4. Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Schermers en Aasted
Madsen-van Stiphout (CDA) over een 16 jarige scholiere, die na het
operatief verwijderen van een hersentumor in drie jaar tijd 150
kilo is aangekomen
Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Schermers en Aasted Madsen-van
Stiphout (CDA) over een 16 jarige scholiere, die na het operatief
verwijderen van een hersentumor in drie jaar tijd 150 kilo is aangekomen
Kamerstuk, 15 april 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-TSZ-2921751
15 april 2009
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de Kamerleden
Schermers (CDA) en Aasted Madsen-van Stiphout (CDA) over een 16 jarige
scholiere, die na het operatief verwijderen van een hersentumor in
drie jaar tijd 150 kilo is aangekomen (2009Z05318).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over een 16-jarige
scholiere, die na het operatief verwijderen van een hersentumor in
drie jaar tijd 150 kilo is aangekomen 1) en van de reactie van de
Inspectie voor de Gezondheidszorg op het verzoek om bij dit 16-jarig
meisje een maagverkleining toe te passen? 2)
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat hier sprake is van een (medisch gezien)
uitzonderlijke situatie?
Antwoord 2
Nee. Kennelijk niet beïnvloedbare morbide obesitas bij kinderen is een
vaker voorkomend fenomeen.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u in dat licht het standpunt van de Inspectie, ook
gezien de progressieve gewichtstoename en het feit dat dit meisje
daardoor niet meer naar school kan, wat enorme gevolgen voor haar
toekomst heeft?
Antwoord 3
In haar reactie heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) het
beeld gecorrigeerd als zou voor het uitvoeren van een dergelijke
ingreep bij een adolescent met ernstige obesitas de toestemming van de
IGZ nodig zijn. De behandelaar is er op gewezen dat de afweging om bij
een individuele patiënt over te gaan tot het doen van een ingreep de
bevoegdheid is van de individuele professional. De inspectie kan voor
deze beslissing geen verantwoordelijkheid dragen.
Verder heeft de IGZ de kaders geschetst waarbinnen de professional
zijn afweging kan maken. Beroepsnormen alsmede wetgeving bepalen de
kaders en normen waarbinnen een dergelijke ingreep kan plaats hebben.
IGZ wijst de behandelaar er op dat er een richtlijn obesitas bestaat
waarin duidelijk staat aangegeven welke stappen genomen moeten worden
voordat overwogen kan worden tot een bariatrische behandeling. Deze
richtlijn geeft volgens IGZ aan dat er op dit moment nauwelijks
evidentie is betreffende de resultaten van een dergelijke ingreep.
Onder die omstandigheden zijn bariatrische ingrepen bij kinderen en
adolescenten slechts mogelijk binnen het kader van klinisch onderzoek.
Tenslotte stelt IGZ vast dat de professional zelf moet beoordelen of
de operatie noodzakelijk en verantwoord is en zo urgent dat blijkbaar
niet gewacht kan worden tot er een klinisch onderzoeksprotocol is
goedgekeurd en de behandelingen als klinische experimenten hun aanvang
kunnen nemen. De IGZ kan - indien tot een ultimum remedium ingreep
besloten wordt - zo nodig achteraf toetsen of er verantwoord gehandeld
is en of de urgentie zodanig was dat niet gewacht kon worden op een
goedgekeurd onderzoeksprotocol.
Naar mijn oordeel heeft de IGZ juist gehandeld door niet op de stoel
van de behandelaar te gaan zitten bij de beoordeling van ultimum
remedium ingrepen. Voor elke behandelaar geldt dat het werken binnen
de normen van de beroepsgroep het uitgangspunt is en ook hierover
heeft IGZ helder met de behandelaar gecommuniceerd. Sommige
beroepsverenigingen, zoals de Nederlandse vereniging voor Obstetrie en
Gynaecologie (NVOG), doen in hun leidraden een oproep aan de leden tot
zelfregulatie bij de introductie van nieuwe technieken en methoden,
door het respecteren van de volgende vuistregels 3):
a)
Voordat nieuwe technieken en methoden worden geïntroduceerd in de
klinische praktijk dient de effectiviteit, veiligheid en praktische
toepasbaarheid te zijn vastgesteld in wetenschappelijk onderzoek,
waarvan de resultaten gepubliceerd zijn in een peer-reviewed
tijdschrift.
b)
Indien het toepassen van nieuwe technieken of methoden vaardigheden
vereist die men niet beheerst, dient men zich hierin te scholen
alvorens de techniek zelfstandig en zonder supervisie toe te passen.
c)
Indien niet wordt voldaan aan de bovenstaande vuistregels, wordt
ontraden om deze technieken en methoden, of de uitvoering daarvan, (in
de pers) aan te prijzen.
Ik vind de communicatie vanuit de IGZ naar de zorgverlener, ook gelet
op deze professionele leidraad, adequaat en verwacht van zorgverleners
- ook buiten de kring van de gynaecologie - dat zij de inhoud van deze
aanbevelingen goed tot zich door laten dringen.
1) Limburgs Dagblad, 25 februari 2008
2) Limburgs Dagblad, 16 maart 2009
3) Nederlandse vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG):
Leidraad Introductie nieuwe technieken en methoden. Datum Goedkeuring:
2004-04-01, Verantwoording: NVOG, Versie: 1.0
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport