4. Vragen Cie Eerste Kamer over het Groenboek Europese
beroepsbevolking werkzaam in de gezondheidszorg
Vragen Cie Eerste Kamer over het Groenboek Europese beroepsbevolking
werkzaam in de gezondheidszorg
Kamerstuk, 15 april 2009
De Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG
MEVA-CB-U-2922834
15 april 2009
Geachte voorzitter,
Hierbij stuur ik u de antwoorden op de schriftelijke vragen van de
Commissie voor Volksgezondheid en Sport / Jeugd en Gezin over het
Groenboek `Gezondheidswerkers in Europa' ( CO ( 2008)725).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
1
De commissie vraagt hoe het principe van vrij verkeer van personen
zich verhoudt met het uitgangspunt dat binnen de Europese Unie de
kwaliteit van de zorg in alle EU-landen van gelijkwaardig niveau moet
zijn.
1
Bij richtlijn 2005/26/EG (1) is de grensoverschrijdende toegang tot
zogenaamde gereglementeerde beroepen- in onder andere de zorgsector-
in de EER landen
(inclusief Zwitserland) vergemakkelijkt. Migrerende beroepsbeoefenaars
die hun beroepskwalificaties in een EER-staat hebben behaald, hebben
toegang tot hetzelfde gereglementeerde beroep in een andere EER-staat.
Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Algemene wet
erkenning EG beroepskwalificaties (2) .
In de richtlijn en in de wet is in grote lijnen het stelsel van
automatische erkenning van diploma's gehandhaafd voor de beroepen
waarvoor bij sectorale richtlijnen de inhoud en duur van de vereiste
opleidingen zijn gecoördineerd. In de zorgsector betreft het de
gereglementeerde beroepen van apotheker, arts, tandarts, verloskundige
en verpleegkundige. Daarnaast is er een algemeen stelsel van erkenning
van diploma's zodat onderdanen van de EER in beginsel als geschikt
worden beschouwd om een beroep uit te oefenen in een andere staat dan
waar de daarvoor vereiste opleiding is afgerond, zonder dat de
opleidingseisen voor dat beroep van tevoren zijn gecoördineerd. In de
gezondheidszorg vallen de krachtens artikel 34 van de Wet op de
beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) aangewezen
beroepen, onder dit algemene stelsel. Het algemene stelsel is in
Nederland ook van toepassing op de in artikel 3 van de Wet BIG
genoemde beroepen van fysiotherapeut, gezondheidszorgpsycholoog,
psychotherapeut. In het kader van het algemene stelsel kunnen
compenserende maatregelen zoals een aanpassingsstage of een proeve van
bekwaamheid, worden ingezet om de wezenlijke verschillen tussen de
door de migrant gevolgde opleiding en de opleidingsvereisten van de
ontvangende lidstaat te overbruggen.
Enkele instrumenten om de zorgverlening in de Europese Unie op een
gelijkwaardig kwalitatief niveau te houden, zijn het stelsel van
coördinatie van opleidingen, de automatische erkenning van de
betrokken diploma's en het algemeen stelsel voor de hiervoor vermelde
beroepen.
2
Voorts verneemt de commissie graag welke maatregelen de regering wil
en kan treffen om niet zozeer de migratie binnen de Europese Unie te
bevorderen als wel om de kwaliteit van de gezondheidszorg in de
verschillende landen op een goed niveau te houden.
2
De lidstaten van de Europese Unie hebben geen instrumenten om
zelfstandig invloed uit te oefenen op de kwaliteit van de zorg in
andere lidstaten.
Naast coördinatie van de opleidingen en het stelsel van erkenning van
diploma's, zoals bij mijn antwoord op vraag 1 uiteengezet, worden in
het Groenboek van de Europese Commissie instrumenten met een
aanvullend karakter gepresenteerd om langs die weg de kwaliteit van de
zorgverlening te verbeteren.
Het betreft het faciliteren van partnerschappen tussen betrokken
partijen, ondersteuning bij netwerken en uitwisseling van goede
praktijken in de zorg.
