Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen van de leden Heerts en Van Dam over werklast bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens

15-04-2009 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Justitie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Heerts en Van Dam over de werkdruk bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Deze vragen werden ingezonden op 24 maart 2009 met kenmerk 2009Z05397.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van de leden Heerts en van Dam (PvdA) over de werkdruk bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Vraag 1

Kent u het bericht dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) het werk niet aan kan? 1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Is het bericht waar dat het Hof in Straatsburg een achterstand van 100.000 zaken heeft en dat deze achterstand deels te wijten is aan de toevloed van de Russische zaken?

Antwoord

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg heeft inmiddels een voorraad van meer dan 100.000 zaken. Deze voorraad neemt maandelijks met ongeveer 1500 zaken toe. Overigens wordt ongeveer 95% van de zaken niet-ontvankelijk verklaard.

Het aantal zaken bij het Hof is exponentieel toegenomen na de toetreding van nieuwe lidstaten in de jaren negentig. De huidige omvang van deze voorraad is voor meer dan 50% het gevolg van klachten tegen een viertal landen: de Russische Federatie, Turkije, Roemenië en Oekraïne.

Vraag 3

Hoe beoordeelt u deze achterstand? Is er sprake van een noodsituatie? Waarom niet?

Antwoord

Er is sprake van een structureel ernstige situatie. De gemiddelde behandelduur van zaken loopt op. Het Hof geeft om deze reden prioriteit aan zaken betreffende ernstige mensenrechtenschendingen en principiële zaken. Tevens heeft het Hof de laatste jaren enkele keren uitspraak gedaan in de vorm van zogeheten "pilot judgments", waarmee beoogd wordt een groot aantal vergelijkbare zaken in één keer af te wikkelen.

Nederland geeft in zijn beleid ten aanzien van de Raad van Europa hoge prioriteit aan het vinden van een oplossing voor de werklast van het Hof.

Vraag 4

Is naar uw mening het budget voor het EHRM te laag?

Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat heeft Nederland gedaan om het budget verhoogd te krijgen?

Welke uitbreiding van het personeelsbestand van het EHRM zou noodzakelijk zijn om de achterstand binnen afzienbare termijn tot aanvaardbare proporties terug te brengen?

Vraag 5

Heeft deze achterstand (ook) te maken met het te lage budget dat de lidstaten vrijmaken voor het EHRM en de rol van Rusland om de vereenvoudiging van de procedure tegen te houden?

Zo nee, waarom niet en waaraan is de achterstand dan te wijten?

Zo ja, wat moeten de lidstaten doen om het budget verhoogd te krijgen en welke rol heeft Rusland precies gespeeld bij de vereenvoudiging van de procedure?

Antwoord

Er zijn verscheidene redenen voor de huidige grote voorraad bij het Hof. Deze problematiek is niet te reduceren tot een kwestie van te weinig financiële middelen. Evenmin is de oplossing gelegen in verhoging van het budget alleen. Ingevolge artikel 50 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) worden de kosten van het Hof gedragen door de Raad van Europa. Het budget van het Hof is de afgelopen jaren al substantieel uitgebreid, ten koste van het algemene budget van de Raad van Europa, dat gelijk is gebleven.

Nederland heeft een bijdrage gegeven voor extra griffiestaf en aangedrongen op een grotere bijdrage van de lidstaten. Daarvoor bestaat helaas nog geen brede steun. Overigens is de opnamecapaciteit binnen het Hof van nieuwe griffiestaf relatief beperkt waardoor extra budget maar een beperkt effect heeft.

Kern van de zaak is dat het Hof momenteel niet optimaal is ingericht om de exponentieel toegenomen stroom zaken te verwerken. In Protocol nr. 14 bij het EVRM uit 2004 is een aantal maatregelen opgenomen die de efficiëntie van het Hof vergroten waarmee naar verwachting voor een substantieel deel de werkvoorraad beter kan worden beheerst. Protocol nr. 14 regelt onder meer dat zaken die reeds onmiddellijk herkenbaar zijn als niet-ontvankelijk dan wel als kennelijk ongegrond, alsmede zaken waarin duidelijk is dat de klager slechts een zeer gering nadeel heeft ondervonden, sneller kunnen worden afgedaan. Het protocol is door alle 47 lidstaten van de Raad van Europa ondertekend. Voor inwerkingtreding is echter ratificatie door alle lidstaten noodzakelijk. Rusland blokkeert nu als enige land de inwerkingtreding van dit protocol door te weigeren te ratificeren. Op dit moment wordt in de Raad van Europa bekeken op welke andere wijze het Hof zodanig kan worden geherstructureerd, dat de zaken op een snellere en minder arbeidsintensieve wijze kunnen worden verwerkt. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 7.

Vraag 6

Ziet u aanleiding Rusland aan te spreken op zijn obstructieve houding ten aanzien van de vereenvoudiging van de procedure? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is uw rol daarin?

Antwoord

In EU-verband is al enige jaren geleden afgesproken dit onderwerp in de bilaterale contacten met Rusland aan te blijven kaarten. De Minister van Justitie en ik hebben Rusland in de afgelopen jaren dan ook herhaaldelijk aangesproken op zijn houding in deze kwestie, meest recent tijdens het bezoek van mijn Russische collega Lavrov aan Nederland van afgelopen oktober. Ook de mensenrechtenambassadeur heeft tijdens zijn bezoek aan Rusland van afgelopen februari deze kwestie uitgebreid aan de orde gesteld. De Russische regering verwijst stelselmatig naar de Doema, die als parlement het laatste woord heeft over ratificatie. Desondanks zullen wij de Russische regering blijven aanspreken op de noodzaak Protocol nr. 14 te ratificeren.

Vraag 7

Wat wordt door de lidstaten, en met name door Nederland, gedaan om deze achterstand weg te werken?

Antwoord

Door de lidstaten van de Raad van Europa worden op vele fronten initiatieven genomen om de werklast bij het Hof het hoofd te bieden. Nederland is nauw betrokken bij de wijze waarop de voor dat doel meest cruciale bepalingen van Protocol nr. 14 EVRM toch ten uitvoer kunnen worden gelegd.

Onder Nederlands voorzitterschap is door een 'Reflectiegroep' in de Raad van Europa een groot aantal voorstellen gedaan voor zowel het Straatsburgse als het nationale niveau, welke voor een groot deel ten doel hebben de werklast van het Hof te beheersen. Het gaat hier onder meer om efficiëntere filtering van zaken door het Hof zelf en het verbeteren van nationale rechtsmiddelen tegen EVRM-schendingen.

Een door de regering aangevraagd advies van de Adviescommissie volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV) over deze problematiek is inmiddels toegezonden aan de Raad van Europa en zijn lidstaten. De aanbevelingen worden gebruikt in de discussie over de mogelijkheden om genoemde bepalingen ten uitvoer te leggen. De te gebruiken methode moet uiteraard zowel internationaalrechtelijk als nationaalrechtelijk aanvaardbaar zijn. Twee opties voldoen naar de mening van de regering aan dat criterium: 1) voorlopige toepassing van die bepalingen uit Protocol 14 en 2) de opstelling van een nieuw Protocol 14 bis, waarin die bepalingen zijn opgenomen en dat niet afhankelijk is van unanieme ratificatie. Nederland zet zich in voor een spoedige besluitvorming rond de te nemen maatregelen.

Wat Nederland zelf betreft kan worden opgemerkt dat van de meer dan honderdduizend zaken die op een beslissing van het Hof wachten er ruim vijfhonderd betrekking hebben op klachten tegen Nederland. In 2008 werd geen enkele klacht tegen Nederland gegrond verklaard. Ten aanzien van de verbetering van nationale rechtsmiddelen wordt gewezen op de voorbereiding van een wetsvoorstel dat beoogt te voorzien in een rechtsmiddel in civiele en bestuursrechtelijke procedures bij (vermeende) termijnoverschrijding door de rechter als bedoeld in artikel 6 juncto 13 EVRM.

Overigens heeft de Raad van Europa ook een aantal programma's ontwikkeld die erop gericht zijn klachten te voorkomen door verbetering van kennis in de lidstaten over het Hof, zijn procedures en uitspraken en door toe te zien op -correcte- naleving van de uitspraken door de lidstaten. Nederland ondersteunt dit door financiering van bijvoorbeeld het HELP-programma en het op Noors initiatief ingestelde Human Rights Trust Fund, ondergebracht bij de Raad van Europa-ontwikkelingsbank.

Vraag 8

Wat betekent de achterstand, het te lage budget en het verzet van Rusland tegen de vereenvoudiging van de procedure voor de mensenrechtensituatie in het algemeen?

Antwoord

De achterstand bij het Hof heeft als gevolg dat de behandeling van klachten van burgers lange tijd in beslag neemt. Het uitblijven van ratificatie door Rusland heeft geresulteerd in een toenemende discussie binnen de Raad van Europa om te komen tot andere oplossingen dan inwerkingtreding van het protocol, zoals hiervoor uiteengezet.