Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

Nieuws
Warme Pasen

12 april 2009 - Na twee warme dagen is ook Pasen vooral in het binnenland warm. In grote delen van Europa is het warm maar toch ligt er in de hogere delen van de Alpen nog voldoende sneeuw voor wintersport.
Pollenkrans in stuifmeelkorrels van een sparreboom in de zon (foto: Peter Paul Hattinga Verschure, Deventer)

Dat is de laatste jaren zeker met Pasen anders geweest. Vooral boven de 1200 meter ligt er nog veel sneeuw. Volgens MeteoSchweiz ligt er in La Chaux-de-Fonds op 1018 meter ondanks het zachte weer van de laatste dagen nog 27 cm. Zoveel sneeuw heeft daar in deze eeuw rond deze tijd niet eerder gelegen, meestal lag er begin april niets meer (zie ook Nader Verklaard -Alpensneeuw).

Uitzonderlijk warme aprildagen
In ons land sneeuwde het vorig jaar met Pasen en hadden we de koudste Paasdagen in veertig jaar. Dit jaar een heel ander verhaal dus met in het binnenland uitzonderlijk hoge temperaturen. Vrijdag 3 april was de eerste warme dag met 23,3 graden in Twente en Goede Vrijdag 10 april werd op enkele plaatsen bijna 25 graden gemeten. Eelde noteerde 24,8 graden, voor begin april en dit weerstation de op één na hoogste temperatuur in zeker honderd jaar. Alleen op 4 april 1946 was het hier met 25,0 graden nog een fractie warmer. De hoogste temperatuur ooit ergens in ons land in de eerste tien dagen van april gemeten is 27,4 graden op 3 april 1926 in Maastricht. Later in de maand zijn in het zuiden wel eens tropische temperaturen gemeten.

De eerste decade van april was in De Bilt met gemiddeld 11,4 graden op een na de warmste sinds tenminste 1901. Alleen de eerste tien dagen van april 1974 waren met 11,7 graden nog iets warmer.

Ook de tweede decade is warm begonnen: op 11 april werd in Arcen 23,1 graden gemeten (Nader Verklaard- aprilwarmte/ zie ook Verder lezen- beste en slechtste Paasdagen).

Grote temperatuurtegenstellingen
Ook op vrijdag 3 april lagen de temperaturen bij volop zon in het binnenland tussen 20 en 23 graden. De tegenstellingen in het weer waren toen bijzonder groot. Terwijl het grootste deel van het land baadde in zon en warmte meldde Vlissingen mist bij een temperatuur van 7 graden. Op zulke zonnige en warme voorjaarsdagen met weinig wind kan, door grote temperatuurverschillen tussen de koele zee en het warme binnenland, vlak aan zee de wind van zee gaan waaien. In het overgangsgebied van de koude zee naar het warme land ontstaan dan kleine luchtdrukverschillen, waardoor de wind van zee gaat waaien. De wind van zee kan mist meevoeren (zeevlam), zodat het aan het strand onaangenaam wordt. Het invallen van zeewind gebeurt meestal pas in de loop van de middag, wanneer de temperatuur boven land voldoende is opgelopen. Ook aan de oevers van grote meren en waterplassen kunnen temperatuurverschillen tussen water en land optreden, waardoor ook daar de wind plotseling vanaf het water kan gaan waaien (zie actuele waarnemingen onder Verder lezen en Nader Verklaard-zeewind).

Stuifmeel
Door het zonnige en warme weer is ook het stuifmeelseizoen begonnen. Stuifmeelkorrels kunnen net als ijskristallen in het zon aanleiding geven tot haloverschijnselen, zoals een pollenkrans. Peter Paul Hattinga Verschure, expert op het gebied van optische verschijnselen, verzamelt de waarnemingen voor de Vereniging voor Weerkunde en Klimatologie (zie ook Externe links- Pollennieuws, VWK en Natuurkalender).

---

Eerste uitgave: 13-03-09