3
De commissie vraagt of dit niet juist zou moeten betekenen dat de
Nederlandse regering terughoudendheid moet betrachten als het gaat om
het toelaten van gezondheidswerkers uit landen waar juist de expertise
en ervaring van deze professionals hard nodig is.
3
Over de haalbaarheid en het effect van arbeidsmigratie ben ik
terughoudend. Er kleven ethische en praktische bezwaren aan
arbeidsmigratie. Zo is het niet terugkeren van gezondheidswerkers naar
hun thuisland een lastige kwestie. Ik ben van mening dat dit
onderzocht dient te worden. Ik ben daarom verheugd dat de
ZIP-commissie Arbeidsmarkt de mogelijkheden van arbeidsmigratie in het
kader van het arbeidsmarktadvies zal onderzoeken. Uiteraard zal de
ZIP-commissie Arbeidsmarkt ethische en praktische zaken meenemen in
het onderzoek.
4
Tevens vraagt de commissie hoe dit zich verhoudt tot eerdere
toezeggingen van de Minister van VWS om te bezien of een verbod op of
een beperking van het actief werven van zorgpersoneel in EU-lidstaten
waar reeds tekorten aan zorgpersoneel bestaan, mogelijk is.
4
Ik deel de zorg van de commissie dat binnen Europa voorkomen moet
worden dat welvarende landen binnen de EU zorgpersoneel gaan werven in
minder welvarende landen. Ten aanzien van Oost-Europa dienen we ons
wel te realiseren dat binnen de EU sprake is van een vrij verkeer van
personen. Voordat ik met een definitieve reactie kom, wacht ik met
belangstelling het advies van de ZIP-commissie Arbeidsmarkt af.
5
In het Groenboek wordt ten aanzien van deze kwestie doelgericht beleid
in het vooruitzicht gesteld. Dit beleid zou de negatieve effecten van
EU-migratie moeten aanpakken. Om welk beleid gaat het, zo vraagt de
commissie.
5
In het Groenboek worden de volgende initiatieven op dit terrein
voorgesteld:
o Bevorderen van bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten om gebruik
te kunnen maken van een eventueel overschot van artsen en
verpleegkundigen.
o Investeren in opleiding en werving van voldoende zorgverleners om op
EU-niveau zelfvoorzienend te kunnen zijn.
o Het aanmoedigen van grensoverschrijdende overeenkomsten voor
opleidingen en uitwisselingen van personeel, om langs die weg de
uitstroom van zorgverleners te beheersen.
o Bevorderen van mobiliteit van personeel in die zin dat zorgverleners
in een ander land een opleiding kunnen volgen en/of ervaring op kunnen
doen en na terugkomst in eigen land de nieuwe kennis en vaardigheden
in kunnen zetten.
6
Voorts vraagt zij hoe de Nederlandse regering hier tegen aan kijkt en
welke maatregelen de Nederlandse regering wil voorstellen en wil
treffen om de negatieve effecten van EU-mobiliteit te verminderen.
6
Nederland kan de hiervoor vermelde initiatieven van de Europese
Commissie om de negatieve effecten van de EU mobiliteit te
verminderen, ondersteunen.
Voorts betracht Nederland terughoudendheid bij het aantrekken van
zorgpersoneel uit Oost-Europa. Om de tekorten van zorgpersoneel terug
te dringen zetten de Staatssecretaris en ik met name in op de
beleidsvoornemens zoals uiteengezet in de arbeidsmarktbrief 2007 (3)
en in een nadere uitwerking van dit actieplan (4). Vooralsnog ga ik er
van uit dat Nederland in staat is de personele problemen in de zorg
geheel zelfstandig op te lossen. Het werven in het buitenland is
daarvoor niet nodig. Ik ben wel van mening dat dit alles goed
onderzocht dient te worden. Ik wacht daarom met belangstelling het
advies van de ZIP-commissie Arbeidsmarkt af.
(1) richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van
de Europese Unie van 7 september 2005, betreffende de erkenning van
beroepskwalificaties (PbEG, L 255)
(2)de Algemene wet erkenning EG- beroepskwalificaties van 6 december
2007 (Stb 2007, 530)
(3)Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 29 282, nr. 46.
(4) Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 29 282, nr. 71.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport