Huisnummer toevoeging
Postcode
Locatie aanduiding
Plaatsnaam
Verzuim-specificatie:
Verzuimdagen
Verzuimuren
Door de gemeente in te voeren:
Status melding Keuze uit lijst (5)
Reden melding afgesloten Keuze uit lijst (6)
Toelichting afsluiting melding Keuze uit lijst (7)
Gemeentelijke contactpersoon:
Naam
Functie
Telefoonnummer
E-mail
Ad 1: luxe verzuim; beginnend verzuim; signaal verzuim; ongeoorloofd verzuim gedurende 3
of meer opeenvolgende schooldagen; ongeoorloofd verzuim van meer dan 1/8 in een periode
van 4 opeenvolgende lesweken; ongeoorloofd verzuim van 1 maand of langer.
Ad 2: toelichting per soort verzuim, wat betreft bijzondere persoonsgegevens beperkt tot één
van de drie categorieën: godsdienst of levensovertuiging, gezondheid, strafrechtelijke
persoonsgegevens.
Ad 3: bijvoorbeeld contact met de ouders, of afspraken met de leerling.
Ad 4: de school geeft hier aan waarom actie van de kant van de gemeente niet nodig is.
Ad 5: in behandeling; afgesloten; ter kennisgeving aangenomen.
Ad 6: terug naar school, opleiding hervat; inschrijving beëindigd, andere opleiding;
inschrijving beëindigd, werk; inschrijving beëindigd, overige redenen; inschrijving beëindigd,
leerling overleden; geen verzuim, langdurig ziek; geen verzuim, legitiem afwezig.
8
92
OCW 10
W3816.NAV 24
Ad 7: leerling is gezien door gemeente; er wordt actie ondernomen richting leerling door
gemeente; er loopt geen actie meer richting leerling.
Het kan nodig zijn in het kader van een melding aan te geven dat het verzuim vermoedelijk
een medische achtergrond heeft. De informatie die de school op dit punt verstrekt, dient
natuurlijk te passen in het doel waarvoor de melding wordt gedaan. Het zal dan ook in de
meeste gevallen niet noodzakelijk zijn (en dus niet passend in het doel) om medische
informatie - zo de school daarover al zou beschikken - te vermelden. De opmerking dat
vermoedelijk sprake is van ziekte zal in dit licht veelal voldoende zijn. Verder is in dit verband
van belang dat geoorloofd verzuim (bijvoorbeeld na ziekmelding) niet via het loket wordt
gemeld. De melding via het loket betreft alleen ongeoorloofd verzuim.
Het is niet waarschijnlijk dat een arts medische gegevens zou hebben verstrekt aan de
school. De arts is immers gebonden aan zijn beroepsgeheim. De mogelijkheid dat de leerling
zélf dergelijke informatie zou hebben verstrekt, is aanwezig. Mocht de school deze informatie
relevant achten voor de uitoefening van de taken van de leerplichtambtenaar dan is het te
verwachten dat de leerling (of zijn ouders) toestemming zal worden gevraagd voor de
verstrekking van die informatie. Als die toestemming niet wordt gegeven, kan de melding op
het formulier niet verder gaan dan de melding dat sprake is van ziekte. Gelet op een en ander
wordt geen vertrouwensbreuk tussen de leerling met arts of school verwacht.
Het meldingsregister relatief verzuim en het elektronisch kinddossier hebben geen relatie
met elkaar. Het meldingsregister heeft een beperkte functionaliteit ter facilitering van het
eenvoudig en uniform melden van verzuim. Wil sprake zijn van een zinvolle melding dan kan
het noodzakelijk zijn dat enige informatie omtrent de reden voor het verzuim aan de melding
wordt toegevoegd. Het elektronisch kinddossier is een digitaal dossier dat de bestaande
papieren dossiers in de jeugdgezondheidszorg geleidelijk moet vervangen. Dit dossier wordt
bijgehouden door consultatiebureau-artsen en verpleegkundigen van de
jeugdgezondheidszorg. Het betreft dus verschillende systemen, met verschillende
functionaliteiten en verschillende gebruikers. De discussie over het elektronisch kinddossier
heeft voornamelijk betrekking op de aard van de gegevens die in het dossier worden
opgenomen. Dat speelt niet in de situaties waarop het onderhavige wetsvoorstel betrekking
heeft. De gegevens die in het register zullen worden opgenomen zijn naar aard en inhoud
duidelijk gerelateerd aan het toezicht op verzuimende leerlingen. De gegevens die het betreft
zijn in de meeste gevallen geen andere gegevens dan de gegevens die nu tussen school en
gemeente worden gewisseld. Nieuw is alleen dat de IB-Groep als "uniform doorgeefluik" gaat
functioneren.
De leden van de SP-fractie merken op dat de regering stelt dat met de route via de IB-Groep
niet meer of andere gegevens over de spijbelaar bij de gemeente terechtkomen. De leden van
voornoemde fractie willen weten hoe deze uitspraak zich verhoudt tot het feit dat voor bve-
instellingen uitbreiding van de gegevens plaatsvindt met het gegeven `reden van uitstroom'.
Is de uitspraak van de regering in antwoord op de Raad van State niet feitelijk onjuist, zo
vragen zij.
8
92
OCW 10
W3816.NAV 25
De uitbreiding van de gegevensset voor bve-instellingen betreft een onderdeel van het
wetsvoorstel dat losstaat van het meldingsregister relatief verzuim. Het gegeven "reden van
uitstroom" wordt toegevoegd aan de gegevens die door bve-instellingen aan de IB-Groep
worden verstrekt voor opname in het Bron. Dit gegeven wordt aan de instellingen gevraagd
wanneer sprake is van de uitschrijving van een deelnemer zonder diploma. Het
meldingsregister gaat over relatief verzuim, dat wil zeggen, het niet volgen van onderwijs
terwijl de leerling wel is ingeschreven. De "reden van uitstroom", die niet wordt ingevoerd in
het meldingsregister, maar in het Bron, wordt gevraagd in een situatie van uitschrijving,
derhalve van mogelijk absoluut verzuim.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom alleen een voorontwerp en niet het complete
wetsvoorstel voorgelegd is aan het Cbp. Zij vragen of de regering bereid is dit alsnog te doen,
en zo neen, waarom niet.
Nee. Dit is een kwestie van terminologie. In formele zin is pas sprake van een wetsvoorstel,
wanneer dit ter advisering wordt voorgelegd aan de Raad van State. Het woord
"voorontwerp" wordt gebruikt in de daaraan voorafgaande fase, bijvoorbeeld wanneer over
een concepttekst advies wordt gevraagd aan een college als het Cbp. Voor het overige wordt
verwezen naar het hierboven gegeven antwoord op een deels overeenkomstige vraag van de
leden van de PvdA-fractie.
Ook vragen de leden van de fractie van de VVD of de regering het met hen eens is dat privacy
in dit wetsvoorstel een belangrijk punt van aandacht is, aangezien veel persoonlijke gegevens
in een elektronisch dossier bij de IB-Groep terecht zullen komen. Zij stellen de vraag waarom
de mogelijkheid bestaat in het meldingsregister van de IB-Groep ook `bijzondere
persoonsgegevens' zoals achtergrond van verzuim, maar bijvoorbeeld ook geloofsovertuiging
op te nemen, terwijl volgens de Raad van State de noodzaak hiervan niet is aangetoond.
De regering is het eens met de leden van de fractie van de VVD dat privacy in dit wetsvoorstel
een belangrijk punt van aandacht is. De regering is van mening dat zij deze kwestie
zorgvuldig heeft behandeld en daarin afgewogen keuzes heeft gemaakt. Zij spreekt tegen dat
er in het kader van het digitale loket een elektronisch dossier bij de IB-Groep wordt
opgebouwd. Er is sprake van een register met een duidelijk ingekaderde functionaliteit, strikt
ter ondersteuning van het uniform en eenvoudig melden van verzuim. Voor het overige wordt
verwezen naar de antwoorden die hierboven zijn gegeven op vragen van de leden van de
fracties van het CDA, de PvdA en de SP.
Het is nog onbekend, zo stellen de leden van de VVD-fractie, welke gegevenscategorieën
scholen kunnen invullen in de vrije velden. Deze leden vragen waarom nu niet aan de Kamer
wordt voorgelegd welke gegevenscategorieën dit kunnen zijn. Zij vragen of het waar is dat
scholen in principe, ondanks het aanbrengen van gegevenscategorieën, alles over een
leerling kunnen invullen in de zogenaamde `vrije velden'. Ook vragen zij hoe en door wie
wordt beoordeeld welke aangeleverde gegevens voor een dossier van belang zijn alsmede of
alle gegevens altijd ongefilterd worden opgenomen in het meldingsregister. Ook vragen de
leden of de regering van mening is dat bestrijding van schooluitval te allen tijde een meer
8
92
OCW 10
W3816.NAV 26
zwaarwegend maatschappelijk belang heeft dan de privacy van bepaalde gegevens. Wie
beoordeelt welk belang zwaarder weegt, zo vragen zij vervolgens.
Allereerst wordt verwezen naar het hierboven gegeven antwoord op een vraag van de leden
van de fractie van de SP over de gegevensset en de amvb.
De scholen zijn gehouden aan de voorschriften uit dit wetsvoorstel, de nog op te stellen amvb
en aan de Wbp. Wanneer zij persoonsgegevens invoeren die niet nodig zijn in het kader van
de verzuimmelding, treden zij dus buiten de wettelijke kaders. Wetsvoorstel en amvb bieden
een concrete normering. In de huidige situatie worden er geen voorschriften gegeven over de
inhoud van een verzuimmelding. Dit heeft geleid tot een zeer diverse praktijk van informatie-
uitwisseling tussen school en gemeente, waarbij wat kan of wat niet kan veel minder helder
is. De voorgestelde uniforme meldprocedure leidt tot een duidelijk ingekaderde gegevensset,
voorzien van een wettelijke basis.
De regering is van mening dat in het wetsvoorstel een verantwoorde afweging is gemaakt
tussen het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken
leerlingen en het belang van het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten. Het is
uiteraard aan de Tweede Kamer hierover een eigen standpunt te bepalen.
De leden van de VVD-fractie vragen of `afwezigheid wegens geloofsverplichting zoals een
bedevaart' voor een leerplichtambtenaar een geldige reden is om niet achter het
verzuimgeval aan te gaan, en, zo nee, waarom deze in te vullen optie dan van belang is in de
meldprocedure.
`Afwezigheid wegens geloofsverplichting zoals een bedevaart' is voor een
leerplichtambtenaar geen geldige reden om niet achter het verzuimgeval aan te gaan. Het is
voor de leerplichtambtenaar wel nuttig om al bij de melding van het verzuim te weten dat dit
de vermoedelijke reden is voor het verzuim. Opnemen in de melding voorkomt dat de
leerplichtambtenaar over dit gegeven separaat navraag moet doen bij de school (om het
vervolgens alsnog op te nemen in zijn administratie).
Zij vragen waarom wel telefoonnummer en afwijkend adres van de leerling kunnen worden
toegevoegd aan de melding, maar niet het telefoonnummer van de ouders.] Ook vragen zij
hoe worden ouders op de hoogte worden gebracht van de melding van verzuim.
Het telefoonnummer van de ouders kan wel worden opgenomen in de melding. Het ligt verder
voor de hand dat de school als eerste bij de ouders informatie inwint, wanneer een kind
afwezig is. Eveneens ligt het voor de hand dat de school de ouders informeert over de
wettelijke verplichtingen in verband met verzuim en verzuimmelding.
Voorts vragen de leden van deze fractie hoe de gegevens in het meldingsregister worden
beveiligd, hoe lang de gegevens bij de IB-Groep worden bewaard, en wie inzage heeft in de
gegevens die vanuit de school bij de IB-Groep en vervolgens bij de leerplichtambtenaar
terecht komen.
8
92
OCW 10
W3816.NAV 27
Het digitale verzuimloket is alleen toegankelijk voor geautoriseerde gebruikers. De IB-Groep
verstrekt een wachtwoord aan de geautoriseerde gebruiker van een school of gemeente. Bij
de geautomatiseerde gegevensuitwisseling in geval van de machine-tot-machine-koppeling
wordt gebruik gemaakt van zogenoemde certificaten, waardoor geautomatiseerde
authenticatie en identificatie plaatsvindt en waarmee de verstuurde gegevens worden
versleuteld.
De gegevens van een melding worden in het meldingsregister relatief verzuim bij de IB-Groep
bewaard gedurende het lopende studiejaar en het daaropvolgende studiejaar.
Zij vragen voorts of een leerling op verzoek zelf ook zijn of haar melding inzien en/of
aanpassen, alsmede hoe wordt voorkomen dat een leerling ten onrechte gemeld staat in het
meldingsregister of dat onjuiste gegevens worden opgeslagen.
Een leerling van wie verzuimgegevens worden gemeld heeft als betrokkene in de zin van de
Wbp de rechten van inzage en correctie die de Wbp aan de betrokkene toekent. Voor het
overige wordt verwezen naar het hierboven onder punt 3.1 gegeven antwoord op
overeenkomstige vragen van de leden van de fractie van het CDA.
Voorts stellen de leden van de fractie van de VVD de vraag of het waar is dat de uniforme
meldprocedure al vanaf 1 augustus 2008 landelijk wordt ingevoerd zonder wettelijke
grondslag, terwijl de Raad van State, in verband met privacywetgeving, adviseert
betrokkenen pas aan te sluiten op het nieuwe digitale loket als er een wettelijke grondslag is.
Deze leden vragen waarom de regering voorbij gaat aan het advies van de Raad van State en
daarmee een snelle invoering prefereert boven zorgvuldigheid.
Dat is waar. De positieve uitkomst van de in de periode november 2007 - april 2008 voor het
vo en mbo uitgevoerde pilot met het nieuwe loket voor verzuim heeft de regering aanleiding
gegeven om vooruitlopend op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel, met ingang van 1
augustus 2008 te starten met de landelijke invoering van de uniforme meldprocedure via het
digitale loket. Vanuit individuele scholen en gemeenten en vanuit Ingrado is een dringend
beroep gedaan op het Ministerie van OCW om het melden van relatief verzuim door scholen
op korte termijn beter mogelijk te maken. Ook de Tweede Kamer heeft een snelle invoering
bij herhaling breed gesteund. Bij de keuze voor de start van de implementatie vanaf 1
augustus 2008 is in aanmerking genomen dat gegevens over het relatief verzuim van een
leerling persoonsgegevens zijn als bedoeld in de Wbp en dat ten aanzien van deze gegevens
uitvoering dient te worden gegeven aan de algemene norm van artikel 6 van de Wbp, dat
persoonsgegevens in overeenstemming met de wet en op behoorlijke en zorgvuldige wijze
worden verwerkt en dat hiervoor, op grond van artikel 23, eerste lid, onder e, van de Wbp,
een wettelijke grondslag nodig is. De regering is zich ervan bewust dat de uniforme
meldprocedure in de periode vooruitlopend op inwerkingtreding van het wetsvoorstel geen
wettelijke grondslag heeft. Dit is ook door de Staatssecretaris van OCW gemeld in haar brief
aan de Tweede Kamer van 9 juli 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 26 695, nr. 55). De privacy-
nadelen voor de betrokken leerlingen zijn volgens de regering echter beperkt en
beheersbaar. Ten opzichte van de huidige situatie komen met de route via de IB-Groep niet
meer of andere gegevens over de spijbelaars bij de gemeente terecht. Het enige wat
8 verandert, is de weg waarlangs deze gegevens voor de gemeente beschikbaar komen: niet
92
OCW 10
W3816.NAV 28
rechtstreeks van de scholen, maar via de IB-Groep. De beveiligingsmaatregelen van de IB-
Groep zijn zodanig dat het risico van het "op straat belanden" van de persoonsgegevens vele
malen minder is dan in de huidige situatie, waarin gegevens via de mail of op papier door
scholen aan gemeenten worden verstrekt. Daarnaast hebben scholen via het digitale loket
uitsluitend toegang tot de gegevens van de eigen leerlingen, en gemeenten alleen tot
gegevens van de eigen inwoners over wie een verzuimmelding is ontvangen. Gelet op
enerzijds de verhoudingsgewijs geringe risico's, vanuit privacy oogpunt, voor de betrokken
leerlingen en anderzijds het belang van snelle invoering van het digitale loket ter
ondersteuning van de aanpak van het bestrijden van het verzuim en het voortijdig
schoolverlaten, en het brede draagvlak hiervoor, heeft de regering gekozen voor een zo snel
mogelijke invoering van het digitale loket, derhalve in het studiejaar 2008 - 2009.
7. Financiële gevolgen
De leden van de VVD-fractie stellen de vraag wat de eenmalige en de exploitatiekosten voor
de IB-Groep zijn.
De ontwikkelingskosten en de uitrol van het digitale loket bedroegen in 2008 2.230.000 en
zijn voor 2009 begroot op 2.940.000.
De structurele kosten zijn voor 2009 begroot op 369.000, voor 2010 op 830.000 en voor
2011 op 522.000.
Deze leden vernemen graag wat de eenmalige en de exploitatiekosten voor scholen en
gemeenten zijn. Ook willen zij weten wat het bijvoorbeeld kost om hun software aan te
passen.
Het digitale loket leidt in beginsel niet tot extra kosten voor scholen of gemeenten. Het
aanpassen van software is geen noodzakelijke voorwaarde voor het werken met het loket.
Wanneer er wel een software-aanpassing plaatsvindt, in verband met de keuze voor een
machine-tot-machine-koppeling, zijn de daaraan verbonden kosten afhankelijk van het
gebruikte pakket. De verschillende leveranciers van administratiepakketten hebben ieder
een eigen prijsbeleid. Dit is immers een vrije markt. De regering kent die verschillende
prijzen niet.
De leden van de fractie van de VVD vragen of daartoe extra budget beschikbaar wordt
gesteld.
Scholen en gemeenten ontvangen financiële middelen in het kader van het beleid ter
bestrijding van het voortijdig schoolverlaten. Deze middelen kunnen onder meer worden
ingezet voor de financiering van eventuele aanpassingen van hun software.
Ook vragen deze leden of het nodig is het personeel bij te scholen om met de software om te
kunnen gaan, en zo ja, wat de te verwachten kosten zijn.
Het werken met het loket is eenvoudig en vergt geen bijscholing.
8
92
OCW 10
W3816.NAV 29
De leden van de fractie van de VVD vragen ten slotte hoe alle extra kosten van het
wetsvoorstel door de regering budgettair worden gedekt.
De ontwikkelings- en exploitatiekosten van het digitale loket worden gedekt uit de begroting
van het Ministerie van OCW.
8. Uitvoeringsgevolgen
De leden van de SGP-fractie stellen de vraag of het in het voornemen van de regering ligt om
de jaaropgaven te laten vervallen wanneer het digitale loket naar tevredenheid werkt. Zij
vragen wanneer het functioneren van het digitale loket wordt geëvalueerd.
In de brief over de voortgang van de integrale aanpak van het schoolverzuim heeft de
Staatssecretaris van OCW het voornemen aangekondigd om de rapportage over leerplicht en
voortijdig schoolverlaten die gemeenten jaarlijks aan het Ministerie van OCW sturen, te
vereenvoudigen. In samenwerking met de VNG en Ingrado zal de vereenvoudigde rapportage
dit jaar worden ontwikkeld (Kamerstukken II 2008-2009, 26 695, nr. 63).
Het is het voornemen van de regering om het functioneren van het digitale loket te evalueren
aan het eind van het schooljaar 2009 - 2010. Dan is er één jaar ervaring opgedaan met het
digitale loket gedurende de landelijke uitrol, en is er nog eens één jaar ervaring opgedaan in
de situatie dat alle scholen in het vo en het mbo én alle gemeenten met het digitale loket
hebben gewerkt.
9. Administratieve lasten
De leden van de VVD-fractie stellen de vraag welke gevolgen het wetsvoorstel heeft voor de
bedrijfsvoering van de IB-Groep.
Het beheer van het loket is belegd bij de IB-Groep. Ten behoeve van het beheer zal de IB-
Groep zorg dragen voor een helpdesk, relatiebeheer en technisch beheer van het systeem. In
2009 zullen voor deze activiteiten 3 fte worden ingezet, in 2010 7 fte en in 2011 en de jaren
daarna 4,5 fte.
Ook vragen deze leden of er, gelet op de recente problemen in de bedrijfsvoering, genoeg
ruimte en capaciteit is bij de IB-Groep om alle meldingen goed te verwerken en tijdig aan
gemeenten door te geven.
Uit de pilot en de uitrol van het digitale loket tot nu toe is gebleken dat het goed en tijdig
verwerken van meldingen geen enkel probleem oplevert voor de IB-Groep.
Zullen door dit voorstel de Gemeentelijke Basis Administratie voor persoonsgegevens en het
centraal register Hoger Onderwijs meer informatie aan de IB-Groep moeten aanleveren dan
momenteel het geval is, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
8
92
OCW 10
W3816.NAV 30
Het digitale loket voor het melden van verzuim maakt gebruik van gegevens die in het Bron
zijn opgenomen. Dit is een efficiënte vorm van hergebruik van gegevens die scholen al eerder
aan de IB-Groep hebben geleverd, en die ze dus niet opnieuw behoeven in te voeren.
Onderdeel van het proces van gegevensuitwisseling tussen de scholen en de IB-Groep in het
kader van het Bron, zoals dat al een aantal jaren bestaat, is een controle van de
persoonsgegevens op overeenstemming met de GBA. Dit betekent dat er voor deze gegevens
overeenstemming is tussen het Bron en de GBA. Het digitale loket voor het melden van
verzuim maakt gebruik van deze gegevens, die dus al GBA-conform zijn.
Het Criho en het Croho zijn registers voor het hoger onderwijs. Studenten in deze sector
vallen buiten de Lpw 1969 en de rmc-regelgeving en derhalve buiten de toepassing van het
digitale loket.
De Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
8
92
OCW 10
W3816.NAV 31